|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Overzicht Griekse Muziek in Augustus 2012
Zongora op "Helden in het park"Gratis festival met ook nog de Amsterdam Klezmer Band De muziekclub N9 in Eeklo is niet alleen in het Meetjesland bekend, ook bij Griekse muziekliefhebbers die wat verderaf wonen zal het een belletje doen rinkelen. Al in april 2001 hadden ze daar een lezingenreeks over muziek uit het Middellandse-Zeegebied waar ook de rembetika aan bod kwam, in december 2007 programmeerden ze de Nederlandse groep Palio-Paréa (die toen nog niet in winterslaap gegaan was), en in mei 2012 gaven Katerina Tsiridou en haar ensemble in die club de aftrap voor een hele reeks concerten in België en Nederland. De mensen achter de N9 organiseren al sinds 1995 ook nog concerten in het stadspark van Eeklo. Elke zomer zijn er dat vier, telkens op een donderdagavond, en ze zijn gratis toegankelijk. Dat stadspark heet "Heldenpark" en dan is de naam van het festival gauw gevonden: "Helden in het Park". Bij de helden van dienst zijn dit jaar ook de jongens van Zongora . Dit bekende Brusselse Balkan-groepje kreeg sinds kort versterking van de Griekse accordeonist Dimos Vougioukas en die zorgt sindsdien voor een stevige injectie met Griekse klanken. Vandaar dat we ze af en toe opnemen op onze Griekse-muzieksite. Op dezelfde avond is er nog een optreden van de Amsterdam Klezmer Band, en ook op de andere drie donderdagen zijn er natuurlijk interessante concerten.
Op de site sinds: 26/06/2012 Terug naar het begin van deze pagina. Kosmokrators"Nederbetika" op het "Sterk Onversterkt" festival Het CC De Kern organiseert dit "Sterk Onversterkt" akoestisch festival onder het motto: "Een 100% stroomloos festival in het feeërieke kader van park Steytelinck". Deze keer zijn daar ook de Kosmokrators te gast. Deze groep speelt Griekse rembetika-liederen met Nederlandstalige teksten. Meer over dit interessante fenomeen leest u op onze juni 2012 pagina, en ook naar aanleiding van hun debuutconcert tijdens de Brussels Jazz Marathon (toen nog onder de naam Skafari) schreven we het een en ander over hun teksten. Daarvoor moet u op onze mei 2010 maandpagina zijn.
Op de site sinds: 26/06/2012 Terug naar het begin van deze pagina. "My Sweet Canary"Hommage aan Roza Eskenazy op Klinkers Het jaarlijkse Klinkers Festival in Brugge pakt dit jaar uit met de Belgische première van "My Sweet Canary" . Deze productie is misschien nog het eenvoudigst te beschrijven als een concert, waarbij drie getalenteerde zangeressen en zes topmuzikanten een eerbetoon brengen aan de legendarische rembetika -diva Roza Eskenazy . Maar daarmee is niet alles gezegd, want "My Sweet Canary" is niet alleen een concert, het is tegelijk ook de naam van een film die de Israëlische regisseur Roy Sher maakte over Roza . Eigenlijk is het een documentaire met een verhaal: dertig jaar na de dood van Eskenazy gaan drie muzikanten met verschillende achtergronden op zoek naar haar en haar muziek. Ze volgen daarbij de weg die Roza zelf aflegde: van Constantinopel naar het toen nog Ottomaanse noorden van Griekenland, later naar Athene en naar de roem, en dan verder naar optredens in Amerika en elders. Hun zoektocht mondt uit in een echt concert, dat plaatsvond in de marge van het 12de Festival van de Documentaire Film van Thessaloniki, in maart 2010. Dat concert werd gefilmd en ingelast in de film "My Sweet Canary", die dan het jaar daarop het 13de Festival mocht openen, daar een staande ovatie kreeg en vervolgens wereldwijd getoond werd. Maar het verhaal is daarmee nog niet uit, want parallel met de filmvertoningen gingen ook de muzikanten door met hun concerten, en daarbij gebruikten ze dan materiaal uit de documentaire om de liedjes aan elkaar te rijgen. Vandaar dat het concert ook hier en daar als "multimediaal project" aangekondigd wordt. Bij Klinkers blijven ze wat nuchterder maar het is in elk geval dat concert dat u daar te horen en te zien krijgt. De bezetting van het project