Sandouri
Home Nieuws Agenda MaandOverzicht Praktisch Achtergrond
Links Biografie Geschiedenis Instrumenten

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Kanonaki

Volgende pagina
Laterna


Achtergrondinformatie bij concerten: muziekinstrumenten

Sandouri

Sandouri
Met toestemming overgenomen uit
Greek Popular Musical Instruments
F. Anoyanakis, 960-204-004-1,
( melissabooks.com ) © Publishing House MELISSA 1991
Santouri met hamertjes

De sandouri is een snaarinstrument dat veel gelijkenis vertoont met het kanonaki . Toch zijn ze gemakkelijk van elkaar te onderscheiden: een sandouri heeft de vorm van een trapezium, een kanonaki heeft één rechte hoek. De sandouri wordt met hamertjes bespeeld, het kanonaki met een plectrum. Beide instrumenten hebben wel dezelfde voorgeschiedenis, die zowat vijfduizend jaar teruggaat (zie bij het kanonaki ).

De naam sandouri zou afgeleid zijn van het Perzische "santoor" of "santar", dat "honderd snaren" betekent (san = honderd, tar = snaar, vgl. sitar = twee snaren ). In tegenstelling tot het Nederlandse woord "duizendpoot" gaat het hier niet om een overdrijving, een santouri heeft wel degelijk 96 tot 115 snaren , ingedeeld in groepjes van drie tot vijf gelijkgestemde snaren.

Klankfragment: Sandouri
© Friends of Music Society, Athens
(used with permission) 
Beluister dit instrument

Meestal rust de sandouri op de knieën van de speler. Soms wordt hij ook met een riem aan de nek gehangen en rechtstaande of al gaande bespeeld, bijvoorbeeld bij het afhalen van de bruid aan het ouderlijk huis. Soms wordt het instrument ook wel op een tafeltje geplaatst, of op een soort opvouwbaar onderstel.

In het "Griekse muzikale landschap" was de sandouri vooral in gebruik in Klein-Azië. Onder de vluchtelingen van de Megali Katastrofi in 1922 bevonden zich dan ook veel uitstekende sandouri -spelers en -bouwers.

Maar de sandouri werd al eerder in Griekenland zelf gebruikt, zowel op het vasteland als op de eilanden. Het instrument wordt in Athene gesignaleerd in een reisverslag van Edward Daniel Clarke uit 1802. Hij schrijft wel dat "slechts zeer weinig Grieken de sandouri konden bespelen" maar ten eerste had hij het over Griekse dames in huiselijke kring en ten tweede was hij mineraloog en geen musicoloog. Hij was in elk geval niet bepaald enthousiast. Het is misschien overdreven om te zeggen dat, als het niet leek op de Engelse muziek uit zijn thuisland, het voor hem nergens op leek, maar hij had in elk geval geen oren naar Oosterse muziek. Die leek sprekend - althans volgens hem - op het janken van honden in de nacht .

Zijn Franse tijdgenoot François Pouqueville was het daar alvast niet mee eens. In 1798 zat hij maandenlang vast in Tripolitsa, als "onvrijwillige gast" van de Ottomaanse pasha die over de Morea (de Peloponnesus) regeerde. De dienaren van die pasha zorgden gelukkig voor wat muzikale verpozing, met toumbeleki , ney , panfluit, viool, defi , rebab en ... santouri . "Ils me causèrent quelques impressions agréables", schrijft hij .

Enkele decennia later en wat verder naar het noorden, in Arta, zorgden ook de leden van de muzikale familie Soukas voor "aangename indrukken". Bij het horen van die naam denkt men meestal aan beroemde klarinettisten als Vasilis Soukas (1931-1993), maar het is minder bekend dat deze man vanaf zijn twaalfde eigenlijk santouri speelde, en pas op zijn twintigste overschakelde naar klarinet . Ook zijn iets oudere broer, Vangelis Soukas (1929-2007), begon met santouri (en bouzouki , en gitaar, en laouto , en nog een paar andere instrumenten) vooraleer hij aan een succesrijke carrière als klarinettist begon . En hun neef, Takis Soukas (°1940) is niet alleen een gerenommeerd componist (met een tiental gouden en platina platen op zijn palmares), maar hij is ook een uitstekende santouri -speler . Uit getuigenissen en oude foto's blijkt dat dit instrument al minstens twee of drie generaties in de familie zit. Misschien ook langer, maar tot 1850 zijn er alvast harde bewijzen van gevonden .

