|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Overzicht Griekse Muziek in Januari 2019
Trio TatavlaMuziek van Klein-Azië Het "Trio Tatavla" brengt traditionele Griekse muziek, met veel aandacht voor dansritmes die een breed publiek aanspreken, zoals zeïbekiko , chasapiko, karsilamas en kalamatianos. Ze spelen die op de oude, oosters aandoende wijze, zoals die oorspronkelijk in de dorpen van Klein-Azië ontstaan zou zijn. Ze traden al vaak op in de Lage Landen, en de bezetting van dit trio zal allicht bekend zijn. Voor alle zekerheid geven we ze toch nog maar even:
Over het "Trio Tatavla" schreven we al een uitgebreid artikel op onze maart 2016 maandpagina. Daar legden we uit uit waar hun naam en hun muziek vandaan komt, wat die naam in werkelijkheid betekent (of zou kunnen betekenen), wat hun visie op deze muziek zoal inhoudt, en - voor zover nodig - wie deze drie muzikanten eigenlijk zijn. Kortom, alles wat u ooit al over het Trio Tatavla wilde weten maar nooit durfde vragen. Het is natuurlijk niet nodig om dat allemaal te lezen om van het concert te kunnen genieten. Dit zijn immers drie muzikanten van hoog kaliber, en die houden nu eenmaal niet van half werk.
Op de site sinds: 24/09/2018 Terug naar het begin van deze pagina. Dimos VougioukasWorkshop Griekse en Balkanmuziek De bekende (of beroemde) accordeonist Dimos Vougioukas maakt gebruik van zijn aanwezigheid in Brussel om nog eens een workshop te geven. Daar zal hij het vooral hebben over één van zijn vele specialiteiten: de Balkan-muziek. Dat betekent dan Roemenië, Bulgarije, Servië enzovoorts, maar natuurlijk ook Griekenland. De workshop gaat over de muziek zelf, en dat betekent dat hij niet alleen bedoeld is voor accordeonisten. Wel integendeel: alle instrumenten zijn welkom. Dimos Vougioukas is trouwens niet alleen bekend omwille van zijn encyclopedische kennis van al deze stijlen, maar ook omdat hij zijn kennis goed weet over te brengen ook. 's Avonds na de workshop zal hij in de Art Base zijn jongste cd "Balkan Caprice" komen voorstellen, zie onder.
Op de site sinds: 24/09/2018 Terug naar het begin van deze pagina. Dimos Vougioukas & Areti Prosilia"Balkan Caprice" (concert & cd-voorstelling) De virtuoze accordeonist Dimos Vougioukas en de al even virtuoze pianiste Areti Prosilia komen in de Art Base hun jongste cd voorstellen, die "Balkan Caprice" gedoopt werd. Dit opmerkelijke album werd al in het vroege voorjaar van 2018 in Griekenland uitgebracht, in eigen beheer trouwens, vanwege de crisis en zo. Aandachtige (en snelle) bezoekers van de concerten van het "Athens Tango Ensemble" in maart 2018 hebben er misschien al een exemplaar van op de kop kunnen tikken. Zoals bekend is Dimos Vougioukas één van de initiatiefnemers van dat project (als hij al niet de hoofddader is), en hij had toen ook een aantal exemplaren van "Balkan Caprice" in zijn bagage gestopt. Vandaar. Dat neemt niet weg dat het album nu voor het eerst integraal aan het Belgische publiek voorgesteld zal worden. Met "Balkan Caprice" speelt Dimos Vougioukas in zekere zin op eigen terrein, of toch op één van de terreinen waar hij zich al lang op toelegt: de muziek van de Balkanlanden. Bij Areti Prosilia (Αρετή Προσήλια) daarentegen is het al iets minder vanzelfsprekend dat zij zich daaraan waagt, want eigenlijk is zij klassieke pianiste van opleiding, en de klassieke muziek is ook haar grote liefde. Maar ook zij is een virtuoze zonder oogkleppen. Zij speelt dus niet alleen feilloos en (bijna) blindelings de voor haar ongewone ritmes, maar speciaal voor dit album componeerde zij zelfs een eigen nummer "Journey to Light", dat zij trouwens ook solo op haar piano speelt, dus zonder begeleiding van het accordeon. Het is niet haar enige solo op het album, want ook "Variations on a Romanian Melody" voert zij in haar eentje uit, en dat is een (bewerking van) een traditioneel nummer. Ook Dimos Vougioukas schreef twee nieuwe nummers voor het album, waaronder het "Balkan Caprice" (dat meteen ook voor de titel zorgde), en verder ook nog "Nostalgia", dat hij solo op zijn accordeon speelt. Met dat laatste draaide hij trouwens al proef tijdens eerdere concerten, en het is ook één van die liedjes die "tussen de oren blijft hangen" van zodra je het één keer gehoord hebt. Als het dus bekend overkomt, dan weet u ook waarom. Verder staan er nog (bewerkingen van) één Bulgaars en twee Roemeense traditionele liedjes op het album. Eén van die Roemeense liedjes is een zigeunermelodie. Ook Hongarije is vertegenwoordigd met een zigeunerdans, maar dan wel vermengd met (een variatie op) de "Caprice n. 24" van ... Paganini, Een "Azerbeijan Valse" is er ook bij, van de hand van de Azerbeidzjaanse componist Tofig Quliyev (1917-2000), die een al even brede belangstelling had als Vougiokas zelf, inclusief de traditionele muziek van zijn land. Natuurlijk zijn er op "Balkan Caprice" ook twee Griekse liedjes uit de dimotika present, maar ook hier niet meteen platgetreden paden: een aptaliko zeïbekiko van Lesbos en een beikos kom je niet alle dagen tegen. Tijdens het concert zouden ze daar nog eens een scheut Franse "valse musette" en wat Argentijnse tango bovenop doen. De bezetting van het album zelf bestaat "alleen maar" uit accordeon en piano, maar voor het concert krijgen ze versterking van de gitarist Nikos Prosilias . Ook hij is klassiek geschoold maar ook hij heeft zich in het Brusselse al een stevige reputatie opgebouwd in andere genres. Zo speelt hij sinds enige tijd de "eerste gitaar" bij het rembetika -groepje "Cabaretiko".
Op de site sinds: 24/09/2018 Terug naar het begin van deze pagina. Eleftheria ArvanitakiDe Griekse zangeres Eleftheria Arvanitaki ( Ελευθερία Αρβανιτάκη ) is een goed ingeburgerde verschijning op allerlei festivalpodia, ook de Lage Landen. De regelmatige bezoekers van deze site zullen dan ook niet wakker liggen van de overdosis aan superlatieven waarmee dit optreden (vooral in Amsterdam) aangekondigd wordt: "[ze] is dé stem van Griekenland", "[ze] wordt gezien als voorloper van de neo-rebetiko, de renaissance van de traditionele Griekse blues", enzovoorts. Zij weten Arvanitaki ook zo wel naar waarde te schatten. Voor zover nodig is er nog altijd onze eigen biografie van haar . Over het programma van deze concerten, of over de muzikanten die haar zullen vergezellen, wordt dan weer niets gezegd, en dat is wel een beetje jammer want ze is de laatste tijd in Griekenland met allerlei interessante projecten bezig, zoals een samenwerking met de groep Takim , of met Pantelis Thalassinos . Waarschijnlijk worden haar optredens in Brussel en Amsterdam dus "standaard" concerten van haarzelf. Deze concerten zijn overigens een onderdeel van een soort mini Europese tour: op 19 januari treedt ze op in München, en dan reist ze via Brussel noordwaarts. Op 23 januari is ze in Hamburg en daags na Amsterdam, dus op 26 januari, zit ze opnieuw in Duitsland, meer bepaald in Mainz.
