Vamvakaris stelios
Home Nieuws Agenda MaandOverzicht Praktisch Achtergrond
Links Biografie Geschiedenis Instrumenten

Biografieën van de website over Griekse Muziek

Stelios Vamvakaris

De blauwe bouzouki

Stelios Vamvakaris
© Luc Pardon 2010
Stelios Vamvakaris

Stelios Vamvakaris (Στέλιος Βαμβακάρης) werd op 2 maart 1947 (of 1948) geboren als zoon van zijn vader. Nu is dat bij veel mensen het geval (alleen dochters zijn geen "zoon van") maar niet iedereen is de zoon van een vader die, samen met een handjevol anderen, de Griekse muziek van vandaag heeft gemaakt tot wat ze nu is. Want inderdaad, vader Markos Vamvakaris (1905-1972) geldt niet alleen als één van de grootste bouzouki -spelers aller tijden, hij heeft ook ontelbare uiterst populaire nummers gecomponeerd en hij heeft ook op andere manieren een enorme invloed gehad op de ontwikkeling van de rembetika , en van daaruit op de laïka en van daaruit dan weer op de meeste andere hedendaagse Griekse muziek.

Met zo'n erfenis kan je op twee manieren omgaan. Je kan ze maximaal proberen uit te melken of je kan integendeel proberen om je er tegen af te zetten, om uit de schaduw weg te komen en zo een eigen weg proberen te gaan. Stelios Vamvakaris bewandelt een gulden middenweg, en wat meer is, hij lijkt het niet uit berekening te doen maar gewoon omdat het voor hem de enige mogelijke weg lijkt. Hij combineert namelijk een grenzeloze bewondering voor zijn vader met een meer dan gemiddelde hoeveelheid eigen talent en een eigen visie op zijn passie, de muziek.

Die bewondering geldt natuurlijk in de eerste plaats de muzikale prestaties van "Markos" (zoals hij zijn vader meestal kortweg noemt, op dezelfde manier als alle andere Grieken dat doen). Maar uit alles blijkt dat Markos voor hem ook een hele goede vaderfiguur geweest is. Dat is niet echt vanzelfsprekend voor iemand die vooral 's nachts werkte, maar ook uit andere getuigenissen komt Markos Vamvakaris naar voren als een vriendelijke, innemende man. Volgens Stelios was dat onder meer omdat in die tijd de arme mensen onder elkaar veel meer samenhorigheid kenden. Ze hadden elkaars leed gedeeld en begrepen elkaar dus veel beter. Een "gouden hart" was in die tijd nog geen ijdel woord. Dat betekent niet dat Markos met zich liet sollen, maar hij bleef wel met z'n beide voeten stevig op de grond. In het kunstenaarsmilieu zie je niet zelden dat het succes iemand naar het hoofd stijgt, maar dat was bij Markos blijkbaar niet het geval. Hij was zich uiteraard wel bewust van zijn immense populariteit en zijn beroemdheid, en hij was daar ook best trots op, maar dan eerder zoals een goede ambachtsman fier is op zijn werk, en er voldoening uit haalt.

Ook de kleine Stelios begreep al snel hoe populair het "handwerk" van zijn vader wel was. Als broekventje mocht hij al eens mee met papa naar het werk, en daar keek hij met grote ogen naar de volwassenen die dansten en plezier maakten als zijn vader voor hen speelde. Maar ook als hij op straat ravotte met zijn vriendjes hoorde je overal muziek. Die kwam uit de jukeboxen in de taverna 's en van de "pik-ap's" in de huizen van de mensen, of uit de radio's. En de armere mensen, die geen geld hadden voor die apparatuur - de meesten dus in de buurt van Athene waar het gezin Vamvakaris woonde - die zongen zelf, en dan zongen ze uiteraard de liedjes die ze zelf het liefste hoorden. Stelios zelf had al vroeg een passie voor de muziek en zijn vader maakte graag tijd om hem het vak te leren. Zo wist de jongen natuurlijk ook welke liedjes van zijn vader waren. Hij luisterde en luisterde, en op een dag stelde hij de vraag die hem al lang bezig hield: "Papa, al de oude liedjes die je overal hoort, al de goede, die zijn van jou. In de clubs vragen de mensen er naar. En iedereen zingt alleen maar jouw liedjes, die oude. Hoe komt dat toch?". De oude vakman (hij moet toen al in de vijftig geweest zijn) had daar eigenlijk nog nooit bij stilgestaan. Dat wás gewoon zo, wat was daar nu voor bijzonders aan?