Na de Tweede Wereldoorlog kwam de sandouri zowat overal in Griekenland (en elders) onder druk te staan van andere, meer moderne instrumenten, zoals de gitaar en - vooral - het accordeon.

Dat dipje was gelukkig slechts tijdelijk, want tegenwoordig zijn er opnieuw vele (en uitstekende) spelers en speelsters.

De sandouri is niet alleen in Griekenland bekend. We vinden hem op het hele Europese vasteland, en ook in het Verre Oosten wordt hij nog steeds gebruikt. Niemand weet precies hoe dat allemaal zo gekomen is, maar dat belet niet dat allerlei uiteenlopende theorieën met grote stelligheid verkondigd worden. Waarschijnlijk zijn er verschillende "verspreidingswijzen" geweest, want er zijn overal de meest uiteenlopende benamingen in omloop, en dat voor iets dat in essentie hetzelfde instrument is.

De santouri werd vermoedelijk door de Kruisvaarders in de twaalfde eeuw mee naar huis gebracht, en vanuit de Lage Landen verder verspreid naar de buurlanden. Dat zou dan verklaren waarom de Nederlandse benaming "hakkebord" ook in het Duitse taalgebied en in Scandinavië ingang vond ("Hackbrett" in het Duits en "hakkebrett" in het Noors bijvoorbeeld). Daar was het populair in de volksmuziek.

In de Lage Landen daarentegen werd het hakkebord vooral in burgerlijke kringen gebruikt. Toch was de laatst bekende speler een straatmuzikant, bekend als "Jaekske met zijn hakkeberd", die tot ongeveer 1850 in Brussel actief was .

De Fransen gebruikten een andere naam voor dit instrument: zij noemden het "tympanon" . Erg populair schijnt dat ding niet geweest te zijn, want het wordt vaak verward met het psaltérion . Maar de snaren van een psaltérion worden getokkeld en het is dus het equivalent van het Griekse kanonaki. Ook Pouqueville, in zijn hoger genoemde reisverslag, verklaart de term "santour" voor zijn Franstalige lezers door te verwijzen naar het psaltérion "dat wij kennen, maar dan bespeeld met kleine metalen staafjes". Maar misschien was dat gewoon een poging van hem om "politiek correct" te zijn: het tympanon was ook in Frankrijk namelijk een instrument van de elite, en die elite was nog maar net aan de kant geschoven tijdens de Franse Revolutie (1789-1799). Hun instrumenten werden in beslag genomen en belandden (soms) in musea of (vaker) in de kachel. En de volkse voorloper van het tympanon, de "doucemelle" , die in de vijftiende eeuw in Frankrijk gebruikt werd , was in de tijd van Pouqueville al zo goed als uitgestorven. De naam, afgeleid van de Latijns/Griekse constructie "dulce melos" (zoete klank) leeft nog wel voort als "dulcimer", de Engelse benaming voor een sandouri en alles wat er op lijkt.

In Oost-Europa staat de sandouri bekend als "cymbalom", of een regionale variant van die naam. De Roemenen noemen het bijvoorbeeld "ţambal" en de Russen "цимбалы" (tsimbaly). In die regio wordt de ruime verspreiding toegeschreven aan rondreizende zigeuner- of klezmermuzikanten, aan migrerende handelaars, of aan nog andere oorzaken.