Op de site sinds: 17/10/2018 Terug naar het begin van deze pagina. "Dans le port d'Amsterdam"Franse liedjes met Griekse connecties Een concert met Franse liedjes, en dat op een website over Griekse muziek? Ja hoor, maar dan niet omdat het gebracht wordt door twee getalenteerde Griekse muzikanten, wel omdat er heel wat liedjes op het programma zullen staan die op de één of andere manier een link hebben met de Griekse muziek. Toeval? Of niet? Misschien niet. Dit concert is namelijk gewijd aan het Franse chanson , en daar is dan uiteraard het muzikale genre mee bedoeld dat in Frankrijk ontstond in de jaren 1950, dat een hoogtepunt kende in de periode 1960-1970, dat vervolgens de duimen moest leggen voor andere genres als pop en rock (waar de muziek primeerde op de "tekst"), en dat tenslotte in de jaren 1990 een revival meemaakte. Welnu, dat genre wordt gekenmerkt door liedjes met sterke teksten en meeslepende melodietjes, gezongen door uitstekende vertolkers. En laat dat nu net ook de ingrediënten zijn van het "betere Griekse lied", de endechna en (een deel van) de laïka . Geen wonder dus dat de Grieken ook wel oren hadden naar het Franse chanson. De taal was niet echt een barrière, want minstens tot aan de Tweede Wereldoorlog was de kennis van de Franse taal zo goed als vanzelfsprekend in (vooral) de "betere kringen" in Griekenland. En een goede vertaling was voor de vele uitstekende Griekse tekstschrijvers ook geen enkel probleem. Heel wat bekende Griekse vertolkers hebben dus liedjes op hun repertoire staan die ontleend zijn aan het Franse chanson. Omgekeerd stonden de Fransen - ondanks hun reputatie van chauvinisten - toch ook open voor sterke liedjes, geleverd door andere nationaliteiten. En aan sterke liedjes heeft Griekenland natuurlijk geen gebrek. Veel daarvan werden van een Franse tekst voorzien, waarmee ze dan naadloos aansloten bij de andere liedjes in het genre - en evenveel succes hadden. Materiaal genoeg dus om, met het Franse (of Franstalige) chanson als uitgangspunt, een interessant en boeiend concert te brengen met heel wat Griekse aspecten. Het helpt natuurlijk ook dat het programma samengesteld werd door twee Griekse muzikanten. Die hebben allicht wat meer liedjes van Griekse componisten geselecteerd dan iemand anders dat zou doen (wat dan een extra argument is om dit concert een plaatsje op deze site te geven). Maar het blijft sowieso boeiend om te constateren hoeveel parallellen er zijn tussen het Franse en het Griekse lied. De muzikantenMaar laten we beginnen bij het begin, met de muzikanten zelf. Met sterke liedjes alleen maak je immers nog geen sterk concert. Je hebt ook nog goede vertolkers nodig. En aan die voorwaarde lijkt ruimschoots voldaan. De twee muzikanten zijn:
In ons oorspronkelijke artikel hadden we op de deze plaats een uitgebreide beschrijving van deze mensen neergezet. Inmiddels hebben we die teksten overgezet naar de afdeling " biografieën" in onze rubriek met "Achtergrondinformatie" . U kunt die bio's daar nalezen, en u komt er heel gemakkelijk door gewoon hierboven op hun namen te klikken. Het programmaDe exacte speellijst van dit concert hebben we niet, en als we hem hadden, dan zouden we hem niet verklappen. Een deel van de charme van dit concert zit hem namelijk in de soms verrassende connecties tussen de Franstalige liedjes en de Griekse muziek. Bovendien zorgen de muzikanten zelf voor wat toelichting (in het Grieks en het Frans), en we willen hen het gras niet voor de voeten wegmaaien. We beperken ons daarom tot enkele liedjes die mogelijk in aanmerking zouden kunnen komen, zonder garantie dat ze straks ook op het programma zullen staan. Het liedje "Dans le port d'Amsterdam" zal er allicht wel bij zijn, want dat is de "titelsong" van dit concert. Het werd geschreven door de Franstalige Belg Jacques Brel (1929-1978), en die zong het voor het eerst in 1964, tijdens een optreden in de "Olympia" in Parijs. Het werd een wereldwijd succes, en onder andere David Bowie zong het in het Engels in 1973. Maar in 1995 vertaalde de Griekse singer-songwriter Yorgos Arapakis (Γιώργος Αραπάκης, °1953) het liedje naar het Grieks en zette het op zijn album "Οι Κλέφτες Της Άνοιξης" (I Kleftes tis Aniksis, De dieven van de lente), een album waar onder meer ook Agathonas Iakovidis en Vasilis Saleas aan meewerkten. Arapakis is tegenwoordig wat minder bekend dan Vasilis Papakonstantinou ( Βασίλης Παπακωνσταντίνου , °1950), die het liedje van Brel met de Griekse tekst van Arapakis in 2002 overnam op zijn album "Προσέχω ... δυστυχώς" (Prosecho ... distichos, Ik pas op ... helaas). De meeste andere liedjes op dit album, zowel de tekst als de muziek, waren geschreven door Manos Xydoús , vooral bekend van Pyx Lax . Voor alle duidelijkheid: tijdens het concert in Brussel worden alle liedjes in het Frans gezongen, dus ook van "Amsterdam" krijgt u de originele Franse tekst te horen. Ook enkele andere klassiekers van Jacques Brel vonden hun weg naar Griekenland. Zo zong bijvoorbeeld Yannis Parios in 1979 het liedje "Μη μ’ αφήνεις μη" (Mi m'afinis mi), wat natuurlijk het wereldberoemde "Ne me quitte pas" is (uit 1959), maar nu in een Griekse vertaling van Sófi Pappá (Σόφη Παππά, °1951). Zij schreef ook een heleboel eigen teksten, maakte er vaak ook meteen de muziek bij, en soms zong ze haar liedjes ook zelf. Maar de meeste van haar liedjes werden toch gezongen door anderen, gaande van Stratos Dionysiou tot Anna Vissi . Parios was niet de eerste die een Griekse versie van "Ne me quitte pas" uitbracht. Zijn landgenote Vicky Leandros was hem bijna tien jaar voor geweest, met "Πες μου πως μπορείς" (Pes mou pos boris, Zeg eens hoe je het kunt) op haar gelijknamige album uit 1970. Hier had Sevi Tiliakou (Σέβη Τηλιακού) voor een Griekse tekst gezorgd die qua betekenis wel min of meer overeenkomt met het origineel, maar er toch geen letterlijke vertaling van is. In 1957 zong Edith Piaf (1915-1963) het al even wereldberoemde "La Foule" . Dat was een adaptatie van een Creoolse wals, in 1936 geschreven door de Argentijnse componist Angel Cabral. Piaf schreef vaak de teksten van haar liedjes zelf, maar in dit geval werd de Franse tekst voor haar geschreven door de Fransman Michel Rivgauche. En uiteraard bestaat er ook hier een Griekse versie van. Die heet "Το πλήθος" (To plithos, De Menigte) en ze werd in 1981 geschreven door Aris Davarakis (Άρης Δαβαράκης) en gezongen door Tania Tsanaklidou . De samenwerking tussen die twee leverde nog een hele reeks andere Griekse versies op van bekende liedjes van Piaf, zoals "Εραστές μιας νύχτας" ( "Les amants d'un jour" ), "Μυλόρ" (Milord) en nog een paar andere. Ook de jongere generatie Griekse muzikanten laat zich niet onbetuigd als het om Edith Piaf gaat. Nog maar pas in 2015 zong Eleonora Zouganeli "Ο ύμνος της αγάπης" (O ymnos tis agapis), en dat is natuurlijk "L'hymne à l'amour" , vertaald door Gerasimos Evangelatos ( Γεράσιμος Ευαγγελάτος ). Dat was dan wel in het kader van een toneelstuk, gewijd aan het leven van Edith Piaf en opgevoerd door het Ethniko Theatro (Nationaal Theater), maar het bewijst toch wel dat Piaf nog steeds gewaardeerd wordt