wisselde al een aantal keer. De rode draad doorheen al de wisselingen is dat er altijd een Israëlische, een Turkse en een Griekse zangeres op de affiche staat. Dat is niet zonder reden: Roza Eskenazy was een Joodse die furore maakte als zangeres van Turkse muziek en later mee aan de wieg stond van de Griekse rembetika . De drie zangeressen brengen, elk vanuit haar eigen culturele achtergrond, bekende en minder bekende liederen waarmee Eskenazy populair werd. Veel van die liedjes bestaan in de drie landen, met een tekst in het Grieks, Turks of Hebreeuws maar wel met dezelfde melodie. Bij andere nummers zijn er meer verschillen en dan gaan de dames op zoek naar de gelijkenissen. Aan de film werkten Yasmin Levy (Israël), Mehtap Demir (Turkije) en Martha D. Lewis (Griekenland) mee. Deze laatste is eigenlijk een Engelse van Cypriotische afkomst, maar het zal allicht niet daarom zijn dat ze voor het originele concert in 2010 (dat dus mee in de documentaire zit) versterking kreeg van Maria Koti, een Kretenzische uit het "Labyrinth" van Ross Daly en lid van de groep Chaïnides. Bij de muzikanten vinden we aan Griekse zijde in de film onder meer Katerina Tsiridou en Sotiris Papatragiannis (in mei 2012 nog op tournee in de Lage Landen), Dimitris Mystakidis (in april 2011 hier op stap met Apsilies) en Evelina Angelou (in april 2010 samen met Stelios Vamvakaris op het Balkan Trafik Festival in Brussel). Bij de voorstelling van de film, in de lente van 2011, was Martha D. Lewis nog wel aanwezig maar ze was er niet meer bij toen de concertreeks in oktober 2011 in Thessaloniki en Athene van start ging. Haar plaats was ingenomen door Martha Frintzila (in november 2005 overdonderend aanwezig op het Festival Voix de Femmes in Brussel). Ze bleef niet lang, want al een maand later, in november 2011 moest er opgetreden worden in Jeruzalem en daar wou Frintzila uit principe niet naartoe. Zoals vele Grieken is zij het niet eens met de manier waarop de Israëlische regering de Palestijnen behandelt. Daarmee was het dan de beurt aan Yota Nenga om voor de Griekse noten te zorgen. Zij bleef aan boord toen de "Sweet Canary" in maart 2012 naar Noord-Amerika overstak, ze was er bij toen hij in mei 2012 Tel Aviv en in juni 2012 Istanbul aandeed, en zij zal er ook bij zijn in Brugge. Yota Nenga zingt al van toen ze nog een klein meisje was. Ze is dat blijven doen als tiener en zodra ze van school ging begon ze zelf, samen met enkele vrienden, met een eigen club. Daar zong ze wat ze wou, en dat was gewoon alles: van endechna tot rock tot rembetika . Dat was in 1992. Enkele jaren later verschuift het clubleven in Athene van de kleine muziekclubs naar de rembetadika en rond 1996 maakt Yota Nenga mee de overstap. Ze gaat steeds meer optreden, ook met zangers en zangeressen die al naam hebben. Ze vindt van zichzelf dat ze te weinig professioneel is en ze gaat zangles volgen. Haar zanglerares geeft haar naam door aan Panayotis Kalantzopoulos en Evanthia Reboutsika , als die in 2001 op zoek gaan naar jong talent. Ze aarzelt eerst even maar gaat toch naar de selectie, recht van een optreden in een club. Ze zingt een nummertje en wil van het podium gaan, maar dan vraagt men haar: "Zing nog eens iets?" en daarmee was ze dus ontdekt. Kalantzopoulos en Reboutsika nemen haar mee op hun concerten, samen met Elli Paspalá (onder meer op het Sfinks Festival in juli 2002 ). Het is een samenwerking die nog vele jaren zou blijven duren. Ze helpen haar ook met haar platendebuut, onder de vorm van een cd-single die in 2003 verschijnt en nogal wat indruk maakt. Tegenwoordig is ze een gevestigde waarde binnen de Griekse muziekwereld, en dat ondanks het feit dat ze het liefst "low profile" houdt. Voor haar geen glitterpakjes, geen ingewikkelde danspasjes en ook geen andere toeters en bellen. De Grieken zeggen van haar dat ze een "zware, volkse stem" heeft en dat betekent dat ze geknipt is voor de laïka , maar uiteraard ook voor de rembetika , vooral die van na de Tweede