Samen met zijn jongere broer Domenicos (1949) leerde Stelios spelenderwijs met de bouzouki omgaan, en zij kregen hun les rechtstreeks van een grootmeester. Ook vandaag nog geldt de speelstijl van Markos Vamvakaris voor velen als hét na te volgen voorbeeld, en dan kan je eigenlijk alleen maar bij zijn beide zonen terecht. Het zijn immers de enigen die actief door hem opgeleid en ingewijd zijn. Na het overlijden van hun vader zijn zij nu dé referentie. Er is nog een oudere broer, Vasilis (1944), maar die ging niet in de muziek, hij werd later scheepskapitein. Eerder had het gezin nog twee andere kinderen gehad, maar die werden tijdens het begin van de Duitse Bezetting geboren. Markos had het in die tijd wel een ietsje beter dan bijvoorbeeld de arbeiders, die hun werk kwijt waren en dus letterlijk van honger omkwamen. Hij kon nog af en toe ergens gaan spelen, maar dat verdiende niet zoveel en er was overigens geen eten te krijgen, ook al had je wat geld. Je kon in theorie wel op de zwarte markt terecht maar daar werden waanzinnige bedragen geëist. Ook Markos en zijn vrouw hadden het dus niet gemakkelijk en de twee eerstgeborenen overleefden dan ook niet lang. Markos verloor in diezelfde moeilijke periode ook nog zijn broer, in 1941, en zijn moeder, een jaar later.

De situatie was enigszins uitgeklaard tegen de tijd dat de drie andere zonen op de wereld kwamen, tenminste in Athene en Piraeus, waar het gezin woonde. In de bergen woedde de Burgeroorlog nog tot in 1949 en de toestand was verre van rooskleurig, maar de ergste voedselschaarste was wel achter de rug.

De kleine Stelios liet het in elk geval niet aan zijn hart komen. Hij keek zijn vader letterlijk en figuurlijk op de vingers. Al gauw mocht hij af en toe eens meespelen en het duurde niet lang voor hij zijn eerste eigen optreden mocht doen. Dat was meteen in een echte club, en geen kleintje ook. De Madhubala (Μαντουμπάλα in het Grieks) was recent geopend en erg in trek. De naam komt van een liedje van Stelios Kazantzidis, dat in 1959 uitgebracht werd en meteen alle records verpulverde, met 100.000 verkochte exemplaren in het eerste jaar. Het liedje ging over een meisje met dezelfde naam, en daarmee was dan een beeldschone Indische filmster bedoeld die in die tijd furore maakte. In haar korte leven (1933-1966) maakte ze meer dan 70 films, waaronder vele klassiekers van de Indische film, die in die tijd ook in Griekenland zeer populair was. Het liedje van Kazantzidis klinkt dan ook erg "Indisch".