in Griekenland. Eleonora Zouganeli speelde in het toneelstuk de rol van Edith Piaf zelf, en ze had zich helemaal ingeleefd in "haar" personage. Ze heeft dat liedje sindsdien trouwens een vaste plaats gegeven in haar eigen repertoire. Dat geldt blijkbaar ook voor enkele andere bekende liedjes van Piaf die in het toneelstuk aan bod kwamen, zoals "Non, je ne regrette rien" (1956) en "Padam Padam" (1951). Een andere mijlpaal van het Franse chanson is het emblematische “Sous le ciel de Paris” . Ook dat liedje wordt vaak geassocieerd met Edith Piaf, omdat het vooral haar vertolking was die in 1954 furore maakte. De tekst is echter van Jean Dréjac en de muziek werd geschreven door Hubert Giraud (1920-2016). Deze zelfde componist schreef in 1970 een ander nummer dat wereldwijd misschien nog meer bekend raakte, en dat was "Mamy Blue" . Er zijn ontelbare vertalingen van gemaakt, die door zowat iedereen vertolkt werden. De Engelse versie - daar gespeld als "Mammy Blue" - werd bijvoorbeeld gezongen door - onder (veel) meer - Vicky Leandros en Demis Roussos. Ook de Griekse versie, van de hand van Sevi Tiliakou (dezelfde die we hoger al tegenkwamen bij "Ne me quitte pas" ), heeft een dubbele -m- in de titel. Eigenlijk is dit liedje een gospel, maar in Griekenland werd het toch vertolkt door de ... "Olympians", een popgroep die in 1965 in Thessaloniki opgericht werd en al snel (pop/rock)geschiedenis schreef in heel Griekenland. Ze bleven zelfs overeind toen de Kolonels in 1967 hun dictatuur vestigden en het land zeven jaar lang in een ijzeren greep hielden. Pas rond 1970 moesten de "Olympians" de handdoek in de ring gooien, al zou "Mammy Blue" toch nog in 1971 verschenen zijn. Dan zouden we eigenlijk nog een paar andere Franse componisten moeten vernoemen die ijverig naar het Grieks vertaald werden, zoals Alain Barrière (met "Tora piá" , alias "Tu t'en vas" , op tekst van Pythagóras gezongen door Yannis Parios als meest bekende voorbeeld), of Georges Brassens ("O gorilas", alias "Le gorille", in 1996 vertaald en gezongen door Christos Thivéos ), of Charles Aznavour ("Mamá" alias "La mamma", gezongen door Vasilis Papakonstantinou ), maar het zal zo ook wel voldoende zijn om te begrijpen dat heel wat Franse successen ook een Griekse reïncarnatie kenden. Tot nog toe hebben we het inderdaad vooral gehad over liedjes die oorspronkelijk in het Frans geschreven werden en die vervolgens de wereld rondreisden. Maar ook de Fransen deden aan "culturele import". Het liedje "Oblivion" bijvoorbeeld wordt, samen met "Libertango", beschouwd als één van de beste werken ooit van de Argentijnse componist Astor Piazzola (1921-1992). Hij schreef het in 1982 voor de film "Henry IV" . Het werd van een Franse tekst voorzien door David McNeil, in 1946 in Amerika geboren maar van Frans-Russische afkomst en trouwens al in 1948 naar Frankrijk teruggekeerd. Zijn versie, onder de titel "J'oublie", werd alweer door iedereen gezongen die wat naam had in het Franse chanson, zoals Julien Clerc. De meest bekende uitvoering is misschien wel die van de Italiaanse zangeres en actrice Milva (°1939), die het in de jaren 1980 zong in Parijs, begeleid door Piazzolla himself. Goed twintig jaar eerder, in 1962, had deze flamboyante roodharige al voor sensatie gezorgd toen ze in de "Olympia" het repertoire van Edith Piaf zong - de eerste buitenlandse zangeres die dat had aangedurfd, en daarvoor ook nog beloond werd met een staande ovatie. Tussendoor, in 1979, werkte ze samen met Mikis Theodorakis , met het album "Von Tag zu Tag" tot gevolg. Het bevatte allemaal Duitse (!) vertalingen van bekende liedjes van Theodorakis , en het werd dan ook een eclatant succes. In 1980 verscheen er een Franstalige versie van, onder de titel "Attends, La Vie". Een Griekse versie van "Oblivion" hebben we niet meteen kunnen vinden, maar er zijn wel nogal wat andere liedjes van Astor Piazzolla naar het Grieks vertaald. Vrij recent (in 2002) zong Alkistis Protopsalti bijvoorbeeld zijn "Los pájaros perdidos", vertaald door Christos Kanellopoulos als "Η καταιγίδα". Er zullen er allicht nog veel meer zijn, want Piazzolla was ook in Griekenland erg populair. Op 3 juli 1990 gaf hij daar trouwens zijn allerlaatste concert, begeleid door het " Ορχήστρα των Χρωμάτων" (Orchistra ton Chromaton, ook bekend onder hun Engelse benaming "Athens Orchestra of Colours"), onder leiding van de oprichter van dat orkest, Manos Hadjidakis himself. Een maand later, terug in Parijs, kreeg Piazzolla een hersenbloeding, die hem in een coma bracht waaruit hij niet meer ontwaakte. Als goede Grieken hebben de twee muzikanten, die het concert in Brussel zullen verzorgen, uiteraard een bijzondere belangstelling voor liedjes van Griekse componisten die populair werden in een Franse versie, want die zijn er natuurlijk ook. Dergelijke liedjes zouden zelfs meer dan de helft van het concert moeten gaan vullen, en dat is ook niet zo moeilijk. Griekenland heeft immers een aantal componisten van wereldklasse, en de namen van twee daarvan zijn hoger al gevallen: Manos Hadjidakis en Mikis Theodorakis . Zij schreven sterke liedjes die ook Franse oren konden bekoren, en ze werden dan ook gezongen door grote Franse sterren als Edith Piaf ( "Les amants de Teruel" alias "Omorfi Poli") en Dalida ( "Mon frère le Soleil" alias "To treno fevgi stis ochtó" , of "La Danse de Zorba" alias u weet wel), maar ook door andere zangeressen die in Frankrijk actief waren. De Italiaanse Milva is al genoemd, maar er zijn natuurlijk ook de Griekse zangeressen die in het Frans zongen, zoals Nana Mouskouri of Melina Merkouri . Zowat al die zangeressen hadden trouwens ook liedjes van andere Griekse componisten in hun repertoire, met bijna evenveel succes overigens. Tijdens haar ballingschap in Parijs maakte Melina Merkouri alleen al niet minder dan vier platen die vol staan met Franse versies van Griekse liedjes. Op "Je Suis Grecque" (1971) staat bijvoorbeeld "Attendre, attendre" (alias "Kaïmos" van Theodorakis ), maar ook "Mes amis d'hier" en "Par dix, par cent, par mille" (Stou Othona ta Chronia) van Stavros Xarchakos . Op "Si Melina m'était contée" (1973) staan drie liedjes van Vangelis Papathanasiou (zelf ook internationaal bekend/beroemd als "Vangelis"), waaronder "Ou que porte mon voyage, la Grèce me blesse" , naar een gelijkluidend gedicht van Yorgos Seferis . En op haar plaat "L'œillet rouge" (1973) vinden we, naast "L'orgue de Barbarie" ("To organaki " van Vasilis Tsitsanis ), ook haar beroemde "Melina, Melinaki" ("Delfini, delfinaki" , met muziek van Manos Loïzos ). In dat laatste vertelt ze over haar jeugd, toen ze als klein meisje aan de hand van haar grootvader door Athene wandelde (waar die toen burgemeester was). Hij zegt in essentie dat het jammer is dat zij een meisje is, want anders was er voor haar een grote toekomst weggelegd geweest. "Och, grootvader", antwoordt Melina op het einde van het liedje, "als ik groot ben, zul je toch trots op me zijn, want ik zal me niet laten doen". De Kolonels zullen het geweten hebben. Voor haar Franse teksten kon Melina Merkouri vaak rekenen op Richelle Dassin, een dochter van