|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Overzicht Griekse Muziek in April 2019
"The Aegean Project"Deze optredens worden aangekondigd als "een muzikale ontdekkingsreis, met volksmuziek afkomstig van de eilanden en de kusten van de Egeïsche zee, de Klein-Aziatische kust, de havensteden Smyrna (Izmir), Thessaloniki, Piraeus en Alexandrië (Egypte)". Tot pakweg een eeuw geleden vormde het oostelijke deel van de Middellandse Zee inderdaad één geheel, waar allerlei bevolkingsgroepen naast en met elkaar leefden. Hun respectievelijke culturen vertonen dan ook heel wat wederzijdse invloeden, en dat werd dan ook nog eens in de hand gewerkt door het levendige handelsverkeer. En uiteraard deden die schepen ook andere havens aan, zoals Marseille of Rotterdam. Op hun terugreis brachten ze dan niet alleen koopwaar mee, maar ook muzikale indrukken die de bemanning aan land had opgepikt. Het is dan ook volkomen logisch dat er - bijvoorbeeld - sterke oosterse invloeden te horen zijn in de volksmuziek van de Griekse eilanden, terwijl er in andere liedjes dan ineens de contouren van een walsje of een ander westers melodietje te ontwaren zijn. Maar het is niet omdat het logisch is, dat het niet verrassend zou zijn om dat zo allemaal naast elkaar te horen. Inderdaad een muzikale ontdekkingsreis dus. De reisleiders van dienst zijn:
Nogal wat leden van dit gelegenheidsensemble zijn oude bekenden, toch voor de liefhebbers van Griekse muziek in de Lage Landen. Zo is de violist Kyriakos Petrás ( Κυριάκος Πετράς ) bijvoorbeeld een vast lid van het ensemble "En Chordais", en in die hoedanigheid zat hij al talloze keren in de Lage Landen op het podium. In Nederland dateert zijn laatste doortocht (bij ons weten) al wel van april 2012 . En mensen met een goed geheugen kennen hem misschien ook nog van zijn optredens in februari 2003 , maar dan als lid van " Lalitades ". Over Gavrilos Kokónas (Γαβρήλος Κοκώνας) schreven we al uitgebreid toen hij in oktober 2017 zijn nieuwste album "Rebetiko Raporto" kwam voorstellen in België en Nederland (en ook toen deed hij trouwens in Amsterdam de Paradiso aan). We onthouden daaruit vooral dat hij naast zanger, componist, gitarist en bouzouki -speler, ook nog muziekdocent is. Dat is in dit kader vooral van belang omdat Yannis Kadoglou (Γιάννης Καδόγλου) één van zijn leerlingen is. Hij volgt al les bij Kokonas van toen hij zeven was. De Turkse percussionist Alper Kekeç kwam met een diploma van het Conservatorium van Izmir op zak naar Nederland. Van 2004 tot 2006 gaf hij in Amsterdam les in percussie, en daarna verhuisde hij naar Rotterdam, waar hij sindsdien doceert aan de prestigieuze CODARTS hogeschool. Uiteraard kent hij de Anatolische en Ottomaanse muziektraditie als zijn broekzak. Ook Marios Georgalás (Μάριος Γεωργαλάς) zou muziekleraar zijn, maar dan op het eiland Thasos, waar ook Gavrilos Kokonas vandaan komt. Bij ons weten zou dit zijn eerste optreden in Nederland worden. Sakis Mitkas (Σάκης Μήτκας) daarentegen woonde en werkte jarenlang in Nederland, uiteraard als muzikant. Hij verscheen voor het eerst op ons radarscherm in januari 2001 als lid van het "Trio Perix". In december 2015 en april 2016 verzorgde hij met het ensemble "Ta Tzimania" een paar benefietconcerten in Amsterdam, en in oktober 2017 vergezelde hij dan weer Gavrilos Kokonas toen die hier zijn "Rebetiko Raporto" kwam voorstellen. De Nederlandse trompettist, componist en producer Mark Nieuwenhuis lijkt op het eerste zicht de vreemde eend in deze Egeïsche bijt. Maar hij is wel - onder (veel) meer - gebeten door Noord-Afrikaanse ritmes, en bovendien was hij in 2017 mee op tournee met Yannis Charoulis . De Griekse pers schreef toen dat hij met zijn trompet bijdroeg tot de "cosmopolitische sound" van deze concerten. Hij heeft zijn zitje aan boord van dit "Aegean Project" dus wel degelijk verdiend.
Op de site sinds: 18/11/2018 Terug naar het begin van deze pagina. Monsieur DoumaniEuropean Tour 2019 (met nieuw album) Voor twieteraars is de titel hierboven een goede samenvatting, en dat in een 50-tal lettertekens. Als we er daar nog 92 bovenop doen, en schrijven "zeer dansbaar, gebaseerd op traditionele Cypriotische muziek, wereldwijd zeer goed onthaald" , dan moet zelfs iemand met een courgettebrein dat nog allemaal kunnen bevatten. Voor de anderen gaan we wat dieper in op de achtergrond, met toelichting en duiding. We leggen ook uit waar dat "courgettebrein" vandaan komt, en nog veel meer. InleidingDe mariadistel (Silybum marianum) is een plant met paarse bloemen, een behaarde stengel en bladeren met gele stekels aan de rand. Hij groeit vooral in het Middellandse-Zeegebied en zou een paar duizend jaar geleden door de Romeinen naar West-Europa gebracht zijn. De Griekse benaming is γαϊδουράγκαθο (gaïdourángatho). Letterlijk betekent dat zoiets als "ezelsdoorn", want een αγκάθι (angáthi) is een stekel of een doorn. "Αγκάθθιν" (Angathin) daarentegen is een nieuw album dat afkomstig is van Cyprus en dat door de auteurs ervan, de Cypriotische groep Monsieur Doumani, in april 2019 naar West-Europa gebracht wordt. En ze doen het beter dan de Romeinen, want in februari trekken ze met hun album door Indië en in maart zitten ze op Cuba. Eerder al waren ze in Rusland, Portugal, Hongarije, Bulgarije, Servië, Sardinië, Zwitserland en nog wat andere plaatsen. En na hun concerten in België en Nederland, die de aanleiding zijn voor dit artikel, trekken ze met "Angathin" verder noordwaarts, naar Denemarken, en dan weer terug naar Duitsland. Dit is al hun tweede "European Tour", en de eerste, in april 2016 , kende nogal wat succes. Voor hen was het "bijna net als thuis", want enkele van hun concerten in België en Nederland waren zelfs uitverkocht of volzet, net als op Cyprus zelf. Op onze april 2016 maandpagina kunt u nog altijd lezen wat we toen over "Monsieur Doumani" schreven. De muziek op "Angáthin"Daarna komt u hier weer terug, zodat we u (bijna) alles kunnen vertellen wat u moet weten over "Angáthin", dat al hun derde album is. Dit album is ook een logisch vervolg op de twee andere. Hun eerste album, "Grippy Grappa" (2013), bevatte bijna uitsluitend (bewerkingen van) traditionele Cypriotische liedjes. Op hun tweede album, "Sikoses" (2015), was dat minder dan de helft, de andere nummers hadden ze zelf geschreven. En nu, op "Angathin", zijn het bijna allemaal nieuw geschreven nummers, maar toch altijd in (hun interpretatie van) de stijl van de traditionele Cypriotische muziek. Ze maken dan wel geen gebruik van de instrumenten waarop die muziek doorgaans gespeeld wordt. Ze blijven integendeel trouw aan het klankbeeld dat inmiddels zowat hun handelsmerk is geworden: tzouras , gitaar en trombone. Waar nodig vullen ze dat aan met wat andere blaasinstrumenten of een scheutje elektronica. De samenstelling van het trio is nog altijd dezelfde als toen ze in 2011 begonnen. Het zijn:
En ze blijven ook zingen in hun eigen Cypriotische dialect. Dat valt eigenlijk al af te leiden uit de titel van het album. De verdubbeling van de medeklinkers is immers één kenmerk van het Cypriotisch, net als de uitgang op -n. Vandaar dat het "αγκάθι" uit het standaard-Grieks hier "αγκάθθιν" wordt. Bij het beluisteren van "Angáthin" zou je kunnen denken dat de jongens van "Monsieur Doumani" zich ongemakkelijk voelen met al die stekels, want ze zetten er al meteen vanaf het eerste nummer een stevig tempo in. Maar dat kan niet de verklaring zijn, want ze houden dat tempo aan tot op het einde van het album. Pas op het einde maken ze een "zachte landing". En zoals bij de vorige albums krijg je ook bij "Angáthin" waar voor je geld: het schijfje is goed voor bijna een uur muziek. Reacties op "Angáthin"Op de cover van "Angathin" staat een meisje met lange vlechten, in rugaanzicht, en in een houding die onmiddellijk doet denken aan het Vrijheidsbeeld in New York. Maar in plaats van een toorts houdt ze een distel in haar opgeheven hand. En vermits het een Cypriotische cd is, gaat het hier allicht om de inheemse gaïdourangatho of mariadistel. Nu stelt de echte mariadistel nogal wat eisen aan zijn habitat: hij gedijt het best in een warm klimaat en op een rijke, kalkhoudende bodem. Het album "Angáthin" daarentegen gedijt overal waar er muziekliefhebbers met open oren te vinden zijn. Het bewijs daarvan is een lange lijst met prestigieuze onderscheidingen. Het album staat bijvoorbeeld op nummer één in de top 100 van de "Transglobal World Music Chart 2018". Dat betekent "Best album of 2018" - het beste van de hele wereld, wel te verstaan. En het staat op nummer acht in de lijst van beste albums van 2018 van de "World Music Charts Europe". En het staat op nummer 20 in de equivalente lijst van de "fRoots Critics Poll" . En het kreeg de prestigieuze "Preis der deutschen Schallplattenkritik" in het tweede kwartaal van 2018, wat betekent dat het volgens de jury tot de beste albums behoort die er in die periode uitgebracht werden. En in mei 2018 werd het opgenomen in de "Songlines Top of the World" . De groep zelf maakt nogal wat indruk, ook op een internationaal publiek. Toen "Monsieur Doumani" bijvoorbeeld in november 2018, samen met nog 220 andere groepen uit de hele wereld, deelnam aan een wedstrijd voor wereldmuziek op Sicilië, waar (onder leiding van Elena Ledda) de "Andrea Parodi World Music Awards" uitgereikt worden, kwamen ze met niet minder dan vier prijzen naar huis, waaronder de "Critics Award" en de publieksprijs voor "Best Artist". Maar dat is niet nieuw, ook hun eerdere optredens vielen overal in de smaak. Meer relevant in deze context zijn de besprekingen van het nieuwe album "Angáthin" - en die staan overal vol lofbetuigingen. Het is opvallend dat de recensenten voor één keertje niet proberen om de muzikale stijl te gaan analyseren en "etiketteren". Ze beperken zich tot de vaststelling dat het gebaseerd is op traditionele Cypriotische muziek, met invloeden van andere stijlen, zoals jazz, rock, blues, hip-hop, balkan, ska, rembetika , ... Het is maar goed dat de gebruikelijke ontledingen achterwege blijven, want die zijn bijna per definitie gedoemd om te mislukken, en misleidend bovendien. Dergelijke albums zijn nu eenmaal niet in één hokje te vatten, en als je dat toch probeert, dan doe je ze onrecht aan. Bovendien ligt het publiek daar niet wakker van. Die luisteren naar de muziek voor wat ze is, en dan stellen ze vast dat ze die goed vinden. Zo simpel is dat. De vergelijking met de distel ligt alweer voor de hand. Er zijn heel veel plantensoorten die de mensen gewoon "distel" noemen, en ze bekommeren zich daarbij niet om de details. Botanici doen dat wel: die sloven zich uit om al die verschillende distelsoorten te catalogeren, en dan stellen ze vast dat de verschillende soorten niet eens tot dezelfde plantenfamilie behoren. Maar dat interesseert eigenlijk niemand anders. Of misschien toch? Voor een