De liedjes, waarmee Stelios Vamvakaris in die Madhubala zijn debuut maakte, zullen minder exotisch geklonken hebben. Het waren bijna allemaal klassiekers van Markos . Dat eerste optreden was meteen ook bijna zijn laatste, want er ontstond heibel in de club en daarbij werd ook geschoten. Naar men zegt zou de jongen op een haar na gemist zijn door de rondvliegende kogels. Toch was hij niet overmatig onder de indruk. Als je hem vijftig jaar later vraagt waarom hij toen niet meteen gestopt was met optredens, wegens te gevaarlijk, dan haalt hij de schouders op. "Dat was nu eenmaal zo in die tijd," zegt hij, "de samenleving was meer primitief dan nu. Anderzijds waren de mensen in zekere zin ook meer oprecht. Als een club goed draaide, dan waren er altijd wel aanhangers van een rivaal die met veel branie hun ongenoegen kwamen uiten, zonder op de gevolgen te letten". Het antwoord is typisch voor Stelios. Hij bedoelt waarschijnlijk dat de mensen tegenwoordig hun afgunst op een meer achterbakse manier afreageren, maar voor dergelijke negatieve uitspraken ben je bij hem aan het verkeerde adres. Bij hem is het altijd positief, vergoelijkend, sussend. Zijn reactie op dit incident zegt ons ook iets over de wereldwijsheid van een straatjongen uit die tijd, want Stelios was toen amper ... twaalf jaar.

Het is in zekere zin ironisch dat hij zijn carrière begon toen hij twaalf was. Ook vader Markos was op twaalfjarige leeftijd naar Piraeus gekomen om er de kost te verdienen voor hemzelf en zijn familie, die op Syros achterbleef. En er zijn nog meer overeenkomsten: ook Markos had zijn vader al heel vroeg vergezeld op zijn optredens, met dat verschil dat die een straatmuzikant was. En Markos speelde toen nog geen bouzouki , dat instrument zou hij pas in 1924 leren kennen. In plaats daarvan zeulde het kleine jongetje toen nog met een daouli , een grote trom, die bijna even groot was als hijzelf. Stelios daarentegen had al vroeg zijn eerste bouzouki . Hij was toen nog maar zeven, maar het was niet zomaar een bouzouki uit een toeristenwinkeltje, niet alleen omdat die er toen nog niet waren maar ook omdat Markos natuurlijk als geen ander wist waar je moest zijn voor kwaliteit: bij Jozef Terzivasian, de bekende Armeense instrumentenbouwer.

Stelios Vamvakaris
© Luc Pardon 2010
Stelios Vamvakaris

Uiteraard was het een trichordo , een driesnarige bouzouki . Zoals bekend werd de vierde snaar er aan toegevoegd door Manolis Chiotis, ook al zo'n virtuoos, maar liefhebbers van "echte" rembetika kijken daar minachtend op neer. Een trichordo is veel moeilijker te bespelen, een tetrachordo is voor doetjes, zeggen zij. Vraag Stelios naar zijn standpunt en dan zegt hij: "Mijn vader had heel veel achting voor Chiotis. Het was ook een groot musicus. En een tetrachordo had, en heeft, óók zijn waarde. Waarom ik dan geen tetrachordo speel? Gewoon, ik heb me daar nooit op toegelegd". Ook hier ontwijkt hij weer de controverse, maar er is nog iets anders dat opvalt, niet alleen in dit antwoord maar in al zijn interviews, en dat is de manier waarop hij bijna elke vraag beantwoordt met een verwijzing naar zijn vader. Vooral als je iets positiefs over hem, Stelios, zegt, dan sluist hij dat meteen door naar Markos . Hij doet dat met hetzelfde gemak en dezelfde vanzelfsprekendheid als waarmee sommige mensen hun verantwoordelijkheid op anderen afschuiven. En misschien is dat in zekere zin ook precies wat er aan de hand is. "Alles wat ik ben, al wat ik kan en ken", zo zei Stelios ooit, "dat heb ik aan Markos te danken. Als ik niet naast en met hem had geleefd, dan was ik nu een totaal ander iemand geweest".

