Cyprus britse koloniale bewind
Home Nieuws Agenda MaandOverzicht Praktisch Achtergrond
Links Biografie Geschiedenis Instrumenten
Albanie Griekenland Cyprus

Geschiedenis van Cyprus

Het Britse koloniale bewind

In 1878 kregen de Britten Cyprus in handen. Dat ging op een nogal ongewone manier. Het Ottomaanse Rijk brokkelde gestadig af en zat in acute geldnood. Het had zopas een oorlog met de Russen verloren, en het leek erop dat die het daar niet bij zouden laten. Tussen Turken en Engelsen werd daarom, in de zogenaamde "Cyprus Convention" van 1 juli 1878, afgesproken dat de Engelsen tijdelijk het bestuur over het eiland zouden overnemen. In ruil zouden ze de Turken beschermen tegen de Russische dreiging, en ze zouden een jaarlijkse "pachtsom" betalen. Formeel bleef Cyprus onderdeel van het Ottomaanse Rijk. Mochten de Russen ooit de gebieden in Armenië ontruimen die ze in 1877 bezet hadden, dan zou de conventie vervallen en het Britse bestuur een einde nemen.

Tekening van een Britse officier met zijn vrouw, te paard
Met toestemming overgenomen van http://www.pio.gov.cy
Britse officieren en hun familie arriveren op Cyprus, 1878.
Uit "Cyprus Weekly" Vol XXXVIII no 1 Jan-Apr 2000

In 1921 gaven de Russen inderdaad de bewuste gebieden terug aan Turkije, maar de Britten hadden in 1914 al Cyprus geannexeerd, als "straf" omdat Turkije de zijde van Duitsland had gekozen in de Eerste Wereldoorlog. Van terugave van Cyprus aan de Turken was dus geen sprake meer. Tot op de dag van vandaag beroepen de Turken zich op de Cyprus Conventie om te stellen dat zij en niemand anders de rechtmatige eigenaars zijn van het eiland. Daarbij vergeten ze gemakshalve dat zijzelf het driehonderd jaar tevoren manu militari afgepakt hadden van de Venetianen, die het zelf ontfutseld hadden aan de Franken, die het op hun beurt gekocht hadden van de Tempeliers, enzovoorts. Bovendien - en misschien meer ter zake doend - vergeten ze dat Turkije op 24 juli 1923 het Verdrag van Lausanne ondertekende, dat in artikel 20 bepaalde dat Turkije de annexatie van 1914 erkende.

Welk voordeel de Britten hadden bij de overeenkomst is op het eerste zicht niet meteen duidelijk. Een blik op de kaart verklaart veel. Gibraltar en Malta, respectievelijk in het westen en het centrum van de Middellandse Zee, waren al in Britse handen. Met Cyprus in het oosten konden ze nu zeggen dat de Middellandse Zee een "British Lake" was. Dat klonk niet alleen mooi, het was ook handig om de handelsroutes naar het oosten te beveiligen. Benjamin Disreali, in een brief uit 1878 aan Queen Victoria, beschreef Cyprus als "de sleutel tot West-Azië". In dat verband was het ook mooi meegenomen dat Cyprus, door zijn ligging, de ingang van het Suez-kanaal beheerste. Dat de Britse regering in november 1875 de helft van de aandelen van de "Suez Canal Company" verworven had, dat zal wel niet meegespeeld hebben.

Het Britse bewind begon op een slechte basis. De grootte van de jaarlijkse "pachtsom", die de Britten aan de Turken moesten betalen, stond namelijk niet in het verdrag. Er was alleen afgesproken dat die vastgesteld zou worden als "het gemiddelde van de netto opbrengsten van de laatste vijf jaar voor de overdracht". Op zichzelf logisch, alleen zijn "netto opbrengsten" gedefinieerd als het verschil tussen uitgaven en inkomsten. Nu hadden de Turken nooit één piaster uitgegeven aan het eiland, uitgaven nul dus. Aan de andere kant waren de toch al hoge belastingen recentelijk verdubbeld geweest om de Russische oorlog te financieren. Bovendien deden de Turken, toen het verdrag eenmaal getekend was, al wat ze konden - onder meer "creatieve boekhouding", zeggen sommigen - om de opbrengstcijfers - en dus de pachtsom - zo hoog mogelijk te krijgen. De pachtsom die uit de bus kwam was dus onrealistisch hoog, maar het bedrag moest wel jaarlijks door Cyprus opgehoest worden. Daar bovenop kwamen dan de "gewone" belastingen, want de Britten wilden er ook wel iets aan overhouden, en hun administratie kostte tenslotte ook geld. Bovendien investeerden ze - in tegenstelling tot de Turken - wél in Cyprus, onder meer in wegen, scholen, ziekenhuizen en dergelijke. De bosbouw, die al van in de oudheid een belangrijke bron van inkomsten was geweest en onder de Turken sterk verwaarloosd was, werd nieuw leven ingeblazen. De Cypriotische bosbouwpolitiek staat vandaag model voor de rest van de wereld.