ezel is het verschil misschien toch ook wel van belang. De wegdistel bijvoorbeeld (die in in de Lage Landen wat vaker voorkomt dan de mariadistel) heet officieel "Onopordum acanthium". Die Latijnse naam is ontleend aan het Oudgrieks, waar het zoiets als "ezelwind" betekent (onos + pordí). Volgens de Romeinen zou de plant namelijk winderigheid veroorzaken bij ezels die er van eten. Het is (ons) niet bekend wat het album "Angathin" veroorzaakt bij politici en andere (officiële en officieuze) beleidsmakers die er naar luisteren. Misschien helemaal niets, want het is weinig waarschijnlijk dat ze zullen willen luisteren. In het liedje "Thorn of the cactus / Αγκάθθιν του κάχτου" staat het volgende: Τζαι, δε με, είμαι περήφανος που έμεινα αγκάθθινΜες τούντον λαχανόκηπον το μόνον που εν θα φάσιν Oftewel: En, kijk naar mij, ik ben er trots op dat ik een stekel gebleven ben,Het enige in deze hele groententuin dat ze niet zullen opeten. Het is dan logisch dat "ze", ondanks hun ongebreidelde hebzucht, deze keer toch geen neiging zullen hebben om "Angáthin" tot zich te nemen. Het album heeft immers zijn naam niet gestolen: het staat vol met stekelige teksten. waarin "Monsieur Doumani" met scherp schiet op allerlei wantoestanden. Op hun tweede album, "Sikoses", stonden ook al wel liedjes met maatschappijkritiek, maar dat is klein bier in vergelijking met "Angáthin". Naar eigen zeggen zijn de leden van "Monsieur Doumani" in de loop der jaren verder naar elkaar toegegroeid, en omdat ze elkaar nu veel beter kennen, kunnen ze ook hun gemeenschappelijke verontwaardiging beter onder woorden brengen. De humor, die er op "Sikoses" soms de scherpe kantjes afhaalde, is ook op "Angáthin" aanwezig, maar hier wordt het vaak satire. De teksten op "Angáthin"Ten behoeve van andere mens- en diersoorten dan ezels en politici heeft "Monsieur Doumani", net als bij "Sikoses", ook nu weer gezorgd voor een Engelse vertaling van de Cypriotische teksten. Ook Griekse recensenten zeggen trouwens dat die vertalingen hen hielpen om de teksten ten volle te begrijpen. Dat is echt wel nodig, want wie de teksten niet begrijpt, die mist toch wel een groot deel van de waarde van het album. De muziek op zich kan wel bekoren (zoals blijkt uit al de prijzen die het behaalde), maar de boodschap, die er in verpakt zit, heeft minstens evenveel waarde. Hun aanklacht geeft in de eerste plaats hun persoonlijke visie weer, maar die sluit naadloos aan bij de opinie van de Cypriotische jeugd. Bij dat publiek zijn ze dan ook razend populair. En tijdens hun buitenlandse optredens zorgen ze telkens voor een woordje uitleg, zodat de mensen minstens de context begrijpen. Helaas is die context niet zo moeilijk te begrijpen, want, ook al gaat het vooral over wantoestanden op Cyprus zelf, toch zijn die jammer genoeg universeel, en dus ook herkenbaar voor een buitenlands publiek. De niet aflatende corruptie bijvoorbeeld, of het toenemende racisme, of de ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de samenleving, of het niets ontziende winstbejag, of de desastreuze invloed van de mens op de natuur. Hun teksten klagen overigens niet alleen die wantoestanden aan. Ze roepen de luisteraar ook telkens op om er iets aan te doen. Dat kan van onderuit, door zelf te protesteren en zich niet de ogen te laten sluiten. Dat is trouwens zowat de rode draad die doorheen het hele album loopt. We mogen ons niet laten manipuleren, we moeten onze stekels opzetten en voor onszelf gaan denken en handelen. En ook die oproep is helaas vatbaar voor de export. Het slot van "Thorn of the cactus" zegt het met zoveel woorden: Έσιει τζαιρόν πολλύν που η οικουμένη πάει του κάκουΚανεί φρου-φρου...γίνε αγκάθθιν του κάχτου In de Engelse vertaling wordt die oproep: The world has been heading to hell for a long timeEnough of this coy nonsense... become a cactus’ thorn En waarom vindt "Monsieur Doumani" dat de wereld er niet beter op wordt? In de eerste plaats is er natuurlijk de Cypruskwestie . Die sleept nu al bijna een halve eeuw aan (sinds 1974) en er is nog altijd geen oplossing in zicht. Wel integendeel, een oplossing wordt vanuit verschillende hoeken tegengewerkt. Voor de drie leden van de groep is dat een erg concreet probleem. Ze groeiden immers op in Nicosia, de laatste verdeelde hoofdstad van Europa. De beelden van stadswijken, die door prikkeldraadversperringen doormidden gesneden worden, en van straten waar vijfenveertig jaar lang geen mens nog een voet heeft gezet, zitten dus onuitwisbaar in hun geheugen gegrift. Op "Angáthin" staat één liedje dat specifiek daarover gaat, en dat heet "Gel Burdá". De aanklacht zelf is hier wat minder scherp geformuleerd dan bij de andere liedjes, misschien omdat de situatie alom bekend is. Ze trekken bijvoorbeeld niet van leer tegen de absurditeit van een eengemaakt Europa, dat Cyprus als lidstaat opnam, ondanks het feit dat een groot deel van het eiland al decennia lang militair bezet werd door Turkije, terwijl er met datzelfde Turkije op dat zelfde moment óók toetredingsonderhandelingen aan de gang waren. De ene lidstaat die de andere bezet houdt dus, maar in de Europese logica is daar helemaal niets mis mee. In andere liedjes klagen ze dat soort hypocrisie wel degelijk aan, maar in "Gel Burda" beperken ze zich tot het oproepen van het droombeeld van een herenigd eiland, waar Turks-Cyprioten en Grieks-Cyprioten opnieuw vreedzaam naast en met elkaar samenleven. Daarmee vertolken ze het groeiend besef bij de Cypriotische jeugd - aan beide kanten van het prikkeldraad - dat er tussen hen weliswaar verschillen zijn, maar dat ze toch ook veel meer met elkaar gemeen hebben dan je op het eerste zicht zou denken. Je zou het ook kunnen omschrijven als het gevoel dat ze in de eerste plaats allemaal Cyprioten zijn, en dan pas Grieken of Turken. Door dat toenemend samenhorigheidsgevoel komt er ook steeds meer verzet tegen de pogingen van de respectievelijke overheden om de twee culturen te "zuiveren" van "vreemde" invloeden. Die "zuivering" drijft de twee bevolkingsgroepen immers steeds verder uit elkaar, en dat terwijl ze net weer toenadering tot elkaar willen zoeken, zodat het opnieuw kan worden als vroeger. Het is deze drang naar toenadering die "Monsieur Doumani" onder woorden wil brengen. Letterlijk dan, en op een originele manier. De tekst van "Gel Burdá" bestaat immers gewoon uit een reeks woorden die beide bevolkingsgroepen in hun respectievelijke dialecten gebruiken om hetzelfde begrip aan te duiden. Een aantal van die woorden zijn uiteraard ontleend aan het Turks, dat soms op zijn beurt bij het Perzisch of Arabisch ging lenen. Andere komen uit het Italiaans, zoals "ραφκιόλα" ("rafkiola") oftewel ravioli. Veel van die woorden komen trouwens ook in het standaard Grieks voor, zoals "(μ)πριζόλα" (brizola/prizola, kotelet), maar dat doet er in deze context niet toe. Het punt, dat het liedje wil maken, is immers niet dat beide groepen op Cyprus een gemeenschappelijke geschiedenis achter de rug hebben. Het punt is integendeel dat een gemeenschappelijke toekomst zeer goed mogelijk is. "We kunnen elkaar alvast vrij gemakkelijk begrijpen, gewoon door elk onze eigen moedertaal te gebruiken", lijkt het liedje te willen zeggen. De tekst is deze keer niet van "Monsieur Doumani" zelf, maar van een landgenoot en vriend van hen, Marios Epaminondas (Μάριος Επαμεινώνδας), een leraar met een bijzondere belangstelling voor geschiedenis. Hij omschrijft zichzelf ook als een "erratic activist", maar daar is hij misschien toch wel een beetje al te bescheiden, minstens wat het "erratic" betreft. Hij is er vast van overtuigd dat gewone mensen het vermogen hebben om veranderingen in hun eigen gemeenschap op gang te brengen, en hij laat geen gelegenheid onbenut om daar mee zijn schouders onder te zetten. En het zijn stevige en brede schouders. Zo zit hij - onder (veel) meer - in het bestuur van de "Association for Historical Dialogue and Research" (AHDR), een NGO die in essentie het geschiedenisonderwijs op Cyprus wil bevorderen. Maar ze gaan daarbij wel voluit voor samenwerking tussen de verschillende gemeenschappen op het verdeelde eiland, vandaar ook de "dialoog" in hun naam. De vzw heeft trouwens twee directeurs, een Turks-Cyprioot en een Grieks-Cyprioot, en ook de medewerkers komen uit beide "kampen". Ze hebben een hele reeks projecten op touw staan, waaronder een vertaalboekje met handige zinnetjes in de twee landstalen. Ze werken ook aan een online archief met krantenknipsels en ander historisch materiaal uit de recente geschiedenis. Ter plaatse, in Nicosia, hebben ze bovendien een uitgebreide bibliotheek en documentatiecentrum. En ook al gaat onze eigen website enkel over muziek, toch kunnen we het niet laten om voor één keertje een reistip mee te geven: sinds 2010 organiseert Marios Epaminondas namelijk zelf ook een “Nicosia walk”. Dat is een geleid bezoek aan de stad, maar dan (uiteraard) vanuit historisch perspectief. Wie dat wil meemaken, kan ook daarvoor terecht op de AHDR website. Er is nog veel meer over de man te vertellen, maar we hadden het eigenlijk over (zijn tekst van) het liedje "Gel burda". Marios Epaminontas heeft niet de pretentie een dichter te zijn, maar hij schrijft soms wel ludieke versjes voor en over zijn vrienden, om hen wat te plagen als ze samen op stap gaan. Ook de drie leden van "Mounsieur Doumani" zijn daar vaak bij, maar om die specifieke muzikale vrienden te plagen bedacht hij wat bijzonders: hij schotelde hen een paar teksten voor en daagde hen uit om die op muziek te zetten. Hij en "Monsieur Doumani" zitten met hun maatschappelijke visie op dezelfde golflengte, dus namen ze met veel plezier de handschoen op. Meer nog, ze zetten zijn teksten en hun muziek ook op hun albums. Een eerste liedje is "That's what the kitten wants", dat al op "Sikoses" verscheen. Epaminontas neemt daarin het nepotisme in de Cypriotische politiek op de korrel. Die tekst gaat over iemand die tot manager benoemd wordt, met als enige kwalificatie dat hij over de juiste partijkaart beschikt. De tweede tekst is dan "Gel burda", dat Epaminontas beschouwt als zijn bijdrage aan het bevorderen van de vriendschapsbanden tussen de Cypriotische gemeenschappen. En, zoals gezegd, gebruikt hij de vele gemeenschappelijke woorden in de twee landstalen daarbij als invalshoek. De woorden van het liedje heeft hij niet zomaar lukraak gekozen, en hij heeft ze ook niet willekeurig aan elkaar geregen. Er zit integendeel een zorgvuldig uitgekiende structuur in. De eerste strofe geeft een opsomming van allerlei lekkernijen uit de Cypriotische keuken, en wel in chronologische volgorde: van de borrelhapjes naar de hoofdschotel en dan een kopje koffie en een waterpijp als afsluiter, Dat we hier een feestmaal geserveerd krijgen, wordt nog duidelijker in de tweede strofe. Daar krijgen we een lijst van gemeenschappelijke karaktertrekken, van