haar echtgenoot, de Amerikaanse regisseur Jules Dassin, uit diens eerste huwelijk. Richelle schreef bijvoorbeeld ook de tekst van het liedje "Je suis Grecque", en haar broer, de bekende Franse chansonnier Joe Dassin, schreef er de muziek voor. In 1974 verscheen er een Griekse versie van, onder de titel "Είμαι Ρωμιά" (Ime Romia), en die tekst werd dan weer geschreven door Melina zelf. Ook Georges Moustaki (1934-2013) maakte een aantal Franse vertalingen van liedjes van Mikis Theodorakis . Voorbeelden zijn "Nous sommes deux" (Imaste dyo) en "L'homme au cœur blessé" (Stou pikramenou to avli). Moustaki had weliswaar de Franse nationaliteit en hij was geboren in Egypte, maar toch was hij van Griekse afkomst (plus Joods en Italiaans). Hij schreef zijn eigen liedjes in het Frans, maar een flink aantal van zijn (vele) grote successen werden naar het Grieks vertaald en dan vaak gezongen door Melina Merkouri . Bekende voorbeelden zijn "O Métikos" (Le Méteque) en "Mesogios" (En Méditerranée) . Dat laatste zong Moustaki voor het eerst tijdens een Spaanse tournee - waar prompt een einde aan kwam omdat het Franco-regime hem stante pede het land uitzette. Ook de versie van Melina , met een Griekse tekst van Dimitris Christodoulou, was een vlijmscherpe aanklacht tegen hun Griekse collega-dictators, de Kolonels. Wat later, met de Kolonels nog steeds vast in het zadel, zong Marinella er een "gekuiste" versie van. Daarmee raakte het liedje door de censuur en kon het in Griekenland uitgebracht worden, maar iedere Griek wist natuurlijk perfect wat er in het origineel had gestaan, al dan niet omdat Marinella wat moest schipperen met de klemtoon om de nieuwe tekst op de originele melodie te doen passen. Het is trouwens zeer de vraag of dat wel een "ongelukje" was, want Griekse tekstschrijvers hebben dergelijke trucjes normaal niet nodig... Tot slot mag Yannis Spanós (°1934) hier niet onvermeld blijven. Hij begon zijn muzikale carrière in Parijs, eerst als pianist in de cabaretten van de "rive gauche" en vervolgens ook als componist van liedjes die in die minimalistische stroming pasten. De teksten haalde hij vaak bij grote Franse dichters. Zijn werk werd gezongen door heel wat bekende namen uit die tijd, waaronder Béatrice Arnac, Michèle Arnaud, Brigitte Bardot en Juliette Gréco. Voor die laatste (die overigens een Française is van Corsicaanse afkomst) schreef Spanós zelfs een hele plaat vol, "Complainte amoureuse" (1969). Ook Melina Merkouri zong een liedje van hem, "Les Bateaux de Samos" , met een tekst van Maurice Fanon. Later keerde Yannis Spanos terug naar Griekenland, waar hij als grondlegger van de "Neo Kyma" beschouwd wordt. Die minimalistische stroming (een stem en een gitaar, meer niet) ontleende haar naam aan de Franse "Nouvelle Vague" , ook al is die laatste te situeren in de filmwereld. De "Neo Kyma" sloeg in elk geval aan in Griekenland, en Yannis Spanos begon daarmee aan een klim naar de top van de grote Griekse componisten. Zoals gezegd mag het bovenstaande verhaal in geen geval gelezen worden als het programma van het concert "Dans le port d'Amsterdam" in Brussel. Teti Kassioni en Yorgos Athanasiou kiezen in de eerste plaats liedjes die ze zelf graag horen en die ze ook graag spelen, maar een aantal van de genoemde liedjes zijn natuurlijk wel zo goed als "incontournable" , onontkoombaar dus. Ze zijn immers niet voor niets zo populair geworden. En ons verhaal maakt hopelijk toch duidelijk dat er wel degelijk een flinke "French connection" te vinden is in de Griekse muziek - of was het omgekeerd? Een "Greek connection" hebben we niet gevonden voor "La maison sur le port" , maar dit liedje zal waarschijnlijk toch wel op het programma staan. Het is namelijk één van de favoriete nummers van dit duo, en ze brengen het op zowat al hun concerten. Het is een succesnummer van de Portugese fado-zangeres Amália Rodrigues (1920-1999). Die zong het voor het eerst in het Frans in 1969, toen ze op het hoogtepunt van haar internationale carrière stond. Ook in Frankrijk was zij enorm populair. Het bewijst nogmaals dat de Fransen niet zo chauvinist zijn als er soms gedacht wordt - mits je de capaciteiten hebt om hen te overtuigen. Amália Rodrigues had die, en vele Griekse componisten dus ook. Overigens willen Teti Kassioni en Yorgos Athanasiou met dit concert eigenlijk helemaal niets bewijzen. Als hen gevraagd wordt wat ze willen dat het publiek na afloop mee naar huis neemt, dan komt het antwoord zonder aarzelen: "een glimlach". Met een dergelijk repertoire zal dat ongetwijfeld ook deze keer weer het geval zijn.
Op de site sinds: 01/12/2018 Terug naar het begin van deze pagina. A tribute to Pavlos SidiropoulosDoor Stelios Tsoukiás & band De Griekse singer-songwriter Stelios Tsoukiás komt vanuit Londen - waar hij ijverig aan zijn eerste eigen album timmert - naar Amsterdam voor een "Tribute to Pavlos Sidiropoulos , 28 years after his death". Die "28 jaar" klopt inderdaad, want Pavlos Sidiropoulos overleed in 1990. Toch is het een beetje ongewoon om daar een herdenking aan op te hangen. Meestal worden er daarvoor mooie ronde cijfers gebruikt. Maar Pavlos Sidiropoulos was ook niet bepaald "gewoon". En vorig jaar (in december 2017) presenteerde Stelios Tsoukias in Londen trouwens óók al zo'n "tribute" , maar dat heette toen natuurlijk nog wel "27 years after his death" . Pavlos SidiropoulosMaar laat ons beginnen bij het begin, bij Pavlos Sidiropoulos ( Παύλος Σιδηρόπουλος ) zelf. De man wordt beschouwd als één van de grondleggers van de Griekse rock, ook al verscheen hij pas vrij laat ten tonele. Maar hij was wel de juiste man op het juiste moment op de juiste plaats. Om dat beter te begrijpen is het nuttig om in het kort even te kijken naar de geschiedenis van de Griekse rock. Zoals bekend hebben Griekse muzikanten ook aan dit genre een heel eigen invulling gegeven, maar dat ging niet zomaar in één-twee-drie. Of misschien juist wel. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat er drie pogingen nodig waren om Griekenland aan het rocken te krijgen. Het begon allemaal ergens in het prille begin van de jaren 1950. Toen werd de "rock and roll" in Griekenland geïntroduceerd door matrozen van de Amerikaanse oorlogsbodems die in de buurt van Athene gestationeerd waren. De Griekse jeugd pikte de nieuwe muziek snel op. In de Atheense wijk Psirri ontstonden er allerlei clubs waar ze er op verder borduurden. Wat oorspronkelijk dansmuziek was geweest, werd nu luistermuziek. Ook de bijbehorende levensvisie werd geadopteerd, en sommigen zeggen zelfs dat er in Griekenland al hippies waren vooraleer die naam elders gebruikt (of uitgevonden) werd. Veel is er over die periode niet geweten, want de pers besteedde er geen aandacht aan, de politie maakte genadeloos jacht op hen, en vele prominente figuren uit het milieu namen de wijk naar het buitenland. Rond 1956 viel het doek over deze eerste "valse start". Maar de basis was gelegd, en rond het begin van de jaren 1960 ontstonden er opnieuw allerlei groepjes, zoals de "Forminx", de "Olympians". en (tegen het einde van het decennium) bijvoorbeeld ook "Aphrodite's Child", een