Toch is een evaluatie van het Britse bestuur, dat dus in 1878 begon en tot aan de Cypriotische onafhankelijkheid in 1960 duurde, niet eenvoudig, en er is veel over geschreven.

De meeste bronnen zijn het er wel over eens dat de eindbalans negatief is. Ook al tijdens het bestuur zelf kwam er kritiek, en in de Britse pers verschenen scherpe aanklachten tegen het "wanbestuur", die door de koloniale overheden afgedaan werden als nonsens.

We beperken ons hier tot het aangeven van enkele tendensen, die tijdens het Britse bewind ontstonden en later van grote invloed zouden blijken.

Om te beginnen was er de "verdeel-en-heers" politiek van de Britten, die door nagenoeg alle bronnen vermeld wordt. Naar het voorbeeld van Julius Caesar speelden de Britten inderdaad overal in hun kolonies de verschillende bevolkingsgroepen tegen elkaar uit. Zo voorkwamen ze dat één bepaalde groep te sterk zou worden en moeilijkheden zou veroorzaken. Op Cyprus was het niet anders. De Turkse minderheid kreeg onevenredig veel inspraak. Zo hadden Britten en Turken samen genoeg stemmen in de "legislative council" om er een bepaalde wet door te drukken tegen de Grieken in, terwijl die laatsten toch 80% van de bevolking vertegenwoordigden. Er waren nog andere privileges voor de Turken. Het "verdeel-en-heers" systeem werkte, voor de Britten tenminste, maar het verbitterde de Grieken en dat liet diepe sporen na.

Toch schijnen de conflicten tussen beide bevolkingsgroepen uiterst beperkt gebleven te zijn. Er waren weliswaar incidenten, maar die hadden eerder het karakter van dorpsruzies. Op bepaalde momenten trokken Turkse afgevaardigden zelfs aan hetzelfde zeel als de Grieken, tegen de Britten in.

Ook de klassenstrijd, die eind negentiende, begin twintigste eeuw overal de kop opstak, liet zich op Cyprus voelen. Daar werden de tegenstellingen tussen de rijke bovenlaag en de arme onderlaag van de bevolking nog versterkt door de algemeen gangbare praktijk van zware leningen met hoge rente. Cyprus was een agrarische economie, maar vele boeren waren hun land kwijtgeraakt en/of moesten zich diep in de schulden steken om te kunnen overleven. Het geld kwam uiteraard van de rijken. Ook advocaten pikten een graantje mee, want vaak konden de boeren de leningen niet terugbetalen. Veel advocaten waren tegelijk ook geldschieter. En de inspraak in het bestuur - voor zover de Britten die toelieten - kwam precies van die mensen. Van hervormingen kwam dus niet veel in huis.

De langzame overgang van agrarische naar industriële economie dreef de tegenstelingen alleen maar op de spits. Er kwamen vakbonden en er werden stakingen gehouden, die door de Britten - gesteund door de leidende klasse - meestal keihard de kop ingdrukt werden. Zelfs tijdens de Tweede Wereldoorlog werd er veelvuldig gestaakt, wat door overheid en werkgevers als "immoreel" bestempeld werd. Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog stonden "links" en "rechts" als kemphanen tegenover elkaar.