Vast staat wel dat de populariteit van de sandouri in de Europese volksmuziek flink toenam omstreeks het einde van de zeventiende eeuw. Paradoxaal genoeg was dat te danken aan de opkomst van de piano in die periode. In wezen is de piano niet meer dan een veredelde vorm van de sandouri. Bij die laatste moet de speler zelf met de hamertjes op de snaren slaan, terwijl die hamertjes bij de piano door een druk op een toets in beweging gezet worden - mits tussenkomst van een ingewikkelde (en dus dure) mechaniek. Maar door de massale productie van piano's kwamen er ook grote hoeveelheden metalen snaren beschikbaar , en die verbeterden natuurlijk ook de klankkwaliteit van de sandouri. Ook de metalen stemschroeven van de piano werden al snel gemonteerd op de sandouri. Dat alles ging dan wel ten koste van het gewicht, maar dat nadeel werd ruimschoots gecompenseerd door het gebruiksgemak tijdens het spelen.

De populariteit van het instrument is zonder twijfel (mede) te danken aan de eenvoudige constructie, waardoor het redelijk betaalbaar bleef. Bovendien kon het gemakkelijk aangepast worden aan de meest uiteenlopende vereisten. In geen van beide opzichten kon de piano daar tegenop, en ze bleven dus naast elkaar bestaan.

Met "eenvoudige constructie" wil niet gezegd zijn dat de eerste de beste "handige harry" zomaar een sandouri in elkaar kan knutselen. Er is integendeel heel wat gespecialiseerde kennis voor nodig. De houtsoorten voor de verschillende onderdelen bijvoorbeeld moeten zorgvuldig uitgekozen worden. Het geheel mag immers niet te zwaar worden (want het instrument moest draagbaar blijven), maar elk onderdeel op zich moet toch sterk genoeg zijn om jarenlang bestand te zijn tegen de krachten die er op uitgeoefend worden tijdens het spelen. Ook de manier, waarop elke houtsoort gedroogd wordt, is van cruciaal belang voor de duurzaamheid. En de aparte onderdelen moeten met geschikte lijm aan elkaar gezet worden. Een verkeerde lijmsoort heeft een negatieve impact op de klank, of de verbinding lost na verloop van tijd, of allebei. Zo zijn er nog massa's andere details, waarvan de kennis inmiddels verloren is gegaan. Tegenwoordig probeert men de kunst opnieuw uit te vinden, met vallen en opstaan, en - bijvoorbeeld - met gebruik van moderne tweecomponentenlijm in plaats van natuurlijke lijmsoorten.

Sommige spelers bouwden vroeger hun eigen sandouri grotendeels zelf, ze kochten enkel bepaalde onderdelen aan. Maar de meesten deden toch beroep op een gespecialiseerde instrumentenbouwer. Die werkte dan op bestelling, want een sandouri is maatwerk, aangepast aan de speelstijl van zijn eigenaar. Die stijl hangt in de eerste plaats af van zijn karakter: de ene houdt het eerder romantisch, voor de andere mag het wat meer flamboyant zijn. En ook de soort muziek speelt een rol, natuurlijk. Verder is het van belang of de sandouri solo moet spelen of als begeleiding moet dienen, en in het laatste geval kan het zowel ritme als melodie verzorgen.

De spelers wisten zeer goed wat zij wilden, want de eenvoudige constructie had zo zijn prijs. Zo moesten ze hun instrument bijvoorbeeld zelf stemmen, en dat was geen sinecure: als je vijf gelijkgestemde snaren hebt, dan moeten die ook alle vijf exact dezelfde toon produceren. En ze moeten dat blijven doen, ook als de temperatuur of de vochtigheidsgraad verandert terwijl het concert of feest in volle gang is. Een slecht gebouwde sandouri moest dan veelvuldig bijgeregeld worden, en een ervaren speler had al snel door waar de fout zat.

Ook het spelen zelf schijnt niet eenvoudig te zijn. Gail Holst, in haar bekende boek "Road to Rembetika", noemt het zelfs een "duivels moeilijk instrument" . Ze zegt er niet bij dat ze zelf een tijdje sandouri heeft gespeeld in het orkest van Mikis Theodorakis , waaruit je dan toch wel zou mogen afleiden dat ze het niet bepaald slecht beheerste.