ernstig naar vrolijk, plus een opsomming van Cypriotische dansen en traditionele muziekinstrumenten. en dan is het natuurlijk in geen tijd "γλέντιν μες τον μαχαλλάν", feest in de wijk (of buurt). Ook de muziek van "Monsieur Doumani" zorgt voor een feestelijk tintje. Aan het einde van het liedje worden allerlei soorten mensen opgesomd: kreupelen, kaalkoppen, zelfstandigen, arbeiders, rijken en armen, ... kortom, iedereen dus. En die krijgen allemaal de oproep: Γκελ μπουρά κουνουσμά, γλέντιν μες τον μαχαλλάνDe twee eerste woorden van dat zinnetje, tegelijk ook de titel van het liedje, komen regelrecht uit het standaard Turks: "gel" betekent "laten we ..." en "bura" of "burda" is "hier". Het is dus een uitnodiging om bij elkaar te komen en samen iets te doen. De Engelse vertaling geeft dat goed weer: Come here, (let’s) talk to each other, (join the) festivity in the neighbourhood.Als die droom ooit werkelijkheid wordt, dan is de Cypruskwestie voorgoed opgelost. We moeten daarvoor niet wachten op initiatieven van hogerhand, aldus "Monsieur Doumani", want dan kunnen we nog lang wachten. We kunnen het beter gewoon zelf doen, en dat is ook echt niet zo moeilijk, we moeten gewoon wat vredelievender zijn. Dat komt duidelijk tot uiting in een ander liedje op het album, "Drinking and kissing / Μεθύσιν τζαι φιλίν". Dat is in feite een traditioneel Cypriotisch liedje (het enige op "Angáthin" trouwens) maar ze hebben daar alleen de melodie van behouden. De tekst daarentegen zetten ze helemaal op z'n kop. Het origineel heet "Petrakkouras" en daarin vertelt de zanger dat hij zijn geweer gaat bovenhalen om de man te doden die hem zijn geliefde Maritsa heeft afgepakt. Bij "Monsieur Doumani" wordt dat: Να πιάσω το σ̆ιπέττον μου που ’ζώστηκα με (το) ζόρινΟύχχου τζ̆’ ούχχου, μάνα μου, ψυσ̆ή μου, μαντζουράνα μου Τζ̆αι να τον σύρω του κρεμμού, θα σπάσει, εν ιμπόρει Ου, που να λαώννεται, με την ψυσ̆ήν καμώννεται. Of in de Engelse vertaling: I’m grabbing my shotgun, given to me despite my willOh and oh, my dear, my soul, my sweet flower Throwing it down the cliff will certainly break it Oh, let it suffer, my soul is blossoming. Het is verleidelijk om, bij dat geweer dat "ze" hem tegen zijn zin in handen hebben gedrukt, te denken aan de hardnekkige geruchten in verband met de onlusten tussen Griekse en Turkse Cyprioten in de jaren 1960. Die onlusten waren voor het Turkse leger het voorwendsel voor de invasie in 1974: ze wilden immers hun Turks-Cypriotische broeders beschermen tegen de gewelddadige Grieken. In werkelijkheid kwam het geweld van beide kanten. En volgens de geruchten zou dat georkestreerd geweest zijn van buitenaf (met name door de Britten). Met allerlei provocaties (door "onbekenden") zouden beide partijen tegen elkaar opgezet geweest zijn en vervolgens zouden ze wapens gekregen hebben "om zich te kunnen wreken". Daarmee was de sneeuwbal dan natuurlijk aan het rollen. Het doet in deze context niet ter zake of die theorie al dan niet juist is. Onwaarschijnlijk is ze zeker niet, en de techniek van "verdeel en heers" was trouwens al bekend bij de Romeinen. En in elk geval kijkt "Monsieur Doumani" ook hier niet naar het verleden. Ze kijken integendeel naar wat er vandaag gebeurt, op Cyprus maar ook elders in Europa en eigenlijk in heel de wereld. Overal worden bevolkingsgroepen systematisch tegen elkaar in het harnas gejaagd, en onder allerlei voorwendsels tegen elkaar opgezet. "Monsieur Doumani" ziet dat allemaal om zich heen gebeuren en waarschuwt dus voor de manipulatie die al dat racisme, de xenofobie, enzovoorts aanzwengelt. Ze lijken te beseffen dat het niet eenvoudig zal zijn om het tij (nog) te keren, want in "Where shall I bang it? / Που να την φατσήσω" zingen ze, enigszins vertwijfeld: Ράτσες, σημαίες τζ̆αι θεούς πού να τα φαραντζ̆ίσωΤον νουν σου άθθρωπε, πελλέ, για να τον ιξιδήσω Είσαι τζ’ εσού θηλαστικόν, γιατί εν τ’ αθθυμάσαι; Θαρκέσαι είσ’ ανώττερος; Ξύπνα πιον, μεν τζ̆οιμάσαι. Enigszins vrij vertaald: Hoe kan ik rassen, vlaggen en goden doen verdwijnenOm je verstand, dwaze mens, weer vrij te maken Ook jij bent een zoogdier, waarom weet je dat niet meer? Denk je dat je superieur bent? Word wakker, blijf niet slapen. Die manipulatie, en de oproep om zich daartegen te verzetten, is een steeds terugkerend thema in de teksten van "Angáthin". In "Fallow fields / Τ’ ακάμωτα" zingen ze bijvoorbeeld: Έσ̆ει μαστόρους τζ̆αι παρκαδόρους, θέσην σου βάλλουν που μιας αρκήςΈσ̆ει τζ̆’ υφάντρες, δήννουν τζ̆αι σφίγγουν, που τον ιστόν τους εν θεννά φκεις Vertaald: Er zijn opzichters en parkeerwachters, die je je plaats toewijzen van in het begin.Er zijn ook wevers, ze weven strak en nauw, en ze zullen je vangen in hun web. Een ander probleem, dat "Monsieur Doumani" met "Angathin" wil aanklagen, is de vernietigende impact van de mens op zijn milieu . En ook hier hebben ze het enerzijds over concrete situaties op Cyprus zelf, maar anderzijds trekken ze het ook open naar de rest van de wereld, waar overal hetzelfde gebeurt. Het liedje "Akamas' dragons / Οι δράτζοι τ' Ακάμα" gaat specifiek over de controverse rond het Cypriotische schiereiland Akámas (Ακάμας). Die controverse is al vele decennia oud, en onrechtstreeks is ze alweer een gevolg van de Turkse inval. Cyprus is een gedroomd vakantieland, maar de beste stranden liggen in het noorden. Daar waren ook de meeste hotels. Sinds de Turkse bezetting zijn die ontoegankelijk, en dus werd er aan de zuidkust in hoog tempo nieuwe infrastructuur gebouwd. Dat zorgde niet alleen voor nieuwe bedden voor de toeristen, maar ook voor werkgelegenheid voor de vluchtelingen. De keerzijde van de medaille was de overbebouwing, plus de vernietiging van de natuur die daarmee gepaard ging. Enkel het schiereiland Akámas (Ακάμας), aan de westkust, ten noorden van Paphos, bleef gespaard - gedeeltelijk en tot nog toe. Het is dan ook het laatste ongerepte natuurgebied van het hele eiland. Cyprus had van oudsher al een rijke inheemse flora en fauna, maar tientallen soorten zijn nu nog enkel op Akamas te vinden. En als het van enkele grote projectontwikkelaars afhangt, dan is ook dat binnenkort voltooid verleden tijd. Zij willen het gebied "ontsluiten" en er prestigieuze "all in" hotels neerzetten, De plaatselijke bevolking heeft daar dus niets aan, terwijl toch het hele schiereiland er zou moeten aan geloven. Er is immers heel wat plaats nodig voor de zwembaden, golfterreinen enzovoorts. En om dat alles toegankelijk te maken zouden er bijna 70 km nieuwe wegen moeten komen. Het hele project is eigenlijk zo onlogisch als wat, en bovendien in strijd met internationale regels inzake milieubescherming. Geen wonder dus dat er hardop gefluisterd wordt dat de betrokken politici gewoonweg omgekocht werden om voor de nodige bouwvergunningen te zorgen. Corruptie ligt inderdaad voor de hand. Akámas is immers opgenomen in "Natura 2000", een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten. Zo'n natuurgebied is geen reservaat, er zijn dus wel bepaalde activiteiten toegestaan. Daar zijn Europese richtlijnen voor, en massale vernietiging van de flora en fauna hoort daar beslist niet bij. Die richtlijnen gelden uiteraard ook voor Cyprus, vermits het in 2004 lid werd van de Europese Unie. Maar het blijkt steeds duidelijker dat die Unie niet meer is dan een tandeloze tijger. Het ergste wat er misschien kan gebeuren is dat Cyprus ooit een boete opgelegd krijgt, maar dan zou die toch uit de zakken van de bevolking moeten komen, en niet uit de bankrekeningen van politici die de richtlijn negeerden om daar zelf beter van te worden. Dus waarom zouden die weerstaan aan de verleiding? Wat er ook van zij, feit is dat de Cypriotische regering de vergunningen inderdaad al toegezegd had. Maar dat was zonder de bevolking gerekend. Er stak een storm van protest op, op initiatief van milieuverenigingen, maar wel met een heel breed draagvlak. Zij eisen dat het schiereiland definitief een volwaardig natuurreservaat wordt. Het grootste deel van het gebied is staatseigendom, dus dat zou niet zo moeilijk mogen zijn, maar de privé-eigenaars eisen natuurlijk schadevergoeding. Op het eerste zicht lijkt dat billijk, alleen verkochten inmiddels al heel wat van de oorspronkelijke inwoners hun lapje grond voor veel geld aan speculanten. Het zijn dus vooral die speculanten die hun geld terugwillen - en daar ook dure advocaten tegenaan kunnen gooien. Ze dreigen openlijk met claims die volgens hen "in de miljoenen" zouden gaan lopen. Bovendien zou de staat sowieso een hoop inkomsten mislopen als het project niet doorgaat, en die staat zit toch al krap bij kas door de crisis. In de zomer van 2018, vlak voor het project definitief zou goedgekeurd worden, kwamen de protesten tot een hoogtepunt. Er werd massaal betoogd. Ook de leden van "Monsieur Doumani" waren aanwezig, en op het einde deden ze ook mee aan het concert dat de manifestatie afsloot. Daar zongen ze het liedje "De draken van Akamas", dat dus ook op "Angathin" staat. Een citaat uit de tekst: Οι ππαράες αμάν μυρίσουν, φέρνουν δράκους να ρουφήσουννα μουντάρουσιν να ρουφήσουν, το πιθάρι να στρατζίσουν Μεν περιπαίζεσαι τζαι μεν πιστεύκεις, έχουσιν άνοστες ορέξεις Ήβραν τζαι θέλουσιν ήβραν τζ' εκάμαν, Κατω τα σιέρκα που τον Ακάμαν Oftewel: Van zodra de geur van geld zich verspreidt, trekt dat draken aan om het op te slokken.Ze vallen gulzig aan en slurpen de kruik helemaal leeg. Laat je niks wijsmaken, wees niet goedgelovig, ze hebben een walgelijke appetijt. Alles wat ze zien, dat willen ze hebben. Handen af van Akámas! Het massale protest lijkt toch wel enig resultaat te hebben opgeleverd. In november 2018 legde de regering een nieuw plan voor, waarin meer ruimte voorzien was voor een natuurreservaat. Maar critici zeggen dat er nog te veel onduidelijkheden inzitten over wat er dan wel toegelaten zou zijn in de andere delen, en ze blijven ook eisen dat het hele gebied beschermd wordt. Nu is dat slechts pakweg 75%. In het plan van de regering is er ook geen sprake van een "Appropriate Assesment", een milieueffectenrapport zeg maar, terwijl dat toch verplicht is door de Europese regelgeving. Het protest blijft dus aanhouden. Ook "Monsieur Doumani" geeft niet op, en ze verwijzen graag naar de online petitie waarmee de initiatiefnemers de Cypriotische president willen overtuigen om in te grijpen. Helemaal vanzelf zal de regering allicht niet door de bocht gaan, want in een ander liedje op "Angathin" verklaart "Monsieur Doumani" ook waarom er nu ineens zo'n vaart wordt gezet achter de "ontsluiting" van het Akamas natuurgebied. In "Mother and mistress of us all / Η τζυρά μας ούλλους" zeggen ze namelijk: Πουλούσιν τζ̆αι την μάναν τους αν εν να κάμουν λίρανΕννά σκεφτούσιν θάλασσαν, γλωρίαν για πανίαν; Ήβραν τζ̆αι κάμνουσιν τωρά με αφορμήν την κρίσην. Vertaald: Ze zouden hun eigen moeder verkopen om er aan te verdienen.Waarom