Een beetje merkwaardig is dat hij beweert dat hij geen tetrachordo zou spelen. Hij zei dat in een interview uit 2009, terwijl hij bijvoorbeeld in de film "Nuit sans lune" (een documentaire over de rembetika van de Franse regisseur Luc Bongrand, uitgebracht in 2000) wel degelijk een viersnarige bouzouki hanteert, samen met Christos Constantinou . En ook bij zijn optreden op het Balkan Trafik Festival in april 2010 in Brussel bediende hij zich van een tetrachordo. Valse bescheidenheid of verkeerd genoteerd door de journalist? Misschien het eerste, want hij speelt ook nog baglamas , gitaar en dergelijke maar ook dat hangt hij niet aan de grote klok.

Na zijn "knallend" debuut bleef Stelios dus onverstoorbaar verder gaan op de ingeslagen weg. "Wat had ik anders moeten doen," zegt hij, "thuis blijven zitten? Maar ook dan had ik nog verder blijven spelen, ik kan gewoon niet anders, zonder muziek kan ik niet leven". Wat dat betreft had hij zeker niet te klagen: hij speelde samen met zowat alle grote namen uit die tijd: Yannis Papaioannou, Sotiria Bellou , Vasilis Tsitsanis, Stellakis Perpiniadis, Babis Goles ,... Dat was beslist niet omdat hij "zoon van" was, al zorgde dat er misschien wel voor dat hij in het kleine wereldje bekend was. Maar het was toch vooral zijn talent dat maakte dat de groten hem graag in hun ensemble opnamen.

Om dezelfde reden raakte hij ook buiten het rembetika -wereldje bekend. Dat resulteerde in samenwerkingen met vele groten uit de laïka en de endechna : Viki Moscholiou, Keti Greï, Yorgos Zambetas, Yorgos Dalaras , ... In het begin speelde hij ook met hen de nummers van zijn vader, maar al heel snel bleek dat hij zelf ook een uitstekend componist was. Ook in heel andere genres werd hij opgemerkt, bijvoorbeeld door Pavlos Sideropoulos (doorgaans gecatalogeerd bij "rock") en Nikos Xylouris ("Kretenzisch"). Gaandeweg verschenen er steeds meer nummers van zijn hand op de platen van anderen.

Vooral voor zijn beginjaren is het moeilijk om een overzicht te krijgen, ook al omdat het in veel gevallen om 45-toeren platen ging en daar bestaan weinig of geen goede lijsten van. De eerste langspeelplaat waarop we eigen nummers van hem hebben kunnen vinden is "To Σχολείο της Βιοπάλης" (To scholio tis viopalis", letterlijk "De school van de strijd om het bestaan") van Michalis Menidiatis uit 1975, waar bijvoorbeeld ook Christos Nikolopoulos aan meewerkte.

De eerste plaat van iemand die ook in de Lage Landen een belletje - zeg maar een bel - zal doen rinkelen is "Οι Μάηδες οι ήλιοι μου" ("I Maïdes i ilii mou"). Deze dubbel-lp verscheen in 1978 en het was meteen één van de eerste eigen platen van ... Yorgos Dalaras . Ze haalde platina met 100.000 verkochte exemplaren en vele van de 26 liedjes zijn nog altijd enorm populair. Voor zeven van die liedjes leverde Stelios Vamvakaris de muziek en/of de teksten.