groep die wereldberoemd werd. Die groepen waren misschien beter verteerbaar voor de autoriteiten omdat ze zich vooral met de muziek zelf bezig hielden, en minder met alternatieve levensstijlen - of toch niet zo prominent als hun voorgangers. Net als in het buitenland werd de muziek zelf ook wat "braver", en er ontstonden allerlei mengvormen. Zo worden de "Olympians" eerder als een popgroep omschreven en "Aphrodite's Child" als een "progressive rock band". Deze keer bleef het verschijnsel niet beperkt tot Athene. Ook elders in Griekenland ontstonden er muziekclubs. In West-Europa zou zoiets een "muziekcafé" genoemd worden: je kon er iets drinken, soms ook een hapje eten, en er werden regelmatig allerlei live-optredens georganiseerd. Ook in Thessaloniki waren er dergelijke clubs, en één van de vaste bezoekers daar was het onderwerp van dit artikel, namelijk Pavlos Sidiropoulos . Hij was in 1948 in Athene geboren, had daar zijn middelbare school afgemaakt en was in 1967 naar Thessaloniki gekomen om er wiskunde te gaan studeren. Hij raakte er bevriend met een medestudent, een zekere Vangelis Germanos , en af en toe maakten ze samen wat muziek. Maar dat was gewoon voor het plezier, en ook enkel voor zichzelf, niet voor publiek. En zelfs dat duurde niet lang, want na zijn eerste jaar keerde Germanos terug naar Athene om daar verder te studeren. Sidiropoulos bleef in Thessaloniki, en daar was hij dus vaak te vinden in de clubs, waar hij luisterde naar de vele groepjes die er in de stad optraden. Dat veranderde in 1969, toen hij Pandelis Deliyannidis leerde kennen. Die was toen gitarist bij de "Olympians" en na een concert raakten ze aan de praat. Het klikte meteen tussen hen, en samen vormden ze het duo "Damon en Fidias". Pavlos Sidiropoulos zong en speelde slagwerk, Pandelis Deliyannidis nam de gitaar voor zijn rekening. Hun naam ontleenden ze aan de klassieke oudheid. Damon en Fidias (via de Romeinen bij hedendaagse classici beter bekend als "Damon en Pythias") waren namelijk twee bevriende filosofen, leerlingen van Aristotelis, en de combinatie van hun beide namen werd zowat synoniem voor "hechte vriendschap" of "boezemvrienden". Het duo "Damon en Fidias" begon met optredens in Thessaloniki, maar in 1971, toen Sidiropoulos klaar was met zijn wiskundestudie, verlegden ze hun actieterrein naar Athene. Met de hulp van Tasos Falireas, directeur bij de platenmaatschappij Lyra, maakte het duo al snel een 45-toerenplaatje. Deliyannidis had de muziek geschreven, Sidiropoulos zorgde voor de teksten. Opvallend detail: die teksten waren in het Grieks, en dat terwijl de meeste Griekse rockers nog altijd in het Engels zongen. Dat was niet meteen een "uitvinding" van het duo zelf, want Dionysis Savvopoulos had het hen al voorgedaan. Die trad in die tijd op met de groep "Bourboulia" als vaste begeleiders. Ze waren vaak te horen in de " Kyttaro ", de Atheense club die aanzien werd als een soort rock-equivalent van de Parijse Olympia. Het was niet niks als je daar mocht optreden. Maar goed, Savvopoulos had toen al drie eigen platen op zijn naam staan, waaronder "Fortigó" (1966), dat flink op weg was om platina te worden. De twee vrienden van "Damon en Fidias" kenden Savvopoulos en zijn groep van nabij, want ook zij werden opgenomen in het selecte gezelschap dat in de Kyttaro op het podium mocht. Ze staan ook mee op de plaat "Ζωντανοί στο Κύτταρο " (Zontani sto Kyttaro , Live in de Kyttaro ). Dat album, verschenen in 1972, geldt nog altijd als één van de mijlpalen van de Griekse rock, gewoon omdat er de "crème de la crème" van de toenmalige rock-scène op te horen is. In datzelfde jaar 1972 gingen Dionysis Savvopoulos en de groep "Bourboulia" uit elkaar, De groep veranderde zelf ook van samenstelling. Van de originele leden bleven enkel de drummer Nikos Tsiloyannis en de bassist Vassilis Dallas over. Zij konden "Damon en Fidias" overhalen om met hen mee te doen, en het duo ging dus op in "Bourboulia". Volgens een krantenbericht uit die tijd wilden ze aan "blues" en "heavy rock" gaan doen. Daar kwam echter niet veel van in huis, ook al omdat dat huis door het Kolonelsregime in een ijzeren greep gehouden werd. Die vonden dat nieuwerwetse gedoe maar niks, en ze gruwden al helemaal van jongens met lang haar en dat soort toestanden. Ze waren in 1967 aan de macht gekomen, maar ze begonnen nu hun greep op de maatschappij te verliezen. Zoals gewoonlijk reageerden ze daarop door de duimschroeven nog wat vaster aan te draaien (vaak ook letterlijk trouwens). Niet bepaald een gunstig klimaat om te gaan rocken, dus. Wie dacht dat het - voor de rock en andere moderne muziek - zou beteren na de val van het Kolonelsregime in 1974, die kwam bedrogen uit. De Kolonels waren nog meer repressief tekeer gegaan tegen het politieke lied dan tegen de rock (vraag het maar aan Mikis Theodorakis ), en het was dan ook dat genre dat hoogtij vierde in de eerste jaren na 1974. Dat gold trouwens niet alleen voor het eigenlijke politieke lied, maar ook voor de endechna , die daar in zekere zin een uitloper van was. Het leek dan ook "over and out" te zijn voor de Griekse rock. Sinds pakweg 1972 was er niets meer van betekenis geweest op dat terrein. Maar dan, in 1978, kwam de wet van actie en reactie weer in actie. De mensen kregen zo langzamerhand genoeg van al dat zwaarwichtige gedoe, en ze wilden wel weer eens wat luchtigers, wat vrolijkers. Het is geen toeval dat er in dat jaar twee "mijlpaalplaten" verschenen. De ene was de "Ekdikisi tis gyftias" van Manolis Rasoulis , Nikos Xydakis en Nikos Papazoglou (die we elders uitgebreid toegelicht hebben), en de andere was "Flou" , de eerste eigen plaat van Pavlos Sidiropoulos . Sidiropoulos had zelf de teksten en de muziek voor "Flou" geschreven. Hij zong de liedjes ook zelf, begeleid door de groep "Spyridoula". In één nummer zou Dimitra Galani met hem meegezongen hebben, zegt men, ook al staat haar naam niet op de hoes. "Flou" werd uitgebracht door EMI , de grootste platenmaatschappij van Griekenland, maar het album werd toch geen commercieel succes - in elk geval niet in termen van aantallen verkochte exemplaren. Maar het album had wel een enorme impact. Sidiropoulos was namelijk gewoon zichzelf gebleven in zijn teksten, en die vertelden dus over het gewone, dagdagelijkse leven van de jeugd van die tijd. Ook in zijn kritische visie op de maatschappij konden zij zich helemaal vinden. Dat was heel wat anders dan de verheven poëzie die ze tot dan toe gehoord hadden, en de liedjes van "Flou" werden stuk voor stuk klassiekers in hun genre. Tientallen jaren later werden ze nog altijd gespeeld door iedereen die met rock bezig was, gaande van teenagers in hun garage tot en met de meer professionele groepen. Het is dan niet overdreven om te zeggen dat dit ene album de Griekse rock-scène nieuw leven ingeblazen heeft. Volledigheidshalve moet daar worden bijgezegd dat het pad eigenlijk al geëffend was door Dimitris Poulikakos, de "patriarch van de Griekse rock", Die had in 1976 al de weg gewezen met een plaat vol lichtvoetige, humoristische teksten. Maar het was toch "Flou" dat de rock aan het rollen bracht. Enkele