Wereldoorlog. Aan de Israëlische kant is de bezetting van "Sweet Canary" heel wat overzichtelijker: Yasmin Levy bleef er bij tot ergens in maart 2012. Te beginnen met de Amerikaanse concerten werd zij vervangen door haar landgenote Mor Karbasi. Deze is ook in de Lage Landen geen onbekende (meer) en ze was bijvoorbeeld in de zomer van 2011 al te gast op het Klinkers Festival in Brugge. Toch zal zij er deze keer niet bij zijn. Ze is zwanger en laat zich vervangen door niemand minder dan Savina Yannatou . Op het eerste zicht lijkt het misschien raar dat een Griekse voor de Joodse inbreng zal zorgen, maar Yannatou is natuurlijk wel wereldwijd doorgebroken met (haar vertolking van) de traditionele muziek van de Sefardische Joden van Thessaloniki. En in onze biografie van haar kunt u lezen dat zij zich op de opnamen voorbereidde door intensief te luisteren naar ... Roza Eskenazy . Aan Turkse kant is het standvastigheid troef: daar is en blijft Mehtap Demir een vaste waarde, al sinds het prille begin. Ze speelde ook een belangrijke rol in het ontstaan van het project. Ze is anthropologe en musicologe en ze was net bezig aan haar doctoraat toen Roy Sher aan zijn zoektocht begon. Dat ging over de invloed van de Ottomaanse muziek op de Israëlische muziek en daarvoor was ze naar Israël gekomen. Haar kennis en inzichten zijn van onschatbare waarde gebleken, aldus de regisseur. Deze drie diva's hebben dus de taak op zich genomen om leven en werk van Roza Eskenazy te evoceren. Een zware taak, toch wel, en dat om verschillende redenen. Om te beginnen is er niet zo heel veel bekend over het leven van Roza . Ze stond aan de top in de jaren '20 en '30 van de vorige eeuw, maar toen waren er geen paparazzi's en geen roddelbladen om alle details voor het nageslacht vast te leggen. Er werd wel geroddeld, daar niet van, maar diegenen die er het fijne van wisten zijn er niet meer en de verhalen zijn gaandeweg een eigen leven gaan leiden. Na de Tweede Wereldoorlog verdween ze een beetje uit beeld en er was toen ook niemand die het in zijn hoofd haalde om de geschiedenis van rembetika -zangers en -zangeressen te gaan schrijven. Daarvoor was die muziek nog een beetje te marginaal. Daar kwam verandering in onder het Kolonelsregime , dat van 1967 tot 1974 Griekenland in zijn ijzeren greep hield en zo ongewild de belangstelling voor de rembetika weer deed toenemen. Maar tegen die tijd had Roza een geheugen als een zeef. In de paar interviews die van haar bewaard zijn vertelt ze nogal wat dingen die manifest onjuist zijn, en dat maakt ook de rest natuurlijk minder betrouwbaar. Naar eigen zeggen werd ze geboren in 1910 maar ook dat klopt niet, al zou dat niet zozeer aan haar falende geheugen toe te schrijven zijn dan wel aan koketterie. Men neemt aan dat ze zichzelf minstens tien jaar tekort doet, allicht zelfs meer. Maar naar de juiste datum heeft men het raden, en dat wordt dan ook volop gedaan. Volgens de onderzoeker Panayotis Kounadis zou ze zelfs van 1883 kunnen geweest zijn, of hoogstens 1887. Nonsens, zeggen anderen, want er zijn tv-opnamen van haar uit 1975 en nog later, en als je haar daar ziet zingen en dansen dan is het gewoon onmogelijk dat dit een vrouwtje van in de negentig zou zijn. Maar in 1988 nodigde die zelfde Kounadis de gitarist Yorgos Katsaros uit voor enkele concerten, in Piraeus en Thessaloniki. Je zag wel dat de man geen twintig meer was maar voor een oude man presteerde hij nog uitstekend. Het was des te indrukwekkender omdat hij toen net honderd geworden was (denkt men, want ook hier twijfelt men tussen 1888 en 1893, met 1888 het meest waarschijnlijke). En daar bleef het niet bij: in 1995 zat hij opnieuw in Thessaloniki op het podium gitaar te spelen, 107 jaar oud. Dat was dan wel zijn laatste optreden, twee jaar later overleed hij. Met andere woorden, alleen op basis van het uiterlijk mag je niet uitsluiten dat Roza Eskenazy al in 1883 geboren werd. Toch wordt algemeen aangenomen dat ze wat jonger was, van 1890 bijvoorbeeld. Ze werd geboren als Sarah Skinazí in een Joods gezin in Constantinopel. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden is ze geen Asjkenazische maar een Sefardische (de eersten komen uit het Rijngebied, de anderen uit Spanje). Thuis spraken ze Turks, ze leerde pas Grieks toen ze veel later naar Athene kwam. Maar eerst ging ze nog met haar familie naar Thessaloniki en vervolgens woonden ze enkele jaren in Komotini, allebei toen nog onderdeel van het Ottomaanse Rijk. De kleine Sarah zong van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en dat waren dan natuurlijk de liedjes die ze om zich heen hoorde, dus de traditionele Turkse muziek. Ze kende misschien ook Sefardische liedjes, maar dat is niet met zekerheid geweten. Zij wilde zangeres worden maar dat was in die tijd geen eerbaar beroep en haar ouders waren er vierkant tegen. Toch zette ze door en ze begon op te treden: eerst als danseres en zangeres, later was het vooral zingen. Ook hier weten we niet precies wanneer ze begon op te treden, en al evenmin in welke gelegenheden ze precies zong. Zelf zei ze dat ze al vanaf haar vijftiende op de planken stond, dat zou dan ergens in 1905 geweest zijn. Het was in elk geval een hele tijd vóór 1922, lang voordat de anderhalf miljoen vluchtelingen uit Klein-Azië toekwamen. Onder die vluchtelingen waren veel professionele muzikanten, die een belangrijke invloed zouden uitoefenen op de Griekse muziek in het algemeen en op de rembetika in het bijzonder. Een belangrijke figuur was Panayotis Toúndas , een ervaren en goed opgeleide muzikant en componist die aan de lopende band succesnummers schreef en ook directeur werd van de platenmaatschappij Columbia . Hij ontdekte Roza Eskenazy , die - vermoedelijk rond 1917 - naar Athene was afgezakt en daar toen al een gevestigde waarde was geworden op basis van het repertoire dat ze kende van thuis: Turkse muziek dus, allicht met Joodse invloeden - of omgekeerd, of allebei. Ze zong in het Turks, het Arabisch, het Grieks en het Armeens. Toundas was onder de indruk van haar stem en sleepte haar meteen de opnamestudio in, maar daar moest ze niet haar gewone repertoire zingen maar wel een kalamatianos op de ene kant van de plaat en een tsamikos op de achterkant. Roza had geen flauw idee wat dat voor dingen waren. Het zijn allebei dansritmes uit de traditionele muziek van het Griekse vasteland en daar had ze nog nooit van gehoord. Maar dat was geen bezwaar, "ze zou dat wel leren", zegden ze, en die eerste plaat verscheen in 1928. Dat is tenminste het verhaal dat Roza Eskenazy zelf vertelde. Anderen beweren met grote stelligheid dat haar eerste plaat in 1929 verscheen, en ze weten zelfs de titel en het refertenummer. Alleen verschilt die volgens de bron: de ene zegt dat het "Τζιβαέρι μανές" (Tzivaeri manes) was ( Columbia 18056), volgens de andere heette ze "Τσιφτετέλι νεβά" (Tsifteteli neva, Columbia 18065), allebei oosters getinte nummers dus. Het probleem is dat de platenmaatschappijen indertijd geen rekening hielden met de noden van toekomstige onderzoekers. Hun nummering is soms nogal creatief en hun archieven - voor zover ze bewaard zijn gebleven - vertonen nog veel meer gaten dan het geheugen van Roza . Geen wonder dus dat niemand exact weet hoeveel platen zij eigenlijk gemaakt heeft. "Het zijn er 376", zegt de ene met grote stelligheid, "meer dan 500" zegt een andere. Hoe dan ook, het zijn er veel, dat staat vast. Belangrijk is ook dat haar repertoire representatief is voor de evolutie van de muziek in de periode vóór de Tweede Wereldoorlog, toen zij haar hoogtepunt kende. Ze zong alles waar vraag naar was. Het is interessant dat Eskenazy ook enkele platen in het Turks zong, al weet men niet welke markt de platenmaatschappij daarbij op het oog had. Ook Marika Papagika maakte enkele Turkse platen, en daarnaast zijn er nog een heleboel minder bekende Griekse zangers en zangeressen die liedjes in het Turks op plaat zetten. Deze opnames dreigen helemaal in de vergetelheid