De speler moet in elk geval blindelings de juiste toon kunnen aanslaan, letterlijk dan. Hij of zij moet precies weten op welk gedeelte van één van de vele snaren het hamertje moet neerkomen, en met welke kracht en snelheid er moet geslagen worden.

Ook dat is natuurlijk een oorzaak van al die plaatselijke varianten van de sandouri. In een dorp in Transsylvanië bijvoorbeeld werd heel andere muziek gevraagd dan in een Antwerps salon. En in Griekenland werd de sandouri op de Egeïsche eilanden vooral gebruikt als solo-instrument, terwijl het in Epirus doorgaans de zanger(es) begeleidde, meestal samen met andere instrumenten. De speler wist precies wat er daarvoor nodig was. Hij bestelde dan gewoon een sandouri met meer of minder snaren, en voor elke snaar kon hij zeggen uit welk materiaal die vervaardigd moest worden. Hij gaf ook aan op welke plaats de bruggen moesten komen die de snaren ondersteunden, waardoor elk deel apart kan trillen en dus een andere noot produceert. Daarna kon hij dan zelf aan de slag met zijn stemsleutel.

Het resultaat is een uitgebreide familie van instrumenten, verspreid over het hele Europese vasteland, met kleinere of grotere regionale verschillen. Het is dan een beetje jammer dat er ook voor de famile als geheel allerlei verschillende benamingen in omloop zijn. Vaak gaat het om auteurs die één plaatselijke naam gebruiken voor alle leden van de familie. Ook op deze site over Griekse muziek doen wij dat: we hebben het dan bijvoorbeeld over een "Hongaarse sandouri" in plaats van een "cimbalom". Het zou misschien anders zijn als we ook optredens van Hongaarse zigeunerensembles zouden aankondigen, maar daar gaat deze website in principe niet over.

Kortom: als het dus een beetje draagbaar is, en veel horizontale snaren heeft, die de speler zelf met hamertjes aantokkelt, dan is het voor ons een sandouri.

Die sandouri heeft wel een grotere broer, maar dat is een heel ander verhaal.

Daarvoor moeten we terug naar het Hongarije van (ongeveer) het midden van de negentiende eeuw. Daar begonnen toen de "zigeunerorkesten" furore te maken. Zij speelden niet voor eigen volk, maar wel voor de klanten van café's en restaurants. Als goede entertainers speelden zij uiteraard alles wat dat publiek zoal vroeg. Dat was in de eerste plaats natuurlijk de Hongaarse traditionele muziek (die zij overigens mee hielpen vorm geven, zoals elders). Maar in latere decennia kwamen daar ook westerse melodietjes bij, zoals wals, rumba en tango.

Zo'n typisch zigeunerorkest bestond uit een viool en een sandouri, meestal aangevuld met een contrabas of een ander instrument. Door de uitbreiding van het repertoire zat de traditionele sandouri al snel tegen zijn limieten aan. Al dan niet daarom begon József Schunda (1818–1893), een instrumentenbouwer in Budapest, grotere versies van de sandouri te construeren. Hij maakte de klankkast flink groter, bracht meer en dikkere snaren aan enzovoorts. Daardoor kreeg het instrument een rijkere, sterkere klank, prima geschikt dus voor het gebruik in café's en restaurants.

Daardoor werd het ding ook wel veel zwaarder, tot honderd kilogram of meer. Te zwaar in elk geval om aan een riem om de nek mee te sjouwen. Daarom zette Schunda er vier stevige poten onder, waardoor het instrument de allures kreeg van een volwassen salontafel uit grootmoeders tijd.