jaren later, in 1982, volgde het tweede eigen album van Sidiropoulos , onder de titel "Εν Λευκώ" (En Lefko, lett. "Blanco"). en in 1985 verscheen "Zorba the Freak", zijn derde studio-album. Hiervoor liet hij zich begeleiden door alweer een andere groep, de "Aprosármosti" (die onderweg ook regelmatig van samenstelling wisselde). De teksten van die twee albums waren nog steeds van hem zelf, de muziek was vaak van anderen. Pavlos Sidiropoulos blonk inderdaad vooral uit als tekstschrijver. Verder was hij niet echt een briljant componist, en ook als muzikant was hij niet uitzonderlijk goed. Hij was wel een uitstekend "showman", en zijn live optredens hadden veel succes. Enkele daarvan werden opgenomen en op plaat uitgebracht. Naar het schijnt wist Sidiropoulos zeer goed wat zijn sterke en zijn zwakke punten waren, en daar hield hij ook rekening mee in zijn werk. Op één punt liet zijn zelfkennis hem helaas in de steek, en dat was zijn drugsgebruik. Heroïne was in die periode erg ingeburgerd in het milieu, en ook Sidiropoulos gebruikte het. Alleen dacht hij dat hij het onder controle had, maar dat bleek niet het geval te zijn. Er zijn nogal wat getuigenissen van collega's die zeggen dat de voorbereidingen voor een volgende plaat steevast de mist ingingen, omdat hij compleet stoned in de studio verscheen - of helemaal niet kwam opdagen. Op 6 december 1990 overleed hij dan aan een overdosis. Hij was 42 jaar oud geworden. Merkwaardig genoeg kwam toen de platenindustrie pas goed op gang, in die mate dat de meeste platen in zijn discografie dateren van na zijn dood. Zijn eerste gouden plaat verscheen bijvoorbeeld in 1993. Er kwamen zelfs platen met "nieuwe" liedjes, die wel op allerlei manieren opgenomen waren tijdens zijn leven, maar nooit eerder uitgegeven werden. Een aantal van die liedjes waren pogingen van hem om rock en rembetika met elkaar te vermengen. Hij experimenteerde ook met blues, en met een mix van blues en rembetika . Het zal dan niet verbazen dat hij bij dat alles de steun kreeg van Stelios Vamvakaris , de "zoon van" en zelf een groot voorstander van dat soort dingen. Toch is het vooral in de rock dat Sidiropoulos baanbrekend werk heeft geleverd, en hij staat dan ook bekend als "de Prins van de Rock". In een ander land zou het misschien "the King of Rock & Roll" geweest zijn, maar Griekenland heeft het niet zo begrepen op koningen. In het verleden hebben ze daar niet zo'n beste ervaringen mee gehad, en als eretitel was "prins" dan veel beter geschikt. En de betrekking van "King of" was trouwens al ingenomen, namelijk door Elvis Presley, die ook in Griekenland heel wat aanhang had. Pavlos Sidiropoulos was kennelijk een erg gesloten persoonlijkheid en hij had niet veel echte vrienden. Er zijn dus weinig mensen die hem goed kenden, met als gevolg dat er heel veel mensen zijn die alles over hem weten te vertellen. In dat opzicht was "Flou" een uitstekende titel voor zijn "mijlpaal-plaat". Het Franse leenwoord betekent eigenlijk "wazig, onbepaald", en die betekenis heeft het ook in het Grieks behouden. Maar als de Grieken van iemand zeggen dat hij "flou" is, dan is hij onvoorspelbaar en wispelturig. Daarom zijn er nogal wat mensen die het liedje "Babis o Flou", de titelsong van het album, min of meer als een autobiografisch werk beschouwen. Sidiropoulos zou inderdaad niet van de gemakkelijksten zijn geweest om mee samen te werken, zelfs voor de heroïne het stuur overnam. Feit is wel dat zijn samenwerkingen nooit lang standhielden, maar dat hoeft niet noodzakelijk (alleen) op zijn rekening geschreven te worden. Men vergeet dan immers dat het genre toen volop in ontwikkeling was. In andere landen werden de "grote voorbeelden" vaak slaafs nagevolgd, maar dat was niets voor het muzikale talent in Griekenland. Zowat iedereen zocht daar zijn eigen weg, en al die verschillende wegen voerden niet steeds naar hetzelfde Rome. Het is dan logisch dat muzikanten elkaar vonden, een deel van de weg samen aflegden, en vervolgens bij het eerstvolgende kruispunt weer uit elkaar gingen. Hoe dan ook, het "Tribute to Pavlos Sidiropoulos " in Amsterdam wordt geen lezing over de man zelf, maar "gewoon" een concert met een heleboel van zijn beste liedjes. Dat programma wordt aangevuld met liedjes van andere groepen die rechtstreeks door Sidiropoulos beïnvloed werden, en dat zijn er heel wat. Stelios TsoukiásHet initiatief voor dit concert komt van Stelios Tsoukias (Στέλιος Τσουκιάς). Die werd in Athene geboren, groeide op in Exarchia, en studeerde later economie, statistiek en financiewezen. Met zijn master op zak ging hij in 2013 eerst aan de slag bij de Nationale Bank van Griekenland, en daarna bij een marketingbedrijf, waar hij klantenprofielen analyseerde. In 2015 verhuisde hij naar Londen, waar hij momenteel als "data scientist" werkt voor een groot internationaal bedrijf dat zich toelegt op de online handel, waarvan we de naam hier toch maar niet zullen noemen. Naar eigen zeggen groeide Stelios Tsoukias op met de muziek van Bob Marley. Dat was het eerste waar hij op zijn kamer naar luisterde - "op cassettes natuurlijk", grinnikt hij. Het tweede album dat in zijn cassettespeler belandde was "Τα μπλουζ του πρίγκηπα" (Ta blues tou pringipa, De blues van de prins). Die "prins" was natuurlijk Pavlos Sidiropoulos , en het in 1992 posthuum uitgegeven album bevatte oude opnames uit de periode tussen 1979 en 1981, toen hij experimenteerde met een kruising tussen blues en rembetika . Toen Stelios Tsoukiás zelf gitaar begon te spelen, waren de liedjes van Sidiropoulos bij zijn eerste probeersels. Toch luisterde hij ook naar laïka en rembetika . Op dat vlak is Vasilis Tsitsanis zijn grote favoriet. De dimotika daarentegen zei hem niet zoveel, tot hij naar Londen verhuisd was. Zijn familie is afkomstig van Kerkyra, en tijdens een vakantie daar kwam hij toevallig op een dorpsfeest terecht. Dat veranderde zijn kijk op de traditionele Griekse muziek, ook al verkiest hij toch de meer hedendaagse bewerkingen boven het origineel. Maar degene die hij het meest van al bewondert is toch wel Thanasis Papakonstantinou . "Zijn teksten zouden eigenlijk op school aangeleerd moeten worden", vindt hij, "want hij is één van onze grote hedendaagse dichters". Ook bij Pavlos Sidiropoulos zijn de teksten natuurlijk van groot belang, en misschien is het daarom dat Stelios Tsoukias zich met zijn "Tribute to Sidiropoulos " vooral richt tot een Grieks publiek. Dat was al het geval tijdens de eerste editie in Londen, in december 2017, en dat lijkt niet anders te gaan worden in Amsterdam. Zoals in de inleiding gezegd is hij momenteel (dus in Londen) bezig aan een eerste eigen album. Eén liedje is al klaar, de rest zou volgen. In afwachting heeft hij alvast een eigen groepje gevormd, waarmee hij af en toe in Londen het voorprogramma mag spelen bij belangrijke Griekse concerten. Tot nog toe "deden" ze al erg uiteenlopende artiesten als Fivos Delivorias en Iró , Het is ook met dat zelfde groepje dat hij naar Amsterdam komt. Hun bezetting ziet er als volgt uit:
Daarmee heeft u toch wel een goed beeld van wat u van dit concert mag verwachten.