Een derde element, dat als een rode draad doorheen de Britse koloniale periode loopt, is het streven naar "enosis", dus naar aansluiting van Cyprus bij Griekenland. Het begon al onmiddellijk na de Griekse onafhankelijkheid, en toen Cyprus onder Brits bestuur kwam, flakkerde de hoop van de Cyprioten meteen op. Hadden de Engelsen in 1864 immers niet de Ionische eilanden aan Griekenland cadeau gedaan ? Maar die eilanden waren toen waardeloos geworden voor Engeland, en dat gold zeker niet voor Cyprus in 1878. Er waren nog andere gebeurtenissen die het streven naar enosis levendig hielden. Eerst waren er de voortdurende uitbreidingen van Griekenland in het begin van de twintigste eeuw, en later de afbrokkeling van het Britse imperium na de Tweede Wereldoorlog, waarbij meer en meer koloniën onafhankelijk werden (Transjordanië in 1946, India en Pakistan in 1947, Birma en Ceylon - nu Sri-Lanka - in 1948). Londen werd bedolven onder een niet aflatende stroom van delegaties, petities en memoranda om de zaak van de "enosis" te bepleiten. Maar de Engelsen hadden er geen oren naar.

De gevolgen van het streven naar enosis op de relaties tussen Griekse en Turkse bevolkingsgroepen op Cyprus zelf zijn moeilijk in te schatten, omdat de bronnen hierover van mening verschillen. In het begin lijkt het erop dat de Turks-Cyprioten niet meteen afkerig stonden tegenover aansluiting bij Griekenland, later, tegen het eind van de jaren 1940, kwam er meer tegenstand. Turkse bronnen spreken over "wholesale Greek Cypriot attacks on the Turkish Cypriot population", dus grootschalige aanvallen, waardoor Turks-Cyprioten in gemengde dorpen gedwongen waren te vluchten. Het was dan ook niet meer dan natuurlijk, zeggen ze, dat de Turks-Cyprioten zich verzetten tegen enosis, want dan zou het alleen nog maar erger worden. Niet-Turkse bronnen - en niet alleen Griekse - schrijven de toenemende spanningen eerder toe aan agitatie van Turks-Cypriotische kant, en aan toenemende inmenging van Turkse zijde. Hoe dan ook, dat de spanningen toenamen is een feit.

Tekenend is dat het Verdrag van Lausanne in 1923 in artikel 21 bepaalde dat Turks-Cyprioten automatisch de Britse nationaliteit zouden krijgen, tenzij ze binnen de twee jaar voor de Turkse nationaliteit opteerden, maar dan moesten ze wel uiterlijk een jaar daarna het eiland verlaten hebben. Turkse bronnen zeggen dat er massaal van deze mogelijkheid gebruik gemaakt werd, en zien dat als bewijs van de agressie van de Grieks-Cyprioten. Niet-Turkse bronnen zeggen dat slechts weinigen van die mogelijkheid gebruik maakten, en zien dat als bewijs, hetzij voor het feit dat de Turken het best naar hun zin hadden omdat ze bevoordeeld werden door de Britten, hetzij voor het feit dat beide bevolkingsgroepen harmonieus samenleefden en dat er dus geen aanleiding was voor de Turks-Cyprioten om have en goed in de steek te laten. Beide zijden citeren merkwaardig genoeg dezelfde cijfers: tussen 1923 en 1925 zouden 8.000 Turks-Cyprioten van de geboden mogelijkheid gebruik gemaakt hebben. Dat zou een 5 tot 6 percent van het totale aantal betekenen .... Daarbij moet men dan bedenken dat, in de toenmalige agrarische maatschappij, de man het nog voor het zeggen had. Zelfs als we rekenen met vier personen per gezin - voor die tijd heel weinig - dan zijn er toch nog slechts een kleine 2.000 families die Turkije aantrekkelijker vonden dan Cyprus onder Brits bestuur.


Meer informatie vindt u op de volgende website(s):

De tekst van het Verdrag van Lausanne:
http://www.hri.org/docs/lausanne/

Over het streven naar "Enosis" met het Griekse moederland, een aspiratie die tevens in Kreta tot uiting kwam, leest u meer in onze Griekse geschiedenis .

 

Inhoudsopgave

Vorige pagina
De Turkse Overheersing op Cyprus

Volgende pagina
De opstand tegen de Britten

Valid XHTML 1.0 Strict!

[Home]  [Nieuws]  [Agenda]  [Overzicht]  [Praktisch]  [Achtergrond]

Please contact our Webmaster with questions or comments.