zouden ze dan respect hebben voor de zee, de flora of de fauna? Ze doen gewoon hun zin, met de crisis als voorwendsel. Maar in de daarop volgende versregel waarschuwen ze dat vroeg of laat loontje toch om zijn boontje komt: Αννοίουν τρύπες μα η τζ̆υρά μέσα ’ννά τους ρουφήσειZe graven kuilen, maar Moeder Aarde zal hen daar allemaal in opslokken. Tegen die tijd is het natuurlijk wel te laat voor al die dier- en plantensoorten... Ook andere teksten op het album gaan over het milieu, of juister: over de verwoestende impact van de mens op zijn omgeving. Het liedje "Hey you / Έ άδρωπε" is daar een goed voorbeeld van: Ε, άδρωπε, που μάσ̆εσαι ν’ αρπάξεις, να στοιβάσειςΤην γην να κάμεις μάλιν σου, τον κόσμον ν’ αγκαλιάσεις Σαν έρκεσαι, χαρρεύκεσαι τον κόσμον εννά φάεις Μα πάλε πίσω νηστικός σαν ήρτες εννά πάεις Τρεις εν οι μέρες σου που ζ̆εις στην γην τζ̆αι βασιλεύκεις Την μιαν μωρόν, στες θκυο ’σαι νιος, στες τρεις γερνάς τζ̆αι φεύκεις Με βασιλιάς κρατίζει σε στην γην με θκιακονίτης Σήμμερον είσαι ζωντανός, αύριον μακαρίτης In de Engelse vertaling: Hey, you, you came to grab and to hoardTo own the earth, to clasp the world When you arrive, you think you’re going to gorge on the world But hungry as you came, that’s how you’ll depart You live and rule on this earth for only three days A baby the first, the second just a youth, the third you’re old and have to flee Neither king nor beggar can keep you on this earth Today you’re alive, tomorrow you’re dead De tekst gaat dan verder, door zich luidop af te vragen wat voor zin het heeft om zo driftig het aardse bezit na te jagen, want "je kan dat toch niet mee in je graf nemen". Op het eind van de rit zal je weer tot stof vergaan. en dus: Ο άδρωπος εν τρώ’ την γην, η γη τρώει το πλάσμαν!Humans don’t devour the earth, the earth devours the humans! Het citaat is wat langer uitgevallen dan de andere, maar deze tekst verdient dan ook wat extra aandacht, en dat vanwege de auteur. Het is namelijk een gedicht van Kyriakos Karneras (Κυριάκος Καρνέρας). Deze Cypriotische volksdichter leefde van 1900 tot 1986 en hij was eigenlijk herder van beroep. Bovendien kon hij niet lezen of schrijven. Dat lag niet aan hem, maar hij kwam uit een arm gezin met vele kinderen, en daarom moest hij al in loondienst gaan toen hij acht jaar oud was. Hij mocht zelfs het eerste jaar van de lagere school niet afmaken. Van 1917 tot 1918 werd hij als ezeldrijver ingelijfd bij het Engelse leger. Cyprus was toen immers een Britse kolonie . Na zijn demobilisatie kon hij zich enkele schapen aanschaffen en zo werd hij herder. Hij bleef ook herder tot op zeer hoge leeftijd. En tussendoor maakte hij gedichten - in zijn hoofd dan. Daar zouden ze ook gebleven zijn (en samen met de eigenaar van dat hoofd "door de aarde verslonden zijn") als zijn vriend Georgios Kasapis ze niet had opgeschreven. Kasapis was namelijk een geleerde, in de zin dat hij wél (nipt) zijn lagere school had kunnen afmaken. Hij realiseerde zich de waarde van die gedichten en zorgde ervoor dat ze uitgegeven werden. Op die manier heeft de ongeletterde herder toch vijf of zes dichtbundels op zijn naam staan. Zijn eerste gedichten gingen vooral over liefde en andere "banale" onderwerpen, maar vanaf 1974 - al dan niet toevallig het jaar van de Turkse inval - schakelde hij over naar maatschappijkritische beschouwingen. Het milieu speelde daar een voorname rol in, want als herder zat hij daar letterlijk en figuurlijk middenin. De tekst van het liedje "Hey you" komt trouwens uit zijn tweede dichtbundel "Νερά του Μάρτη" (Nera tou Marti, Wateren van Maart), en dat verscheen in 1974. Het is tussen haakjes merkwaardig dat de vroege gedichten van Karneras nogal wat woorden uit het katharevousa bevatten, de kunstmatige geleerde taal die in die tijd in Griekenland de officiële taal was. Niemand weet waar Karneras die woorden vandaan had, maar men vermoedt dat hij ze in de kerk opgepikt had. In elk geval raadde zijn vriend Kasapis hem aan om "zijn taal te kuisen", en voortaan gewoon het dagdagelijkse Cypriotische dialect te gebruiken. Ook dat was een goede zaak, want hierdoor werden de gedichten van Karneras veel frisser en spontaner. Zijn filosofische overpeinzingen worden nu beschouwd als één van de hoogtepunten van de Cypriotische volksliteratuur. Heropleving (en vertaling) van het CypriotischDie erkenning van Kyriakos Karneras (en enkele van zijn tijdgenoten) als volksdichter is relatief recent, en kadert in een vernieuwde belangstelling voor het Cypriotische dialect. Steeds meer Grieks-Cyprioten, vooral jongeren, gaan het gebruiken in situaties waar ze anders het standaard Grieks zouden hanteren. Dat kan je dan weer zien in het kader van het groeiende zelfbewustzijn van de Cypriotische jeugd, wat dan weer samenhangt met de drang naar toenadering tot hun "landgenoten aan de overkant", waar hoger al naar verwezen wordt. Het is dan ook geen toeval dat "Monsieur Doumani" in het Cypriotisch zingt. Ook op Cyprus probeerde (en probeert) men om dat dialect te marginaliseren ten voordele van het standaard Grieks, maar daar trekt het trio zich niks van aan. Toch is er bij "Mounsieur Doumani" ook nog een andere verklaring. Die is eigenlijk veel eenvoudiger, maar al even veelzeggend. Antonis Antoniou (die de meeste van hun teksten schreef) zei in een interview dat hij zich in zijn moedertaal, het Cypriotisch, veel beter kan uitdrukken dan in het standaard Grieks, ook al heeft hij dat laatste verplicht vanaf de lagere school moeten leren. Voor hem is en blijft het toch een vreemde taal, en de kleine maar belangrijke nuances kan hij daar minder goed in weergeven. Dat is natuurlijk wel een probleem voor de Engelse vertalingen, die bij het album zitten. Ook die kunnen niet alle nuances van de teksten weergeven, want die zitten vol met woordspelingen, metaforen of typisch Cypriotische uitdrukkingen. Toch heeft de vertaalster prima werk geleverd. Dat is niet meteen onverwacht, want het is opnieuw Nicoletta Demetriou die ook de teksten van "Angáthin" vertaalde. Ook voor "Sikoses" had ze al meegewerkt aan de Engelse tekst. Zij is een Cypriotische etnomusicologe, verbonden aan de universiteit van Oxford (UK) en gespecialiseerd in de traditionele muziek van het eiland (die zij trouwens zelf actief beoefent sinds haar kinderjaren). Eén van haar wetenschappelijke publicaties over dit onderwerp ging specifiek over ... het verschijnsel "Monsieur Doumani". Ze is dus de geknipte persoon om hun teksten te vertalen. Het resultaat is er dan ook naar. De "verpakking" van hun boodschap kan dan misschien niet voor de volle honderd procent weergegeven worden, maar de inhoud komt er wel degelijk goed doorheen. Een voorbeeld uit het liedje "Mishmash / Κολοκούθκια" : Έκατσες πά’ στον καναπέν τζ̆αι παίζεις με κουμπούθκιαΟ νους σου εκατάντησεν αυκά με κολοκούθκια Ξηκόλλα που τον καναπέν, ξαπόλα τα κουμπούθκια. Het is niet zo moeilijk om op het einde van de tweede regel het Cypriotische equivalent van de Griekse "κολοκύθι" (kolokithi, courgette) te herkennen. Die malse groente heeft de figuurlijke bijbetekenis van "nonsens" of "flauwekul", en dat is ook wat er hier in feite bedoeld wordt. In de Engelse vertaling wordt dat: You’ve sunk into that couch, you play with little buttonsYour brain is turning into a rambling mishmash Get off the couch, get rid of those little buttons Een vertaling als "je hersenen worden een courgette" zou misschien wel technisch juister geweest zijn, maar toch wat al te krom om door de bocht te kunnen. Anderzijds is het woord "courgettebrein" misschien wel een geschikt neologisme om de boodschap van "Angáthin" samen te vatten. Dat wordt dan zoiets als: "ze" proberen onze hersenfuncties uit te schakelen, zodat we allemaal een "courgettebrein" krijgen en niet meer voor onszelf kunnen denken. Dan kunnen "ze" gewoon hun zin doen. We mogen dat niet laten gebeuren. Ook de titel van het album zelf wijst al in die richting. Samen met de tekening op de omslag is duidelijk dat "Angáthin" (stekel, doorn) wel degelijk verwijst naar de stekels van een distel. Maar, zegt Antonis Antoniou , "achter de schoonheid van die bloem zit een zekere wildheid verborgen. Ze is mooi, dat wel, maar probeer haar niet lastig te vallen want dan bijt ze terug". Dat het hen menens is blijkt uit het liedje "Drinking and kissing / Μεθύσιν τζαι φιλίν" . Daar staat duidelijk wat de gevolgen zijn: Τζ̆’ εδάκκασεν με μια κουφή τζ̆’ εψόφησεν της ώραςΓιατ’ είχα γαίμαν της φωθκιάς, της αστραπής, της μπόρας En voor eventuele Nederlandstalige belagers: Een slang heeft me gebeten, en binnen het uur gaf ze de geestWant mijn bloed zat vol vuur, vol bliksem en vol storm. Als je het album beluistert, en merkt hoe gedreven ze hun boodschap brengen, dan vraag je je af waarom die slang eigenlijk niet ter plekke morsdood is gevallen ... SamenwerkingenGedreven of niet, ze brengen die boodschap niet op hun eentje. Aan "Angáthin" werkten nog een heleboel anderen mee, en daar is "Monsieur Doumani" erg blij om. Zoals gezegd schreef één van hun vrienden, Marios Epaminontas, voor hen de tekst van "Gel burda". Een andere vriend van hen, Yiangos Yiangou (Γιάγκος Γιάγκου), zorgde voor twee andere teksten. De ene is die van het liedje "Mishmash" (over het "courgettebrein"), de andere is die van "Where shall I bang it?" (waarin ons ingepeperd wordt dat we allemaal zoogdieren zijn, en dat rassen, vlaggen en godsdiensten niet van belang zouden mogen zijn). Over die liedjes hadden we het al hoger. Helaas kwam Yiangos Yiangou om het leven bij een verkeersongeval in september 2017. Hij was nauwelijks 38 jaar oud. De muzikanten van "Monsieur Doumani" droegen het album "Angáthin" dan ook aan hem op. De voorzijde van die hoes, dus de tekening van het meisje met de distel in haar opgeheven hand, werd gemaakt door alweer een andere vriend, iemand die bekend staat als "twenty three" . Hij (of zij?) is een publieke figuur op Cyprus, en een bekende naam in het groeiende wereldje van de "street art". Ook hij zit op dezelfde golflengte als "Monsieur Doumani" en vele leeftijdsgenoten. Veel van zijn muurschilderingen bevatten stevige maatschappijkritiek. Zo schilderde hij ooit een buitenlands uitziend dienstmeisje dat een t-shirt te drogen hangt met het opschrift "Ὲξω οι ξένοι", dus "Vreemdelingen buiten", of, vrij vertaald "Eigen volk eerst". Behalve als ze voor een prikje ons vuile werk doen natuurlijk. Als aanklacht tegen racisme kon het in elk geval tellen. Zijn tekening op de cover van "Angáthin" is dan eerder onschuldig, maar de stekels zitten immers binnenin. Nog iemand die het gedachtengoed van "Monsieur Doumani" deelt is "JULIO" . Op z'n Grieks geschreven wordt dat - in zijn geval - gewoon "JUΛIO". Hij is een bekende en actieve rapper, en de jongens van "Monsieur Doumani" leerden hem kennen via zijn werk. "Het stond in de sterren geschreven dat we ooit zouden samenwerken", zegt