En vermits hij dan toch aan het sleutelen was, loste hij meteen ook maar een ander probleem op. Van zodra de snaren van een sandouri aangetikt worden, blijven ze namelijk geruime tijd natrillen. Het is dus moeilijk om aparte noten te spelen, je hoort er altijd de vorige tussendoor. Afhankelijk van de soort muziek is dat een voordeel, maar vaak is het een nadeel. Soms zie je wel hoe de speler dat probeert op te lossen door een hand op de snaren te leggen, om het trillen te dempen, maar erg handig is dat niet: de meeste spelers hebben maar twee handen ...

Dus "leende" Schunda in 1874 het dempermechanisme van de piano. Daar heeft elke snaar een aparte demper, die allemaal tegelijk op en neer kunnen bewogen worden met een pedaal. Ook hij voorzag zijn "salontafel" dus van dempers en een voetpedaal. Dit was een hele vernieuwing, en Schunda had nu met recht en reden zijn nieuwe creatie een andere naam kunnen geven, "Schundafoon" bijvoorbeeld. Maar hij was kennelijk een erg bescheiden man, want hij behield de naam van het aloude traditionele instrument. Het was uiteraard wel de Hongaarse naam: cimbalom. Daarmee waren er daar nu twee soorten cimbalom in omloop, een kleine en een grote versie.

En in feite waren er zelfs drie versies, want Schunda bouwde ook van die grote instrumenten zonder pedaal.

Het heeft maar een haar gescheeld of er waren zelfs vier versies geweest. Sommige instrumentenbouwers hebben namelijk geprobeerd om ook de kleine, traditionele sandouri van een pedaal te voorzien, maar die nieuwigheid heeft nooit veel navolging gekend. Gelukkig maar, want de naamsverwarring is zo al erg genoeg.

In de Griekse vakliteratuur is het alleen de grote versie mét pedaal die als "τσίμπαλο" (tsimbalo) aangeduid wordt. Internationaal wordt die ook wel "concert-cimbalom" genoemd, want mede dank zij die pedaal en de andere aanpassingen was dit instrument nu ook geschikt voor gebruik in klassieke muziek.

Eén van de eersten die er een werk voor schreef was de Hongaarse componist Franz Liszt (1811–1886). Het heette heel toepasselijk "Ungarischer Sturmmarsch" en het verscheen al in 1875. Tegenwoordig wordt de concert-cimbalom nagenoeg niet meer gebruikt, tenzij dan omwille van de authenticiteit van die oude werken.

In elk geval nam de populariteit van de Zigeunerorkesten aan het einde van de negentiende eeuw snel toe. Dat wordt mede toegeschreven aan hun nieuwe "extra large" cimbalom. Daarmee veroverden ze eerst Oost-Europa en vervolgens stootten ze door naar de salons van West-Europa.

Blijkbaar werden er speciaal daarvoor cimbaloms gebouwd waarvan de poten konden afgeschroefd werden, zodat het impressionante instrument prima met een gewone woonwagen kon getransporteerd worden. Mogelijk is dat ook de reden waarom er nog altijd exemplaren zonder pedaal gebouwd werden. Dat vrij complexe mechanisme verhoogde natuurlijk de prijs, en als je ging spelen in een streek waar je geen dempers nodig had, dan had het ook geen zin om daar extra in te investeren.

Het heeft er alle schijn van dat Griekenland zo'n regio was. Vooral op het vasteland werd daar rond het begin van de twintigste eeuw vaker de nieuwe, grotere variant van de sandouri gebruikt dan op de eilanden. Dat wordt toegeschreven aan rondreizende muzikanten uit Roemenië en Hongarije. Meestal is daar niet veel over geweten, maar meestal zou het toch de versie zonder pedaal geweest te zijn.

Soms maakten die voldoende indruk om plaatselijke muzikanten voor het instrument te winnen. Van de bekende sandouri-speler Aristidis Moschos (1930-2001) is bijvoorbeeld bekend dat hij zeven of acht jaar oud was toen hij voor het eerst een sandouri hoorde. Hij was er meteen weg van, en besteedde er de rest van zijn leven aan. Dat specifieke instrument werd bespeeld door een Roemeens orkestje dat in zijn geboorteplaats Agrinio was komen optreden. Het is niet bekend of ze een traditionele sandouri bij zich hadden of het grotere model, maar ze zullen het in elk geval "cymbalom" genoemd hebben. Moschos zelf ging zich later toeleggen op de traditionele Griekse versie van het instrument, en hij speelde dus in elk geval "sandouri".