Op de site sinds: 19/12/2018 Terug naar het begin van deze pagina. Rebet guitarSRembetika Het gitaarduo "Rebet guitarS" speelt rembetika uit de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw; en dat in zijn meest oorspronkelijke vorm. Het repertoire bestaat vooral uit composities en traditionele melodieën van diverse componisten die zelf gitarist waren, zoals Spyros Peristeris, A. Kostis (pseudoniem van Kostas Bezos), Kostas Skarvelis, Stelios Chrysinis en anderen. Het duo bestaat uit Charis Konstantinou (zang en gitaar) en Jaap Faber (gitaar). Charis is (of was) student aan het conservatorium van Amsterdam en Jaap is reeds geruime tijd liefhebber van Griekse muziek, en van de rembetika in het bijzonder. Zoals we al eerder schreven is een rembetika -concert met "enkel" twee gitaren lang niet zo gek als het (misschien) wel klinkt. De gitaar heeft altijd al een belangrijke rol gespeeld in de rembetika -muziek. Veel bekende componisten waren van oorsprong gitarist en er zijn heel wat uitstekende gitaristen die bekende namen geworden zijn. Wat meer is: in de beginperiode van de rembetika speelde de gitaar zelfs de hoofdrol, pas later heeft ze die moeten afstaan aan de bouzouki . Meer hierover leest u op de gitaar -pagina in onze instrumentenrubriek. De twee leden van "Rebet guitarS" halen hun inspiratie bij de originele opnames uit die tijd, met andere woorden: opnames uit het begin van de Twintigste Eeuw. Met de locatie van dit concert, het Pianola-museum in Amsterdam, zit het duo dan alvast in het juiste tijdskader. De pianola is namelijk een soort mechanische piano, die aangestuurd werd door een rol papier waarin het muziekpatroon was aangebracht door middel van allerlei gaatjes. Het principe is dus min of meer hetzelfde als dat van de laterna , die vooral in Zuid-Europa in gebruik was. Er waren indertijd nog meer soorten mechanische muziekinstrumenten op de markt, die muziek reproduceerden zoals die was vastgelegd op cilinders, schijven, papierrollen of boeken. Ze ontstonden tijdens de Renaissance, maar ze maakten pas echt furore aan het begin van de Twintigste Eeuw, precies de periode dus waarin de rembetika ontstond, en ook exact de periode die het "Rebet guitarS" duo onder de aandacht wil brengen. De pianola en de rebetika zitten natuurlijk wel aan tegengestelde uiteinden van het "sociale spectrum". Een pianola was namelijk peperduur, gewoon omdat het een behoorlijk ingewikkeld instrument was. Een menselijke pianist kan immers heel wat nuances in zijn of haar spel leggen, en die konden weliswaar allemaal vastgelegd worden op de papierrollen die de pianola aandreven, maar ze moesten dan ook nog op de snaren overgebracht worden. Daar was een vernuftig mechanisme voor nodig, dat met heel veel precisie moest gebouwd worden. Het was dus enkel de "betere klasse" die zich zo'n pianola kon veroorloven. Het pianola-museum herbergt een hele verzameling van dergelijke instrumenten, en beschikt bovendien over meer dan 30.000 muziekrollen. Dat alles bij elkaar moet indertijd een flink fortuin hebben gekost. De rembetika daarentegen was muziek van, voor en door het gewone volk, en de "betere klasse" keek er minachtend op neer. Je zou het dan als een soort goedaardige revanche kunnen beschouwen dat er nu, uitgerekend in dat museum, rembetika -muziek zal gaan weerklinken. Anderzijds ligt het museum midden in de Jordaan, de oude volksbuurt van Amsterdam, dus wat dat betreft zit het wel goed met de sfeer. Bovendien deed het gebouw, waar nu de pianola's prijken, tot 1994 nog dienst als politiebureau. Als je dan weet dat de Griekse politie tijdens de Metaxas-dictatuur (1936-1940) jacht maakte op de rembetes , dan is het eigenlijk een dubbele revanche om hier rembetika te gaan spelen. En - zoals het persbericht droogjes opmerkt - om de avond compleet te maken zal de ouzo zeker niet ontbreken...
Op de site sinds: 19/12/2018 Terug naar het begin van deze pagina. Cabaretiko"Rebetiko revisited" Het Brusselse rembetika -groepje "Cabaretiko" bestaat al een hele tijd, maar hun "Rebetiko revisited" programma is beslist een (hernieuwde) kennismaking waard. Het ensemble met die naam ontstond ongeveer vier jaar geleden, in het kader van het "Nous sommes Grecs" festival. In april 2015 was er daar een namiddag met als thema "Greeks in Belgium". Het - toen - kersverse "Cabaretiko" was één van de drie groepjes die er een rembetika programma voorstelde. Maar de voorgeschiedenis van "Cabaretiko" gaat nog veel verder terug. Cabaretiko werd immers gevormd rond de zangeres Maria Spyróglou , die voordien bij Vinylio zong, en nog eerder bij de voorganger daarvan, die "Laos kai Kolonaki" heette en in mei 2009 van wal stak. De afzonderlijke leden van al die groepjes speelden zelfs al eerder in restaurants en dergelijke. Toen "Cabaretiko" ten tonele verscheen, was hun repertoire zowat het eerste wat opviel. De drie leden hadden elk hun eigen voorkeur voor een bepaalde periode uit de geschiedenis van de rembetika . Binnen de groep kregen ze ook de ruimte om daarmee naar buiten te komen, met deskundige ondersteuning van de twee anderen. We hadden het daarover al op onze juni 2016 maandpagina , maar de essentie is toch wel dat hun repertoire op die manier zowat het hele gamma van de rembetika bestreek, wat dan voor een gevarieerd en boeiend programma zorgde. En omdat ze mochten spelen wat ze zelf graag hoorden, beleefden ze er zelf ook veel plezier aan - en dat straalde natuurlijk af op hun publiek. Dat is nog altijd niet veranderd, ook al hebben ze inmiddels hun samenstelling gewijzigd. Ze begonnen met de obligate samenstelling van zang, bouzouki en gitaar, maar de bouzouki werd ergens in het begin van 2018 ingeruild voor een tweede gitaar. Dat geeft dan het volgende resultaat:
De "nieuwkomer", Nikos Prosilias, is eigenlijk klassieke gitarist van opleiding, maar hij speelt met evenveel gemak ook andere genres. Zo liet hij zich eerder al opmerken als onderdeel van het "Retro Greek Music" ensemble met Eleni Nasiou , onder (veel) meer in maart 2015 in de Art Base, of nog in juni 2015 toen hij daar samen met Marina Petsali een programma bracht rond Hadjidakis en Arleta. Dat hij zijn nieuwe rol als rembetika -gitarist wel heel ernstig neemt, blijkt alleen al uit het feit dat hij speciaal hiervoor een nieuwe gitaar bouwde. Uiteraard had hij al een gitaar in zijn bezit, en waarschijnlijk zelfs meer dan één. Veel andere gitaristen zouden die dan gewoon gebruikt hebben voor het nieuwe repertoire. Maar Nikos Prosilias is een perfectionist, en hij vond dat niet goed genoeg. Dus ging hij maar zelf aan de slag. Hij deed er drie maanden over, alleen al voor het bouwen zelf, zonder de voorbereiding mee te tellen. Om te weten hoe een gitaar in de vroege rembetika gebruikt werd, was hij immers gaan praten met oude muzikanten. Die hadden hem verteld wat er belangrijk was, en vervolgens was hij te rade gegaan bij oude instrumentenbouwers in Griekenland. Gewapend met al die tips ging hij dan zelf aan de slag. In september 2018 zat hij er voor het eerst mee op het podium. Het resultaat was een rembetika -concert met twee gitaren , waarbij je je afvroeg waarom er eigenlijk ooit iemand op het idee was gekomen om een bouzouki te gaan gebruiken om deze muziek te spelen ... Een tweede verrassing was dat het trio voor een deel van het concert versterking kreeg van ... een klarinettist en een pianiste. Niet bepaald gebruikelijk in de rembetika , maar toch klonk het op de een of andere manier heel erg fris en natuurlijk. Dat was (mede) te danken aan de arrangementen, die speciaal hiervoor gemaakt werden door - alweer - Nikos Prosilias. Zijn uitgebreide technische bagage en zijn onmiskenbaar muzikaal talent kwamen daarbij goed van pas. En hij heeft duidelijk ook heel wat affiniteit voor de rembetika , Zijn arrangementen zitten dan ook vol met opmerkelijke "trouvailles", kleine