Antonis Antoniou , precies omdat ze dezelfde opvattingen hebben en die via hun muziek willen verspreiden. Nu staat het niet meer in de sterren, maar gewoon op de hoes van "Angáthin". Julio zingt namelijk, samen met Antonis Antoniou , het nummer "Thorn of the cactus", dat hierdoor een beetje een hip-hop karakter krijgt. Elk van hen zingt daarbij afwisselend zijn eigen tekst. Het citaat hierboven ("Ik ben er trots op dat ik een stekel gebleven ben") is van Julio, en bij hem is dat dus niet zomaar een zinnetje, maar wel zoiets als een geloofsbelijdenis. Ook de bijdrage van Michalis Tterlikkás ( Μιχάλης Ττερλικκάς ) aan het nieuwe album van "Monsieur Doumani" kan in zekere zin als een geloofsbelijdenis worden gezien. Het maakt immers duidelijk dat hij gelooft in de groep en in hun werk. En dat is niet niks. Tterlikkás is namelijk één van de voornaamste protagonisten van de "traditionele traditie" op Cyprus. Van zo iemand zou je dan verwachten dat hij niet wil horen van een trio dat "zijn" muziek niet speelt "zoals het hoort", en dan ook nog met de "verkeerde" instrumenten. Maar dat neemt niet weg dat er toch nog voldoende herkenbare elementen in hun muziek zitten, en als die dan ook nog eens een publiek bereikt dat geen pap lust van de traditie in haar "zuivere" vorm, dan ziet ook een "traditionalist" als Michalis Tterlikkás daar de waarde van in. Hij steunt de groep dus al van in het begin, en hij nodigde ze zelfs al een paar keer uit om aan concerten van hem deel te nemen. Nu blijkt zijn goedkeuring nog duidelijker uit zijn bijdrage aan "Angáthin". In dubbel opzicht zelfs. Alleen het feit al dat hij er zelf op meezingt is veelzeggend, en bovendien zingt hij een nieuw geschreven liedje ("Where shall I bang it?", op muziek van Antonis Antoniou en met de tekst van Yiangos Yiangou, waar we het hoger al over hadden). En eigenlijk sluit ook Tterlikkás zich hiermee aan bij de aanklacht tegen racisme, die in de tekst vervat zit. Het is misschien ook niet zonder betekenis dat Michalis Tterlikkás het enige "echt traditionele" melodietje op "Angáthin" overlaat aan "Monsieur Doumani" zelf. Het gaat dan om "Drinking and kissing", waarbij ze de tekst herschreven. U weet nog wel: in plaats van hun geweer te gebruiken om een rivaal te doden, gooien ze het in de afgrond aan diggelen. Het is dan interessant dat het origineel daarvan, "Petrakkouros", ontdekt werd door ... Michalis Tterlikkás . Hij hoorde het toevallig van een volkse vioolspeler en leerde het eerst zelf. Daarna gaf hij het op zijn beurt door aan zijn eigen ensemble, en zo werd het bewaard voor het nageslacht. En nu bouwt "Monsieur Doumani" daarop verder. Dat illustreert alweer iets anders. Vooral in buitenlandse interviews wordt hen vaak gevraagd of ze traditionele Cypriotische muziek spelen. Dat ontkennen ze ten stelligste, maar vervolgens spreken ze zichzelf impliciet tegen. Ze zeggen immers dat de traditionele muziek geen vast gegeven is. Ze wordt mondeling doorgegeven, leggen ze uit, en elke muzikant, die zo'n liedje aanleert, zingt en speelt het op zijn eigen manier. Maar dat is precies wat zij zelf óók doen - en dat is ook exact wat er gebeurde met "Petrakkouros", op zijn weg van die volkse violist, via de interpretatie van Tterlikkás , naar hun eigen versie op "Angáthin". En nu we toch aan het illustreren zijn: zoals gezegd krijgt "Monsieur Doumani" steun van traditionalisten als Michalis Tterlikkás , onder meer omdat die denken dat de traditie op die manier een nieuw publiek bereikt. Een treffende illustratie van hun gelijk is ... Marios Epaminontas, de tekstschrijver van "Gel Burda". Die vertelde in 2015, in een artikel dat hij schreef voor de "Cyprus News", dat hij nooit voeling had gehad met de traditionele muziek. Als stadsjongen herkende hij niets van de plattelandswereld die daarin beschreven werd, en als adolescent stoorde hij zich aan het folkloristische gedoe. Naar zijn gevoel was dat op het randje van het karnavaleske af. Hij luisterde dus liever naar andere, westerse muziek. En toen was daar ineens "Monsieur Doumani", met een nieuwe vorm van die aloude traditie, zowel muzikaal als inhoudelijk. Daar kon hij zich wel in vinden. Zo goed zelfs dat hij bevriend raakte met de muzikanten en teksten voor hen ging schrijven - waar zij dan een traditioneel klinkend muziekje onder monteerden. Maar dat weet u al, want daar hadden we het hierboven al over. En als u zelf al naar "Gel Burda" geluisterd heeft, dan is u misschien nog iets anders opgevallen: de tweede stem. Als die bekend in de oren klinkt, dan komt dat omdat die gezongen wordt door ... Thanasis Papakonstantinou (Θανάσης Παπακωνσταντίνου). Dat is niet alleen voor de luisteraar een verrassing, maar ook voor "Monsieur Doumani" zelf. Dat kwam zo: Papakonstantinou is één van die bekende Griekse zangers die investeerden in hun eigen opnamestudio. Bij de platenmaatschappijen wordt de studiotijd maar met mondjesmaat toegewezen, en een opname is dan altijd een beetje een haastklus. In je eigen studio daarentegen kan je naar hartelust sleutelen, experimenteren en repeteren zo lang je maar wil. De meesten van die artiesten stellen hun studio ook ter beschikking van minder begoede collega's. Dat doet ook Papakonstantinou . Zo kwam het dat "Monsieur Doumani" van zijn studio gebruik maakte voor de opnames van "Angáthin". En op een dag was ook Papakonstantinou zelf daar aanwezig, en hij kwam even luisteren waar ze mee bezig waren. Van het één kwam het ander, en nu zingt hij dus mee in "Gel Burda". Dat is niet meteen vanzelfsprekend, want voor zover (ons) bekend heeft Thanasis Papakonstantinou geen banden met Cyprus, en al evenmin met traditionele muziek. Zijn liedjes zitten meer in de hoek van de endechna , of desnoods kan je ze omschrijven als rock ballades. Maar "Gel Burda" lijkt niet meteen iets voor hem. En toch deed hij het. Ook Alkinoos Ioannidis was bereid om een nummertje mee te zingen op "Angáthin", maar dat was met voorbedachten rade - toch van de kant van "Monsieur Doumani". Zoals gezegd zitten de meeste liedjes van het album "vol vuur, vol bliksem en vol storm", maar als afsluiter wilden ze toch wel graag iets dat wat rustiger was. Met die zachte landing voor ogen schreven ze "Little star / Αστερούιν" . Ze wisten ook wie dat liedje prima zou kunnen zingen, namelijk hun landgenoot Alkinoos Ioannidis . Hij was in hun ogen de geknipte man om het album af te sluiten met een boodschap van hoop en liefde. Maar ze kenden hem niet zo goed, en het was dus met een klein hartje dat ze hem het liedje toestuurden, met daarbij de vraag of hij eventueel misschien ... Ze hadden zich geen zorgen hoeven te maken, want Alkinoos luisterde één keer en was meteen overtuigd. Het fonkelende "Sterretje" van "Monsieur Doumani" werd tot in het verre Rusland opgemerkt. Een Russisch koor in Sint-Petersburg zong het liedje in het Cypriotisch, en een opname daarvan is als bonus track te vinden op het album "Angáthin". Dat is niet zo onwaarschijnlijk als het misschien klinkt. Dat Russische koor staat namelijk onder leiding van de Cypriotische componist Andreas Kameris (Ανδρέας Καμέρης), die in Sint-Petersburg woont en werkt. "Monsieur Doumani" leerde hem daar kennen in december 2016, toen ze er deelnamen aan een festival van wereldmuziek. Ze bleven in contact en hij was dus op de hoogte van hun plannen voor "Angáthin". Bovendien had "zijn" koor al eerder Cypriotische liedjes gezongen, waaronder enkele traditionals. Hij maakte een geschikt arrangement van "Asterouin" en de koorleden studeerden het in met veel ijver en enthousiasme. BesluitWie het volgehouden heeft tot aan het einde van dit lange artikel, die is goed voorbereid op de concerten van "Monsieur Doumani". Plaatsen, data en andere details staan hieronder. Ook wie de groep al eerder gehoord heeft, of wie vertrouwt op het oordeel van de internationale wereldmuziekpers (en de talrijke onderscheidingen die "Angáthin" uit die hoek kreeg, zie bovenaan dit artikel), zal allicht belangstelling hebben. Meer over de groep zelf leest u - zoals gezegd - in het artikel op onze april 2016 maandpagina , geschreven naar aanleiding van hun eerste "European Tour".
Op de site sinds: 16/01/2019 Terug naar het begin van deze pagina. BonnendisMuziek van de Griekse eilanden Het ensemble "Bonnendis" brengt traditionele muziek van de Griekse eilanden, vooral dan van Rodos, Karpathos en Kreta. Ze hebben Londen als thuisbasis en ze bestaan uit:
De samenstelling van het ensemble ( tsambouna , lyra en luit ) is eigenlijk typisch voor de traditionele Griekse eilandmuziek. Uiteraard zijn er verschillen tussen de ene eilandengroep en de andere, en daarbinnen zelfs van eiland tot eiland. Maar deze drie muzikanten concentreren zich vooral op de eilanden in het oosten van de Egeïsche zee, en daar zijn er onderling heel wat gelijkenissen. De muziek van Karpathos bijvoorbeeld lijkt erg op die van Kreta, die bij ons toch meer bekend is. Alleen lijken de tradities op Karpathos wat langer in hun oude vorm bewaard gebleven te zijn, terwijl zich op Kreta allerlei ontwikkelingen voordeden die leidden tot de traditie zoals we die vandaag kennen. De tsambouna of doedelzak werd vroeger in heel Europa bespeeld (en dus zeker niet alleen in Schotland). In Griekenland komt het instrument in twee uitvoeringen voor, de gaida op het vasteland en de tsambouna op de eilanden. Op Kreta heet die laatste meestal askomandoura. Ook de lyra komt men in verschillende vormen tegen. Die van Karpathos is peervormig en lijkt het meest op de Kretenzische lier , maar is wat eenvoudiger van uitvoering. De tsambouna en de lyra van Karpathos hebben een enigszins andere klank dan hun tegenhangers op Kreta, en er zijn ook verschillen in speelwijze. Maar voor een leek zijn ze nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Vroeger bestond een traditioneel orkestje enkel uit deze twee instrumenten, en de combinatie werd dan ook lyrotsámbouna genoemd. Het derde instrument, de laouto of luit, is pas in het begin van de vorige eeuw (rond de Eerste Wereldoorlog) in zwang geraakt, maar heeft zich intussen toch een vaste plaats verworven. Op Karpathos heeft het wel wat langer geduurd dan elders. Meer over deze en nog vele andere instrumenten leest u in onze rubriek Achtergrondinformatie -> Instrumenten . De broers Thodoris en Nikos Ziarkas werden geboren op Rodos, en ze groeiden daar ook op. Maar hun vader kwam van het Noord-Griekse vasteland, meer bepaald uit Yannina, en moeder was van Karpathos, het eiland "vlak naast" Rodos. Als kleine jongens kregen ze dus al meteen drie verschillende tradities mee. De traditie van Karpathos speelde toch wel een belangrijke rol, want het was daar dat de familie naar de dorpsfeesten ging. Die dans- en feestmuziek is hen altijd bijgebleven. En ze hadden allebei ook aanleg voor muziek. Thodoris Ziarkas (Θοδωρής Ζιάρκας) leerde als