Maar het is niet altijd zo eenduidig, en dan zitten we weer op het terrein van de leenwoorden. Als zo'n buitenlands orkest ergens in Griekenland kwam optreden op een plaats waar de Griekse sandouri nog niet bekend was, dan is er veel kans dat ook de Hongaarse naam mee geïmporteerd werd. Zo ging dat bijvoorbeeld ook met tomaten en chocolade. Dat zijn eigenlijk woorden uit het Nahuatl, de taal van de Azteken uit Zuid-Amerika, die (via het Spaans) in het Nederlands terecht kwamen, gewoon omdat die dingen in Europa volkomen onbekend waren toen de Spaanse ontdekkingsreizigers ze mee naar huis brachten, en we hadden er dus ook - letterlijk - geen woorden voor. Maar toen de Arabische volbloed uit het Midden-Oosten in de Lage Landen terechtkwam, leek die blijkbaar toch voldoende op - bijvoorbeeld - een Brabants trekpaard om ze allebei gewoon "paard" te noemen. Omgekeerd hadden we het Engelse woord "computer" eigenlijk kunnen vertalen door "rekenaar" of "rekentuig" of iets dergelijks, maar die vlag dekte de lading blijkbaar niet voldoende en dus werd het ook "computer" in het Nederlands.

Hoger schreven we al dat de bekende klarinettist Vasilis Soukas (1931-1993) vanaf zijn twaalfde eigenlijk sandouri speelde, maar op een oude foto zit hij trots achter zo'n "salontafel-sandouri", en het is duidelijk dat het ding géén pedaal heeft. Toch vond hij blijkbaar dat het voldoende op de draagbare Griekse sandouri leek om het ook gewoon zo te noemen. Voor hem - een veel van zijn collega's was een paard dus ook een paard.

Andere - vooral oudere - Griekse muzikanten noemden hun instrument toch maar "tsimbalo" , maar het is niet helemaal duidelijk waarom ze dat zo deden. Misschien kenden ze gewoon de Griekse sandouri niet, maar sommige auteurs zeggen dat een "tsimbalo" anders gestemd was dan een sandouri , en dat zou een betere verklaring kunnen zijn waarom die muzikanten de Hongaarse naam mee importeerden (net als bij de computer).

Waarschijnlijk ging het dan telkens over de versie zonder pedaal, want als die er was, dan lijkt die ook de aandacht getrokken te hebben, zoiets als een paard met vijf poten. Het pedaal werd dan ook uitdrukkelijk vernoemd in de weinige verslagen die we hebben, vaak met de verduidelijking dat het om een "Hongaarse sandouri" ging. Meestal werd er ook aan toegevoegd dat die eigenlijk "czimbal" heette.

Ook in het hedendaagse Grieks wordt het woord "τσíμπαλο" (tsimbalo) enkel nog gebruikt voor het grote concert-instrument, mét pedaal dus . Al de andere zijn sandouri's. De manier waarop ze gestemd zijn maakt dan niet uit, zolang ze maar geen pedaal hebben.

Voor de volledigheid (van de verwarring) tenslotte nog dit: het Grieks kent ook nog het woord "τσέμπαλο" (tsémbalo, met een -e-), maar dat is een klavecimbel. Dit instrument wordt bespeeld met toetsen, zoals bij een piano, maar die bedienen pennetjes die de snaren aantokkelen, zoals bij het kanonaki .

 

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Kanonaki

Volgende pagina
Laterna

Valid XHTML 1.0 Strict!

[Home]  [Nieuws]  [Agenda]  [Overzicht]  [Praktisch]  [Achtergrond]

Please contact our Webmaster with questions or comments.