details die verrassend en verfrissend klinken. Maar tegelijk blijft hij trouw aan het muzikale karakter van de originele liedjes, zodat het allemaal heel erg natuurlijk en vanzelfsprekend klinkt. Zo laat hij de klarinet bijvoorbeeld in duet gaan met de stem van Maria. Dat is op zich al ongebruikelijk, want meestal wisselen de klarinet en de zangstem elkaar af. Hier klinken ze samen, en dat doet dan denken aan de grotere rembetika -ensembles, waar er meerdere zangeressen waren. Een van hen zong dan de eigenlijke tekst, maar het refrein zongen ze samen. Bij "Cabaretiko" wordt de klarinet daarvoor ingezet. Ook de gebruikelijke taksim, de "intro" aan het begin van een liedje, krijgt een nieuwe invulling, die tegelijk toch teruggaat naar de oorsprong. Het gebruik werd indertijd ontleend aan de Arabische en Turkse muziek, en het was ooit bedoeld om zowel de muzikanten als de luisteraars in de juiste stemming te brengen - figuurlijk maar soms ook letterlijk - voor het eigenlijke liedje. Na verloop van tijd was zo'n opwarming in feite overbodig geworden, al was het maar omdat iedereen de meeste liedjes sowieso al kende, maar het gebruik bleef overeind. De taximia zijn zelfs te horen op de oude 78-toeren platen, en dat terwijl de speelduur daar toch erg beperkt was. Live had je desnoods de hele avond voor zo'n opwarming, maar op plaat waren er in totaal amper drie of vier minuten beschikbaar, en daar moest het liedje zelf natuurlijk ook nog bij. Kortom: de taxim had eigenlijk geen functie meer, maar de muzikanten bleven hem spelen, gewoon "omdat het zo hoorde". In de " rembetika revisited" van "Cabaretiko" is het vaak de piano die het liedje opent. Gewoon enkele noten, meer niet. Het klinkt een beetje vragend, zo van "is het dat?". De gitaar antwoordt, ook met enkele noten, en dan is het weer de beurt aan de piano. Zo gaat het een paar keer heen en weer, en dan is het liedje "vertrokken". Uiteraard hoeven deze muzikanten "hun weg niet te zoeken", ze weten perfect waar het naartoe gaat, maar het klinkt wel "net alsof". De twee gastmuzikanten, die dit verrassend klankbeeld helpen opvullen, zijn niet bepaald de eersten de besten. Het zijn:
Areti Prosilia heeft zich al (veel) vaker laten opmerken als getalenteerde pianiste, en dat in zeer verschillende projecten. Ze speelt (uiteraard) klassiek, maar met evenveel gemak begeleidt zij lichte Griekse muziek - en nu dus ook de rembetika . Zij woont al enkele jaren in Brussel, waar zij piano studeert aan het conservatorium en waar ze zelf ook pianoles geeft. Ook Ilias Papadopoulos was eerder al te gast in de Art Base, als lid van een ensemble dat een hommage bracht aan de Franse klassieke componist Camille Saint-Saens. Ook Papadopoulos studeert aan het Conservatorium van Brussel, net als de andere muzikanten die aan deze hommage meewerkten. Ook Areti Prosilia was toen van de partij, en zij had trouwens de arrangementen gemaakt voor dit concert (dat ook in het Franse Instituut op Cyprus uitgevoerd werd). Bij "Cabaretiko" zijn deze twee in elk geval geen toevallige passanten. Het schijnt integendeel de bedoeling te zijn om na verloop van tijd een avondvullend programma samen te stellen met deze "3+2" formule, dus "Cabaretiko" aangevuld met klarinet en piano. Maar voorlopig is er nog niet voldoende materiaal beschikbaar. De arrangementen klinken dan wel heel fris en natuurlijk, maar de vanzelfsprekendheid is uiteraard alleen maar schijn. In werkelijkheid gaat er heel veel werk inzitten, in elk van de liedjes afzonderlijk, en Nikos Prosilias houdt nu eenmaal niet van half werk... In afwachting speelt "Cabaretiko" dus het eerste deel van het programma "gewoon" met drie, en de twee anderen komen pas na de pauze in actie. Naschrift: dat laatste bleek dus niet het geval te zijn. Sinds hun vorige optredens had Nikos Prosilias gestaag doorgewerkt, en "Cabaretiko" speelde nu wel degelijk een avondvullend programma met vijf, overigens voor een nokvolle zaal en net niet met een staande ovatie achteraf. Er was ook een wijziging in de bezetting: de klarinet werd nu gespeeld door Jan Fix , een Tchechische student die binnenkort aan het conservatorium van Brussel zijn master hoopt te behalen - in klassieke klarinet, uiteraard.
Op de site sinds: 20/12/2018 Terug naar het begin van deze pagina. "Άδεια Ποδηλάτου"Grieks muziektheater met Kerasia Samara In samenwerking met de "Hellenic Circle" in Brussel (beter bekend als "Kyklos") haalt de Art Base wel een heel uitzonderlijk stuk muziektheater naar Brussel. Het heet "Άδεια Ποδηλάτου" ('Adia podilátou"), te vertalen als "fietsvergunning", en in Griekenland loopt het nu al ... negentien jaar lang. Daarmee is het één van de langstlopende stukken ooit, minstens in het toch rijk gevulde Griekse theaterleven, en misschien zelfs wereldwijd. Het werd al in meer dan 36 steden uitgevoerd, ook in het buitenland. En de zalen lopen telkens weer vol. Een ander opmerkelijk aspect is dat het eigenlijk een "one-man show" is, of juister, een "one-woman show". Het is inderdaad de actrice en zangeres Kerasia Samará (Κερασία Σαμαρά) die het publiek bijna anderhalf uur lang in haar eentje weet te boeien met haar verhalen, haar liedjes en haar acteertalent. Ze deed zelf ook de regie en zorgde voor de teksten. In Griekenland wordt zij begeleid door een pianist, maar in Brussel zou zij ook dat er nog zelf bij doen ook. Toch is Kerasia Samará beslist geen doe-het-zelver, toch niet in de zin van zo'n "handige harry" die thuis allerlei klusjes opknapt. Zij is integendeel een gerespecteerde professionele actrice met een rijk gevulde carrière. Het stuk op zich is ook al opmerkelijk, want het evoceert de periode van 1946 tot 1966 in Griekenland. Dat was - zacht gezegd - een woelige periode. De Tweede Wereldoorlog had het land grondig verwoest, en hij werd op de voet gevolgd door de Burgeroorlog, die diepe wonden sloeg in de Griekse samenleving. Dat ging gepaard met massale emigratie, met het achterlaten van geliefde personen, met heimwee en dat soort dingen. Toch weet Kerasia Samará dat alles toch een beetje verteerbaar te houden, niet alleen door er regelmatig een scheutje humor doorheen te mengen, maar ook door de vele liedjes die zij er tussendoor zingt. Het zijn allemaal liedjes die in die tijd populair waren, en dat kwam natuurlijk niet vanzelf. Voor de teksten gebruikte zij - naar eigen zeggen - authentieke brieven van gewone mensen, soms van haar eigen familie. Mensen dus die in de officiële geschiedenisboeken geen plaats hebben, maar die de periode wel een gezicht geven, omdat je als het ware door hun ogen meekijkt naar de gebeurtenissen van toen. Die brieven vulde ze aan met krantenknipsels uit die tijd en ander materiaal. Afgaande op de commentaren in de Griekse pers is dit een stuk dat niemand onberoerd laat. "Je komt er anders buiten dan toen je naar binnen ging", schreef één recensent. Allicht daarom dat het ook na - bijna - twintig jaar nog altijd kersvers is gebleven. Eén opmerking toch: het stuk wordt ook in Brussel - uiteraard - in het Grieks opgevoerd, en een behoorlijke kennis van die taal is dan aangewezen om er ten volle van te kunnen genieten. Ook een basiskennis van de geschiedenis van die twintig jaar is wel vereist om alles goed te kunnen volgen. Maar op dat vlak kunnen we u helpen met onze eigen Geschiedenis van Griekenland . Als u daarin begint te lezen bij de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog, en u houdt het vol tot het moment waarop de Kolonels in 1967 de macht grijpen, dan komt u goed beslagen ten ijs. En tussen haakjes: in die tijd had je in Griekenland inderdaad een "fietsbewijs" nodig om een rijwiel te mogen besturen. De wet, die dat verplicht maakte, zou pas in 2007 afgeschaft geweest zijn - maar zo ver gaat "Άδεια Ποδηλάτου" dus niet.
Op de site sinds: 20/12/2018 Terug naar het begin van deze pagina. |
||||||||||||||||||||||
|