kleine jongen eerst lyra en tsambouna spelen. Daarna ging hij naar de muziekhumaniora, waar hij koos voor de contrabas. Zijn jongere broer Nikos Ziarkas (Νίκος Ζιάρκας) had meer belangstelling voor de laouto . Dat was eigenlijk de schuld van zijn moeder. Op zijn zevende verjaardag kreeg Nikos van haar een plaat van Psaronikos , alias Nikos Xylouris . Die wordt niet voor niets beschouwd als een fenomenale vertegenwoordiger van de Kretenzische muziek. Ook zijn kleine (voor)naamgenoot was er meteen van ondersteboven. "Mama, dat wil ik ook kunnen", zei hij. De laouto leek dan de beste invalshoek, maar zijn ambitie moest wel nog even op ijs. Zijn armpjes waren nog te kort voor de grote klankkast van een echte laouto , dus moest hij het eerst stellen met een mandoline . Maar later vonden zijn ouders op Rodos toch een belangrijke lyra-speler, die nog les had gekregen van Kostas Moundakis , en die nu op zijn beurt les gaf in Kretenzische muziek. Bij hem leerde ook Nikos Ziarkas het vak. Het ligt voor de hand dat al dat "Kretenzisch geweld" ook de oren van zijn broer niet ongemoeid liet. Toen het tijd was voor de muziekhumaniora koos Nikos Ziarkas voor de gitaar, wat misschien niet zo verrassend lijkt, maar hij ging zich ook toeleggen op de ... westerse rock. Later gingen de twee broers samen naar Londen om verder muziek te studeren. Het gevolg is dat ze nu allebei ook jazz doen, plus nog een heleboel andere dingen. Samen zijn ze actief in misschien wel twintig verschillende ensembles. In sommige daarvan spelen ze allebei, in andere zit slechts één van hen. Hun mede-muzikanten zijn soms Grieken, maar even vaak is zo'n ensemble een bont internationaal gezelschap. Twee namen die in de Lage Landen misschien een belletje doen rinkelen zijn " Daemonia Nymphe ", waarin Thodoris Ziarkas samen zit met andere Grieken, en het " Michalis Kouloumis Trio", waarin ze allebei meespeelden met deze Cypriotische violist. Een goed voorbeeld van een internationaal gezelschap is "Valia Calde", door hen opgericht in 2012 om "alternatieve jazz" te spelen: eigen composities, gebaseerd op de Griekse traditie, maar vermengd met allerlei andere stijlen. Het helpt daarbij dat het ensemble, naast de gebroeders Ziarkas, ook nog twee Engelsen en een Portugees omvat. Dat zijn dus drie verschillende culturen, en bovendien hebben ze allemaal hun eigen muzikale achtergrond. Interessant is dat de naam van het ensemble uit het Vlachisch afkomstig is. Daar staat "valia calde" voor "warme vallei". Ze kozen die naam omdat vader Ziarkas uit Yannina kwam, een streek waar vele Vlachen wonen. Eén van hun andere "multinationals" is "Bonnendis" zelf. Het internationale luik van dit ensemble wordt ingevuld door Cassandre Balosso-Bardin. Zij is namelijk een Française die zich later in Londen vestigde. Een Française die doedelzak speelt, het lijkt niet meteen een voor de hand liggende combinatie. Anderzijds zijn er ook niet zoveel mensen op deze aardbol die doctoreerden over dat onderwerp (de doedelzak, niet de combinatie). Toch is dat precies wat zij deed. En zoals zo vaak is dat eigenlijk aan het toeval te danken. Als klein meisje was Cassandre al gepassioneerd door muziek. Ze speelde al blokfluit toen ze pas vijf was. Later studeerde ze ook in die richting, maar ze koos voor de oude muziek. Kenmerkend voor deze vorm van westerse kunstmuziek is niet zozeer de datum waarop ze geschreven werd, maar wel het feit dat ze gedurende een zekere tijd niet meer uitgevoerd werd. Het gevolg is dat men nu niet meer weet hoe ze indertijd heeft geklonken, laat staan hoe de componist heeft gewild dat het zou klinken. Ook heel wat instrumenten uit die tijd zijn verloren gegaan, of toch minstens hun speeltechniek. Men moet dat alles dus proberen te reconstrueren, bijvoorbeeld aan de hand van de tijdsgeest, enkele bewaard gebleven documenten, afbeeldingen op oude schilderijen en dergelijke. Toen Cassandre Balosso-Bardin in 2006 afstudeerde met een "Diplôme d'Études Musicales", had ze niet alleen een stevige muziektechnische onderbouw meegekregen, maar nog allerlei andere vaardigheden die ook een detective goed van pas zouden komen. Even leek het er op dat ze in de richting van de oude muziek zou doorgaan. Zo speelde ze onder meer een tijdje bij het "Centre de Musique Baroque de Versailles". Maar intussen was ze, tijdens haar vele reizen naar Spanje, ook in de ban geraakt van de doedelzak zoals die in Galicië (en het daarbij aansluitende noorden van Portugal) gebruikt wordt in de volksmuziek. Dat instrument heet trouwens ook "gaita" maar het lijkt meer op een Schotse doedelzak dan op de gaida van het Griekse vasteland. "Als ik de klank van de gaita hoorde", lacht ze, "dan wist ik dat er ergens in de buurt een feest aan de gang was". Maar het waren niet alleen de feesten die op haar een magnetische aantrekkingskracht uitoefenden, maar ook de klank van het instrument op zich intrigeerde haar. Daarom leerde ze het zelf ook spelen. Van het één kwam het ander, en zo begon ze opnieuw te studeren, maar nu richting volksmuziek. Ze begon met een master in musicologie aan de Sorbonne in Parijs, aangevuld met een diploma etnologie van de universiteit van Nanterre. Tussendoor volgde ze ook nog podiumtechnieken aan een conservatorium in de buurt. In 2006-2007 ging ze als Erasmus-student naar Keulen om daar musicologie en etnomusicologie te studeren. Met een master in Engelse linguistiek, alweer van de Sorbonne, was ze klaar voor de volgende stap. Daarvoor trok ze naar Londen, waar ze etnomusicologie studeerde aan het prestigieuze SOAS (School of Oriental and African Studies). In 2015 behaalde ze daar haar doctoraat met een studie over de xeremia, de doedelzak van Mallorca. Het was de eerste keer dat er daar een academische studie aan gewijd werd, en ook haar aanpak was niet echt gebruikelijk voor academici. Ze had namelijk dertien maanden lang zelf op Mallorca gewerkt als "xeremier", als doedelzakspeelster dus. Dat betekende eerst en vooral in de leer gaan bij de gevestigde spelers, en vervolgens samen met hen gaan optreden. Zij luisterde (en noteerde) aandachtig naar al de verhalen en anekdotes die ze te horen kreeg. Zo kon ze het oude instrument niet alleen muzikaal analyseren, maar het ook situeren in zijn antropologische context. In 2016 vervolgde ze met een postdoctoraat, opnieuw aan de Sorbonne, waar ze de armbewegingen van doedelzakspelers in kaart brengt. Voor een buitenstaander lijkt het of ze die arm gewoon maar gebruiken om de lucht naar buiten te persen, maar in werkelijkheid beïnvloeden ze daarmee op subtiele wijze ook de toonhoogte en nog wat andere aspecten van de klank. Ze gaf en geeft ook les. Tijdens haar studies aan de SOAS bijvoorbeeld werkte ze daar ook als onderwijsassistente, en ze nam er de cursus "Introduction to Music Analysis" voor haar rekening. Tegenwoordig (2019) doceert ze aan de Lincoln University. Tussendoor, in 2012, had ze in Londen nog even de "International Bagpipe Organisation" opgericht, waar ze nog altijd voorzitter van is. Ze heeft een hele reeks publicaties op haar naam staan, zowel in wetenschappelijke als in vulgarisende tijdschriften, en ze geeft regelmatig lezingen op allerlei conferenties. Haar onderwerp heeft meestal te maken met één van de vele verschijningsvormen van de doedelzak in Europa. Daarover mocht ze trouwens ook twee definities aanleveren voor de "Cambridge Enyclopedia of Historical Performance in Music", editie 2018. "Last but not least" is ze zelf ook actief als muzikante. En "actief" is dan wel erg zwak uitgedrukt. Vooral in Londen kwam ze in aanraking met andere muzikale culturen en haar belangstelling deinde steeds verder uit, maar toch meestal met de focus op de doedelzak. Een lijstje van projecten en ensembles waar ze aan meewerkt (of meewerkte) komt uit op ... tweeëntwintig namen - en dat is dan nog maar een selectie. In (minstens) vijf van die ensembles is ze nog altijd actief, met optredens over heel Europa tot gevolg. Dus inderdaad: zij is niet zomaar een doordeweekse Française die toevallig een beetje doedelzak speelt. Eén van de ensembles waar ze actief aan meewerkt is "Bonnendis", het eigenlijke onderwerp van dit artikel. De twee broers Ziarkas kozen met "Bonnendis" opnieuw een naam met een symbolische betekenis. De "μπονέντης" (bonéndis) is de naam die op Karpathos aan de westenwind wordt gegeven. Elders op de eilanden wordt die "πουνέντες" (pounendes) genoemd. Beide namen zouden (via de Genuese en Venetiaanse zeelieden die daar indertijd heer en meester waren) teruggaan op het Latijnse "ponere" (plaatsen, zetten) en/of "ponens (solis)", het "zetten" van de zon . Op het Griekse vasteland heet die zelfde wind de "Zephyros", en dat komt dan weer uit de Oudgriekse mythologie. Bij de Oude Grieken werden de winden (en andere natuurkrachten) immers verpersoonlijkt, en ze hadden allemaal hun eigen karakter. Op Karpathos is de bonendis-westenwind alleszins een graag geziene gast. In de zomer waait daar immers meestal de meltemi, een stevige noordwester. Die kan er lelijk huishouden, want door de ligging van de eilanden in de buurt is het daar een echt "tochtgat". Ook de woeste noorden- en zuidenwinden bemoeilijken de o zo belangrijke scheepvaart. Maar de belangrijkste haventjes van Karpathos liggen aan de oostkant, en die hebben van de bonendis geen last. Ook elders in de regio brengt de gematigde westenwind alleen maar leuke dingen: hij zorgt voor wat afkoeling tijdens de hete zomers, en hij brengt vaak ook wat vochtigheid mee, die de uitgedroogde natuur laat herleven. Kortom: als de bonendis waait, dan is iedereen vrolijk en blij. Meer moet dat niet zijn voor een ensemble dat in wezen feest- en dansmuziek brengt. Misschien is het trouwens vanwege dat positieve imago van de "μπονέντης" dat het ensemble dit woord met een dubbele -n- translitereert. Er zijn namelijk een paar ondernemers die ook die naam hebben gekozen als merknaam, maar die schrijven het met één -n-. Met hen komt "Bonnendis" dan niet in aanvaring. Het ensemble werd opgericht in 2015, en ze hebben zopas hun eerste album klaar. Op het moment dat we dit schrijven (2.2.2019) is er nog weinig geweten over de inhoud, en zelfs de titel lijkt nog niet vast te staan. Maar ze blijven kennelijk toch wel bij de specialiteit van het huis "Bonnendis", en dat is de traditionele muziek van de Egeïsche eilanden. Dat album komen ze nu dus voorstellen in Nederland en België. Ze doen dat dan wel zonder de twee gastzangeressen die aan het album meewerkten, namelijk de Grieks-Servische Dunja Botic en de Cypriotische Vassiliki Anastasiou. Ook hun vaste zanger, Pavlos Mavromatakis, zou eerst niet meekomen, maar blijkbaar is dat inmiddels veranderd. Het album zal tijdens die tournee waarschijnlijk nog warm zijn, wegens kakelvers. De primeur is uiteraard voor hun thuisbasis, Londen, en daar is de presentatie op 17 april.