De eerste eigen cd van Stelios Vamvakaris had als titel "Στο δρόμο του Μάρκου" ("Sto dromo tou Markou", In de voetsporen van Markos ). Die kwam op de markt in 1993 en Eleni Tsaligopoulou werkte er aan mee. Oorspronkelijk was deze cd een bijlage bij het tijdschrift "Defi" maar ze werd in 2000 heruitgebracht door MBI. De muziek is van Stelios maar het is uiteraard een eerbetoon aan zijn vader. Hij werkte ook later vaak mee aan allerlei herdenkingsprogramma's voor Markos . Hij was bijvoorbeeld ook van de partij toen Dalaras in 2003 zijn "Afieroma ston Marko Vamvakari" uitbracht, een dubbel-cd die goud haalde. En omdat hij maar niet uitgepraat raakt over zijn vader schreef hij er in 2005 zelfs een boek over, "O agios o mangas ". Nu ja, het eigenlijke schrijven deed hij niet zelf, hij vertelde zijn verhaal aan Manos Tsilimidis en die schreef het netjes op. Ook hier treedt hij weer in de voetsporen van zijn vader. Die vertelde in 1969 zijn levensverhaal aan de Grieks-Amerikaanse Angela Kail en die goot het in boekvorm onder de titel " Markos Vamvakaris - autobiografie" (verschenen in 1978, vier jaar na de val van de Kolonels en zes jaar na de dood van Markos ).

Toch gaat Stelios Vamvakaris ook zijn eigen weg. Hij is gefacineerd door de overeenkomsten tussen de Griekse rembetika en de Amerikaanse blues. Ze komen allebei uit een vergelijkbare sociale context. "Ja natuurlijk", zegt u nu, "het is allebei muziek van marginalen". Pas dan maar op dat Stelios u niet hoort, want voor zijn doen komt hij fel uit de hoek als je rembetika en marginalen in één adem noemt. "Voor mij waren dat geen marginalen", reageert hij, "het waren gewoon mensen die veel leed en ontbering gekend hadden, mensen die de ene tegenslag na de andere te verwerken hadden gekregen". Maar verder is hij het wel mee eens, met die sociale parallellen. En niet alleen dat: ook muzikaal zijn er merkwaardige overeenkomsten. Daarmee is het dan de beurt aan musicologen en andere kenners om te steigeren. Zij zien eerder fundamentele verschillen in ritme en melodie, en dat is ook logisch, vinden ze, gezien de totaal andere oorsprong van de twee genres. Stelios is niet onder de indruk van dergelijke theoretische bespiegelingen. "Kan best", zegt hij, "maar het is dan toch wel raar dat ik, die met rembetika opgegroeid ben, zonder moeite kan meespelen met bluesmuzikanten, en me inleven in die muziek". En ook hier legt hij weer de "schuld" bij zijn vader: " Markos hield van muziek, en als klein jongetje mocht ik met hem mee naar allerlei clubs en taverna 's. Daar hoorde ik Elvis Presley, Muddy Waters, John Lee Hooker, Howlin' Wolf en dergelijke. Zo'n muziek werd daar gespeeld en de mensen dansten er op en mij beviel het wel. Toen ik later vernam wie die artiesten waren, wat ze deden en zegden, toen vond ik dat ik daar iets moest mee doen".

Zo gezegd, zo gedaan, en in 1994 verscheen een eerste resultaat, een album met een titel die meteen duidelijk maakt waar het om gaat: "Το Blues συναντά το Ρεμπέτικο" (To Blues synanda to Rembetiko", Blues ontmoet Rembetika). Het is een samenwerking van Stelios Vamvakaris met Louisiana Red, de (bijnaam van de) beroemde Amerikaanse blues-gitarist, accordeonist en zanger Iverson Minter (1932). De opname zelf gebeurde al op 24 september 1988, tijdens een concert in Athene. En daar was dan weer een ander concert aan vooraf gegaan, op 1 mei van hetzelfde jaar in het "Amore" theater in Athene. En daarvoor was er ... niets. De twee muzikanten hadden elkaar pas de dag voordien leren kennen, het concert in de "Amore" was pure improvisatie.

Op de cover van de plaat stond een Amerikaans racistisch pamflet afgedrukt met de tekst: "Help save the youth of America. Don't buy negro records" (Help mee om de Amerikaanse jeugd te redden. Koop geen nikker-platen). Misschien omdat de vader van Louisiana Red door de "patriotten" van de Ku Klux Klan gelyncht werd toen de jongen pas vijf was?