Op de site sinds: 02/02/2019 Terug naar het begin van deze pagina. Athiná Lambiri en Charoula Tsalpará"Muzikale reis in Griekenland" Twee jonge en getalenteerde Griekse muzikantes komen naar België voor een mini-tournee, met twee concerten, een bijdrage aan een festival (zie onder ) en een workshop (idem) . Hier hebben we het over de twee avondvullende concerten in Brussel en Gent. Doorgaans nemen we persteksten niet over, laat staan letterlijk, maar deze keer is die zo ongewoon mooi en poëtisch dat we een uitzondering maken. In het Grieks luidt die: Η Αθηνά και η Χαρούλα. Δυο αυτόφωτες κουκκίδες στο σκοτάδι. Αιωρούνται στο κενό, σαν μικρές σταγόνες νερού που ξέχασαν το δρόμο προς το χώμα. Έτσι πετούν ανάμεσα στον ουρανό και στη γη, το σήμερα και το χτες, μιλώντας μια μουσική γλώσσα που μας έρχεται από πολύ παλιά. Το αόρατο νήμα που τις συνδέει και η κινητήριος δύναμη, είναι η ανάγκη να βρεθούν και να παίξουν τραγούδια και σκοπούς που έχουν ξεδιαλέξει καθόλη την μουσική τους πορεία. Με τα όργανα, τις φωνές τους και έντονη διασκευαστική διάθεση πειραματίζονται μεταξύ τους σε ένα μουσικό ταξίδι με άγνωστο προορισμό.Of in (onze) enigszins vrije vertaling: Athiná en Charoula. Twee oplichtende stipjes in de duisternis. Ze dwarrelen in de leegte, als twee waterdruppeltjes die verdwaalden op hun weg naar de grond. Ze zweven nu op en neer tussen hemel en aarde, en ze spreken een muzikale taal uit een ver verleden. De onzichtbare draad die hen verbindt, en de kracht die hen drijft, is hun drang om de liedjes en melodietjes te vinden en te spelen die ze in de loop van hun muzikale carrière ontdekten. Met hun instrumenten, hun stemmen en hun onweerstaanbare zin om eigen bewerkingen te maken, beginnen ze met hun tweetjes aan een muzikale tocht met onbekende bestemming.De twee "dwarrelende druppels" hebben natuurlijk elk hun naam - en ook hun faam, trouwens. De namen zijn:
Hun poëtische tekstje bevat overigens heel wat dichterlijke vrijheden. Zo zijn deze dames helemaal niet verdwaald, wel integendeel. Ze weten perfect de weg op hun speelterrein. En dat strekt zich uit van de rembetika tot de laïka , met een uitloper naar de muziek van de Grieken uit Klein-Azië. Die muziek kennen ze als hun broekzak. Hun Griekse tekst heeft het trouwens over "πειραματίζονται" (piramatizonde, ze experimenteren), maar dat wilden we toch liever niet letterlijk vertalen. In het westen denkt men dan vaak aan "experimentele muziek", van het soort dat enkel genietbaar is voor een select groepje liefhebbers, en voor de anderen is het gewoon wat klankensalade. Maar als Griekse muzikanten aan het "experimenteren" gaan met een liedje, dan bedoelen ze alleen maar dat ze het niet gaan spelen zoals dat al duizend keer eerder is gedaan, maar dat ze hun eigen accenten willen leggen. Ze willen het met andere woorden spelen zoals ze het zelf aanvoelen. Ze "experimenteren" ook als ze een liedje spelen met een gitaar in de plaats van een bouzouki , of als de accordeon voor één keertje de viool vervangt. Dat soort dingen doet helemaal geen afbreuk aan het origineel. Zo'n "experimentele" versie klinkt dan misschien wel een beetje anders dan gewoonlijk, maar blijft toch heel herkenbaar. Als het goed is, tenminste. En met deze twee dames kan dat haast niet anders dan goed zijn, want ze weten heel goed wat ze doen. Dat hebben ze al ontelbare keren bewezen. Athiná Lambiri ( Αθηνά Λαμπίρη ) zal allicht bekend zijn van de "European Tour" van super-ster Yorgos Dalaras . Met zijn programma "Rebetiko Unplugged" waren zij in mei 2014 in Brussel en Amsterdam. Meer dan een jaar later, in juni 2015 , breiden ze daar een vervolg aan met enkele bijkomende optredens in Duitsland. Athiná Lambiri mocht ook mee met Dalaras voor zijn optredens in de Verenigde Staten. Dat zegt eigenlijk al voldoende over haar kwaliteiten. Als je niet goed bent, neemt iemand als Dalaras je gegarandeerd niet mee op het podium. Hij heeft immers een reputatie te verliezen als zijn gastzangers of -zangeressen niet het hoge niveau bereiken dat zijn publiek ook van hem verwacht. En als die samenwerking dan meer dan een jaar lang standhoudt, dan weet je het wel. Meer informatie vindt u in de biografie die we over haar schreven. Kort samengevat: Athiná Lambiri werd geboren op Thasos, begon daar al op haar achtste met gitaarlessen, en woonde van 2002 tot 2011 op Kreta, waar ze hedendaagse geschiedenis studeerde. Tegelijk werd ze daar ook actief in de traditionele Kretenzische muziek. Ze leerde er zowel politiko laouto als de "gewone" Kretenzische laouto spelen, met nogal wat succes. In 2011 verhuisde Athiná Lambiri naar Athene. Daar legde ze zich toe op de rembetika . Ook in dat genre raakte ze al snel ingeburgerd in het kleine wereldje van muzikanten en publiek. Zoals gezegd mocht ze al in 2014 mee het podium op met Yorgos Dalaras . Rond die zelfde tijd begon ook haar samenwerking met Charoula Tsalpará . Samen met de belangrijke bouzouki -speler Nikos Tatasopoulos waren en zijn ze vaak te horen in Athene. Maar ze treden ook op als duo, ook in het buitenland, en nu dus ook in België. Ook over Charoula Tsalpará ( Χαρούλα Τσαλπαρά ) hebben we een biografie aan onze verzameling toegevoegd. De samenvatting daarvan loopt langs dezelfde krijtlijnen als die van haar collega Athiná Lambiri . Ook Charoula Tsalpará begon al heel jong met pianoles en muziektheorie, maar zij studeerde wel verder in die richting. In 2011 rondde ze die studies af als gediplomeerd klassieke pianiste. Maar ook zij zocht geen werk in de richting waarvoor ze eigenlijk gestudeerd had. Al in 2005 was ze namelijk geboeid geraakt door de populaire Griekse stadsmuziek, vooral dan uit de jaren 1930, en het was daar dat ze zich ging op toeleggen. Op die manier belandde ook zij in het Atheense rembetika -wereldje. Daar werkte ze niet alleen als pianiste, maar ze speelde ook baglamas en ze trad bovendien op als zangeres. Vanaf 2013 leerde ze ook accordeon. Als accordeoniste geeft ze regelmatig allerlei seminaries en workshops. Daarover leest u meer in haar biografie, en een kortere versie daarvan vindt u in ons artikeltje over de workshop die ze in Brussel zal geven, tussen de twee Belgische concerten in.
Op de site sinds: 23/02/2019 Terug naar het begin van deze pagina. Charoula Tsalpará en Athiná LambiriI.h.k.v. de "Balkan Party" van La Tricoterie De mini-tournee van Charoula Tsalpará en Athiná Lambiri omvat niet alleen twee avondvullende optredens in Brussel en Gent (zie hoger ) en een workshop (zie onder ). Ze zijn tussendoor ook nog te gast op de "Balkan Party" van "La Tricoterie". Ooit was daar een breiwerkfabriek gevestigd, tegenwoordig noemen ze het een "fabrique de liens" (contactenfabriek). Die contacten worden gebreid tussen de verschillende culturen die de Belgische hoofdstad rijk is. Bij cultuur hoort natuurlijk muziek, en bij muziek hoort - minstens af en toe - een feestje. En op zo'n feest wordt er uiteraard gedanst. Vandaar dat "La Tricoterie" af en toe een "Balkan Party" op hun weefgetouw zet. Die begint steevast met een reeks workshops, waar de party-gangers ingewijd worden in een aantal typische dansen van de Balkan. Daarna kan de aftrap gegeven worden voor het eigenlijke bal. De muziek daarvoor wordt geleverd door het collectief "Balkan Brussels Jam". Die nodigen dan telkens een aantal bevriende muzikanten uit. Deze keer ging de uitnodiging naar de Griekse artiesten Charoula Tsalpará en Athiná Lambiri . Zij zullen het grootste deel van de avond voor de muziek zorgen. bijgestaan door de bouzouki -speler Thanos Bouris. Hij werkte al vaker samen met Charoula Tsalpará , en hij is ook bekend als lid van het indrukwekkende "Circle Orchestra", nog maar pas in februari 2019 te horen in Brussel, Rotterdam en Parijs. Bij "La Tricoterie" trokken ze dan de lijn door, en de "Balkan Party" werd grotendeels omgebouwd tot een "Bal grec", een Grieks bal dus. Voor de gebruikelijke dansworkshops, die aan de eigenlijke party voorafgaan, fabriceerden ze een contact met " Tradidanse " , de bekende vzw die al jarenlang Griekse danslessen organiseert in Brussel, en dat op hoog niveau. Zo'n dansinitiatie vereist natuurlijk wel een heel andere aanpak dan de "gewone" danslessen, waar de cursisten een heel jaar lang verschillende dansen instuderen. In dit geval is het de bedoeling dat ze op korte tijd klaargestoomd worden om zich een uurtje later op het bal te kunnen amuseren. Maar geen nood, Maria Douvalis (oprichtster en bezielster van Tradidanse ) kent haar vak, en ze heeft dergelijke klusjes al vaker bij de hand gehad. Met succes overigens, maar dat spreekt eigenlijk vanzelf voor wie haar kent. En de anderen zullen het gauw genoeg ondervinden. Het programma van de avond ziet er dan als volgt uit:
Voor zover ons bekend is dit het eerste "Bal grec" in de reeks Balkan Party's van La Tricoterie, maar met een dergelijke Griekse "cast" is het is niet onwaarschijnlijk dat deze formule nog een vervolg krijgt. "Wegens succes geprolongeerd", heet dat dan.
Op de site sinds: 23/02/2019 Terug naar het begin van deze pagina. Workshop met Charoula TsalparáIn het kader van de Belgische mini-tournee van Athiná Lambiri en Charoula Tsalpará zal deze laatste ook een workshop geven bij "Nosotros Tango". Dat is dan tussen hun twee avondvullende concerten in Brussel en Gent door (zie hoger ), en het volgt op hun bijdrage aan de "Balkan Party" in "La Tricoterie", een oude breiwerkfabriek die tegenwoordig als culturele "contactenfabriek" functioneert (zie eveneens hoger ). Met die workshop is Charoula Tsalpará allerminst aan haar proefstuk toe. Ze heeft daar integendeel heel wat ervaring mee. Tijdens het "Accordeon Festival" van Syros in 2017 bijvoorbeeld gaf ze een seminarie van in totaal 30 uur, verspreid over zes dagen, met als titel "Ακροβατώντας ανάμεσα σε Ανατολή και Δύση" (Akrovatondas anamesa se Anatoli ke Disi) , te vertalen als "Balancerend tussen Oost en West". Het onderwerp was het gebruik van het accordeon in de Griekse stadsmuziek in de periode 1930-1950. Uiteraard, want dat is nu eenmaal haar stokpaardje. Ongeveer een jaar later, in juli 2018, gaf ze dat zelfde seminarie ook in het kader van de "Mousikes Avlés" (Muziektuinen), een jaarlijks congres op Ikaria. De - zelfs gedeeltelijke - lijst van andere muzikanten, die daar ook uitgenodigd waren om een seminarie te geven, spreekt boekdelen: Evgenios Voulgaris ( outi ), Kyriakos Gouventas (viool), Manolis Pappos ( bouzouki ), Manousos Klapakis (percussie), Maria Koti (traditionele zang), Maria Ploumi ( laouto ), Sofia Lampropoulou ( kanonaki ), ... Als je tussen al die "grote kanonnen" dan ook de naam van Charoula Tsalpará ziet opduiken, dan hoeft daar verder geen tekeningetje meer bij om te weten dat dit geen accordeoniste is waarvan er dertien in een dozijn gaan. Op het moment dat we dit publiceren (23.2.2019) stond het nog niet helemaal vast wat de inhoud van de workshop in Brussel precies zou zijn (alleen instrumentaal of ook zang), en tot welk niveau men zich wou richten (beginners of gevorderden). Dat probleem loste zichzelf op, want in een mum van tijd waren er zoveel kandidaten dat de workshop aan zijn maximale capaciteit zat. De inhoud werd dan gewoon "op maat" gemaakt van de deelnemers. Wij vroegen ons natuurlijk wel af hoe het komt dat een Atheense accordeoniste een workshop over Griekse stadsmuziek komt geven in een Brusselse school voor Argentijnse tango. Het antwoord op die vraag is meteen ook een blik achter de schermen van een "contactenfabriek" in volle werking. Om bij het begin te beginnen: de dansschool werd opgericht door Eugenia Ramirez Miori, een geboren en getogen Argentijnse die zich later in Brussel heeft gevestigd. In Argentinië was ze gepassioneerd geraakt door de tango, en dat op een moment dat die net niet helemaal uitgestorven was. Ze begon mee te zoeken naar de laatste muzikanten en dansers die er nog overgebleven waren, en ze zat dan ook middenin de recente revival van het genre. Ze volgde les bij een indrukwekkend aantal imposante leraars, en ging vervolgens zelf ook les geven. In Brussel wou ze nu hetzelfde gaan doen. Met succes, want de school kende een gestage groei. Door het toenemend aantal studenten gingen enkele oud-leerlingen zelf ook les geven. Ze krijgen daarvoor ook een specifieke opleiding. Onder hen ook Iris Coutouzis, een Atheense, en Eleni Constantinidou, een Cypriotische die perfect Spaans spreekt. Aha, denkt u nu, daar is de link. Maar zo eenvoudig is het toch niet. Er is namelijk ook Amandine Seifert, een lerares tango die daarnaast ook belangstelling heeft voor allerlei andere vormen van dans, zoals hedendaags, jazz, klassiek, hip-hop ... Ze houdt ook van de traditionele Europese dansen, vooral die uit Oost-Europa en de Balkan: klezmer , Bulgaars, Roemeens, Grieks ... Bovendien speelt ze ook nog viool. Zo iemand verzeilt dan onvermijdelijk in het kleine wereldje van de wereldmuziek in Brussel. En met "klein" is dan niet de kwantiteit of de kwaliteit bedoeld, maar wel het feit dat iedereen er iedereen kent. En zelfs als buitenstaander kan je dan niet om de naam van Nicolas Hauzeur heen. Met zijn vzw Kopanica en zijn "Brussels Balkan Orchestra" speelt hij daar een belangrijke rol. En hij zat trouwens ook al vaak mee op het podium als er Griekse muzikanten in Brussel optraden. Vanuit zijn hoek worden er regelmatig studiereizen georganiseerd naar landen als Bulgarije en Griekenland, en ook Amandine Seifert maakt van die gelegenheid gebruik om ter plaatse de kunst te gaan afkijken van gevestigde muziekleraars. Op één van die reizen kwamen ze in contact met Charoula Tsalpará - en de rest volgde haast vanzelf. Ze waren meteen onder de indruk van het talent van deze jonge accordeoniste, pianiste en zangeres, en dus schoot het "weefgetouw" in actie om allerlei contacten te breien tussen (onder meer) de ploeg van "Nosotros Tango", het Balkan-wereldje in Brussel, en enkele van de weinige zalen in België die nog "onbekende" namen durven programmeren. Vandaar dus de concerten van Charoula Tsalpará en Athiná Lambiri , hun bijdrage aan de Balkan Party - en natuurlijk ook de workshop.
Op de site sinds: 23/02/2019 Terug naar het begin van deze pagina. Het "Trio Tatavla" en "Cabaretiko & Friends"Op het "Balkan Trafik" festival Het "Balkan Trafik Festival" in Brussel is in 2019 al aan zijn dertiende editie toe. Er is altijd wel een Griekse bijdrage geweest, de ene keer al wat uitgebreider dan de andere. Voor deze editie deden ze hiervoor beroep op twee ensembles: enerzijds het "Trio Tatavla" en anderzijds "Cabaretiko & Friends" . De spilfiguur van het "Trio Tatavla" is natuurlijk de bekende violist Tcha Limberger . Allicht met die naamsbekendheid in het achterhoofd kondigt Balkan Trafik zijn bijdrage aan als het "Tcha Limberger Trio". In werkelijkheid heeft deze veelzijdige artiest een tiental (!) verschillende projecten op touw gezet, waaronder ook enkele trio's. Maar naar Balkant Trafik komt hij dus wel degelijk met zijn "Trio Tatavla". In dit specifieke ensemble laat hij zich bijstaan door Dimos Vougioukas (accordeon) en Benjamin Clement (gitaar). Alles wat u (volgens ons) over dit trio moet weten (en misschien nog veel meer) staat al te lezen op onze maart 2016 maandpagina . Dat hoeft hier dus niet meer herhaald te worden. Ter gelegenheid van Balkan Trafik zou het Trio Tatavla ook nog beroep doen op Yannis Niárchos als gastzanger. Ook over het ensemble " Cabaretiko" , in hun nieuwe samenstelling aangeduid als "Cabaretiko & Friends", en over het nieuwe concept achter die samenstelling, schreven we al uitgebreid op onze januari 2019 maandpagina. Op Balkan Trafik komen ze dat zelfde concept voorstellen dat ze "Rebetiko Revisited" gedoopt hebben. Dat "revisited" verwijst naar de nieuwe, verfrissende arrangementen die ze maken van overbekende, oer-klassieke nummers uit het repertoire van de rembetika. Voor de invulling (of uitvoering) daarvan doen ze dan beroep op de "friends", die een klarinet en een piano bijdragen aan het klankbeeld. Dat geeft dan de volgende bezetting:
Op de site sinds: 05/03/2019 Terug naar het begin van deze pagina. "Rembetiko Café" met de "Kosmokrators"Benefietconcert voor Griekenland Een aantal Brusselse muzikanten, die zich toeleggen op de rembetika, komen regelmatig samen in de Art Base voor een gezellige jamsessie . Dat "Rebetiko Café" is inmiddels een vaste waarde geworden in het Brusselse muzieklandschap. De laatste tijd zijn het telkens de "Kosmokrators" die het voortouw nemen en daarmee de avond op gang trekken. Normaliter is de inkom dan gratis. Dat blijft ook zo, maar in januari 2018 beslisten ze wel om er een benefietavond van te maken. Sindsdien staat dus een collectebus aan de ingang, en er wordt gevraagd om daar een geldelijke bijdrage naar keuze in te deponeren. Die bijdrage gaat telkens integraal naar een zorgvuldig geselecteerde organisatie. Het selectiecriterium is eigenlijk eenvoudig: het initiatief moet kleinschalig zijn, zodat de werkingskosten tot een minimum beperkt blijven en al het opgehaalde geld effectief terecht komt bij diegenen die het nodig hebben. Deze keer is opnieuw "O allos anthropos" aan de beurt, een grassroots organisatie die in Athene gratis warme maaltijden verstrekt aan mensen die anders in de vuilnisbakken zouden moeten gaan zoeken om niet van honger om te komen.
Op de site sinds: 24/03/2019 Terug naar het begin van deze pagina. Daemonia NympheOp het "Black Easter" festival In augustus 2009 verscheen de Griekse groep Daemonia Nymphe ( Δαιμονία Νύμφη ) voor het eerst op deze website, naar aanleiding van hun optreden op het Deerlycke Festival. Net geen tien jaar later zijn ze weer terug, maar deze keer staan ze op het "Black Easter" festival in Antwerpen. In al die jaren is er veel en weinig veranderd. Er is veel veranderd, omdat ze ergens rond 2003 vanuit Griekenland naar Engeland verhuisden. En in Londen, hun nieuwe thuisbasis, legden ze al snel nieuwe contacten die hen en hun muziek beïnvloed hebben. Er is weinig veranderd, omdat er nog steeds van hen gezegd wordt dat ze muziek uit de Griekse Oudheid zouden brengen, of toch minstens muziek "modeled after Ancient Greek music", en ook dat ze "authentieke instrumenten" (dus uit de Griekse Oudheid) zouden gebruiken. Die misvatting komt nochtans in elk interview met de groep weer aan bod, en ze proberen die telkens opnieuw te weerleggen, al meer dan tien jaar lang. Tevergeefs, zo blijkt. In werkelijkheid schrijven ze hun eigen muziek, die weliswaar geïnspireerd is door de mythen en sagen uit de Griekse Oudheid, maar die wel degelijk eigentijds is. Net als (bijna) alle andere scheppende kunstenaars veruitwendigen ze enkel hun eigen innerlijke beleving. Als hun muziek een mysterieuze sfeer oproept, dan is dat omdat die Oudheid inderdaad in veel aspecten erg mysterieus blijft, alle archeologisch onderzoek ten spijt. Ook zij worden daardoor getroffen als ze de oude verhalen lezen, en dat reflecteert zich in hun muziek. En ze gebruiken inderdaad instrumenten die gebouwd zijn naar "het beeld en de gelijkenis" van datgene wat er op oude vazen te zien is, maar het zijn beslist geen "authentieke" exemplaren. Daar zijn in het beste geval alleen maar fragmenten van bewaard gebleven, en die liggen veilig en wel in de vitrinekasten van allerlei musea. In heel wat van hun composities gebruiken ze trouwens ook hedendaagse instrumenten, zoals een contrabas, of traditionele volksinstrumenten die de tand des tijds doorstaan hebben, zoals de santouri - maar dan nog is het niet zeker (en zelfs weinig waarschijnlijk) dat de hedendaagse vorm daarvan identiek is aan die van tweeduizend jaar geleden. Het onderscheid (dus tussen "muziek uit de Oudheid" en "muziek geïnspireerd door de Oudheid") is tegelijk belangrijk en niet belangrijk. Het onderscheid is belangrijk omdat het in zekere zin afbreuk doet aan de creativiteit van Spyros Giasafakis en Evi Stergiou, de twee vaste leden van Daemonia Nymphe . Die componeren al hun muziek namelijk zelf, en op enkele uitzonderingen na beginnen ze daarbij helemaal van nul. Ook de meeste van hun teksten zijn van eigen hand. Het is dan eigenlijk onterecht om te beweren dat ze gewoon maar "muziek uit de Oudheid" zouden brengen, want dat impliceert dat die door anderen geschreven werd. Ere wie ere toekomt, toch? Het onderscheid is dan weer niet belangrijk omdat het er voor hun publiek niet echt veel toe doet. Dat publiek wordt gewoon ondergedompeld in een feeërieke sfeer van magisch klinkende klanken en beelden. Inderdaad, ook beelden, want hun muziek wordt ondersteund door de visuele elementen die Daemonia Nymphe gebruikt om die sfeer te helpen creëren. Ze dragen bijvoorbeeld maskers en kledij die regelrecht uit een Homerische confectiezaak afkomstig zouden kunnen zijn (maar die in werkelijkheid aan hun eigen verbeelding ontsproten zijn), en voor de expressiviteit brengen ze meestal ook dansers en/of danseressen mee. Soms is er ook een vuurspuwer - als de plaatselijke regelgeving van brandweer en dergelijke dat tenminste toelaat. Maar dat alles is er dus niet voor de show, wel voor de sfeer. Dat neemt niet weg dat Daemonia Nymphe wel degelijk ernstig onderzoek doet naar de muziek in de Griekse Oudheid, maar dat betekent daarom nog niet dat ze die zouden willen gaan reconstrueren. Meer informatie over de groep, hun achtergronden en de evolutie in hun werk leest u in het uitgebreide artikel dat we over hen schreven. Daarin nemen we u ook mee naar de mysterieuze aspecten van de Griekse Oudheid, en als u enkel dat deel van het artikel leest, dan bent u helemaal opgewarmd voor hun optreden op het "Black Easter" festival. Op dat festival is er natuurlijk nog veel meer te beleven. Het loopt van zaterdag 20 tot zondag 21 april, en in totaal staan er meer dan tien groepen op het programma.
Op de site sinds: 09/04/2019 Terug naar het begin van deze pagina. Trio BobbinaRembetika Het "Trio Bobbina" komt uit Thessaloniki met een programma dat bij elkaar gesprokkeld werd uit de rembetika van de jaren 1920 tot 1950. Naar eigen zeggen selecteerden ze uit dat enorme repertoire vooral liefdesliedjes, en als de naam van het trio niet willekeurig gekozen is, dan zouden het misschien liedjes uit de film kunnen zijn. Een "μπομπίνα" is namelijk (ook) een spoel waarop de films in het pre-digitale tijdperk aan de bioscopen geleverd werden. Hoe dan ook, het trio bestaat uit:
Veel informatie over deze relatief jonge muzikanten hebben we niet, maar dat zal er ook niet echt veel toe doen. Met dit repertoire gaan de mensen naar het concert om de liedjes te horen, en niet zozeer omwille van de uitvoerders. Die moeten wel een beetje goed zijn, natuurlijk, maar ronkende namen of indrukwekkende cv 's zijn dan van minder belang. We willen u dus enkel meegeven dat hun bouwjaren zich ergens in de jaren 1980 situeren, dat ze allemaal muziek gestudeerd hebben, en dat Themis Papaminás en Alexandra Karamoútsiou toch al minstens sinds 2010 of 2011 regelmatig samen optreden, waarbij ze dan al eens van gitarist wisselen. Ze zijn ook zowat vaste rembetika-leveranciers geworden van de Griekse gemeenschap in Straatsburg , waar ze in 2014, 2016 en 2017 gingen spelen.
Op de site sinds: 09/04/2019 Terug naar het begin van deze pagina. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|