Twintig jaar later, in januari 2009, kreeg deze plaat een vervolg, met als titel "Νιρβάνα" (Nirwana). De ondertitel luidt "Το Blues συναντά ξανά το Ρεμπέτικο" (De blues ontmoet opnieuw de rembetika ). Op de eerste "ontmoeting" vinden we vooral Engelstalige nummers, hier zijn het allemaal Griekse. Stelios schreef de muziek voor alle dertien nummers en ook een aantal teksten. Vijf andere teksten zijn van Lina Nikolakopoulou .

Evelina Angelou
© Luc Pardon 2010
Evelina Angelou

Op dit album zingt ook Evelina Angelou mee, die daarmee bij het grote publiek bekend werd en die door de kritieken als een "ontdekking" bestempeld werd. In feite had Stelios haar al veel eerder ontdekt: ze zong mee in de soundtrack van de film "Μια μέρα την νύχτα" ("Mia mera tin nichta", Op een dag 's nachts) uit 2001. En ze moeten elkaar al ergens halfweg de jaren '90 ontmoet hebben, want toen een reporter hen in 2008 vroeg hoe lang ze al samenwerken was het Evelina die antwoordde: "al dertien jaar". Ze zei het met de glimlach van een echtgenote die het gewend is dat haar man hun trouwdag vergeet, en dat is niet onterecht want ze zijn inderdaad een koppel.

De film "Mia mera tin nichta" gaat over een jongetje van zes dat thuis wegloopt om te kijken wat er op een zwoele zomernacht zoal in de wereld omgaat, en daarbij in een magische stad terecht komt waar hij kennismaakt met allerlei mensen die de grootstad ieder op hun manier beleven. De film kreeg niet voor niets de Engelse titel "Athens Blues" mee en het zal dan ook niet verbazen dat Stelios Vamvakaris de muziek schreef. Het bewijst dat hij inderdaad van vele markten thuis is, en ook dat hij in de twintig jaar tussen die twee "blues-rembetika" albums niet stilgezeten heeft. Zo heeft hij bijvoorbeeld samen op de planken gestaan met Angela Brown en John Lee Hooker.

Naar aanleiding van het verschijnen van "Nirwana" vroeg een reporter hem: "Voor Osho betekent 'Nirwana' de absolute leegte, het absolute niets. Is het dat wat u bedoelt?". Uit het antwoord is niet helemaal duidelijk of Stelios de controversiële Indische sekteleider Osho kende (die zich ook wel Bhagwan Shree Rajneesh liet noemen en zich bij voorkeur in één van zijn negentig Rolls-Royce's verplaatste), maar het is daarentegen wel duidelijk dat hij niet de behoefte voelt om zich anders voor te doen dan hij is, een gewone volksjongen. "Ik heb dat niet zo filosofisch bedoeld", zegt hij. "Als iemand een glaasje wijn heeft gedronken en in stemming is, dan zegt hij ook 'ik ben in het nirwana, in de zevende hemel', meer moet u daar niet achter zoeken".

Dat belet niet dat de cirkel na een halve eeuw rond lijkt te zijn. Hij begon zijn carrière in een club met een Indisch-geïnspireerde naam en nu is er een voorlopig eindpunt met een plaat met een Indisch-geïnspireerde titel.

Een voorlopig eindpunt, inderdaad, want Stelios Vamvakaris lijkt nog lang niet van plan om er een punt achter te zetten. Je ziet hem integendeel de laatste tijd meer en meer optreden, zowel in het Atheense muziekleven als op televisie en dergelijke. Daarbij laat hij geen kans onbenut om telkens weer zijn " Markos " in het zonnetje te zetten.

 

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Michalis Tzouganakis

Volgende pagina
Despina Vandi

Valid XHTML 1.0 Strict!

[Home]  [Nieuws]  [Agenda]  [Overzicht]  [Praktisch]  [Achtergrond]

Please contact our Webmaster with questions or comments.