te geraken want de meeste bestaan nog alleen op de originele 78-toerenplaten. De andere nummers zijn tegenwoordig verkrijgbaar op cd maar de Turkse liedjes staan daar doorgaans niet op. Dat is logisch, vermits de meeste van die heruitgaven door Griekse maatschappijen voor de Griekse markt gemaakt worden, maar jammer is het wel, want daarmee wordt een flink stuk muziekgeschiedenis zo goed als ontoegankelijk. Roza Eskenazy zong niet alleen nummers van anderen, ze maakte ook eigen nummers. Ook hier heerst onzekerheid: de ene zegt dat ze 26 eigen liedjes maakte, anderen houden het op meer, of minder. Sommigen betwijfelen helemaal dat een ongeschoolde, simpele volksvrouw (wat Roza ongetwijfeld was) zelf muziek zou kunnen componeren, maar dat is natuurlijk nonsens. Volgens die redenering zou er dan helemaal geen traditionele muziek mogen bestaan, want die werd immers gemaakt door mensen als Roza : ambachtslieden die hun vak in de praktijk geleerd hadden. Dat betekent niet dat er geen vraagtekens te plaatsen zijn bij de nummers die aan Roza Eskenazy toegeschreven worden, maar daar zijn andere redenen voor. De etiketten van de oudste platen zijn bijzonder karig met informatie, soms staat er alleen de titel van het liedje op. Het duurde een hele tijd voor de componist ook een plaatsje kreeg ( Panayotis Toundas zou de eerste geweest zijn maar hij was natuurlijk ook wel directeur en besliste dus zelf wat er op het etiket kwam). De tekstschrijver kwam pas veel later in beeld, en de muzikanten haast nooit. Daar komt bij dat de platen vaak onder een andere naam uitgegeven werden. Soms werden liedjes gewoon gepikt van een collega (met bitse discussies en rechtzaken tot gevolg). In andere gevallen "leende" men een traditioneel liedje en plakte daar een auteur op. Soms ook verkocht de echte auteur ze aan iemand anders, en soms deed hij (want het was dan meestal een "hij") ze ook gewoon cadeau aan iemand anders (meestal dan een "zij" die indruk op hem gemaakt had). Het meest bekende eigen nummer van Roza Eskenazy - en dus niet toevallig ook de titel van de documentaire - is natuurlijk "Καναρίνι μου γλυκό" ( Kanarini mou glyko , Mijn lieve kanarievogeltje), dat in 1934 uitgebracht werd (of in 1931). Het is nog altijd zeer populair en het behoort tot het vaste repertoire van bekende hedendaagse zangeressen als Glykeria , Eleni Vitali , Eleni Tsaligopoulou en vele anderen. De tekst is van Roza Eskenazy zelf, al minimaliseert ze dat door te zeggen dat ze in feite maar enkele woorden van een bestaande tekst veranderde. Dat verklaart misschien ook waarom Marika Papagika rond die tijd in de Verenigde Staten (waar zij actief was) een nummer uitbracht met een gelijkaardige tekst. De melodie van de Kanarie, een tsifteteli, staat op naam van Dimitris Semsis of Agapios Tomboulis , al naargelang de bron. Allebei waren vaste begeleiders van Roza Eskenazy (zie verder), dus onwaarschijnlijk is het zeker niet. Maar correct is het al evenmin, want in werkelijkheid is het een Turks traditioneel liedje. Roza bevestigde dat later ook, als vanzelfsprekend. Het toont nog maar eens aan dat er heel wat wederzijdse invloeden zijn, om niet te zeggen gemeenschappelijke elementen, en dat nationalistische reflexen in deze context zinloos zijn. Vanuit haar achtergrond in de oosterse muziek lag Roza Eskenazy mee aan de basis van wat later de Smyrna-traditie binnen de rembetika zou genoemd worden. Ze had jarenlang haar eigen ensemble met traditionele instrumenten: outi , viool , santouri en lyra . Haar muzikanten waren professionelen die met de Katastrofi aangespoeld waren in Athene. Haar outi -speler bijvoorbeeld, Agapios Tomboulis , had zijn eigen ensemble gehad in Constantinopel en hij zou daar zelfs huismuzikant geweest zijn van de laatste sultans. Hij zou eigenlijk van Armeense afkomst geweest zijn en zijn echte naam zou Hagop Stambulyan geweest zijn, maar dat is niet zeker. Wel zeker is dat ook hij met zijn outi een belangrijke factor geweest is bij de ontwikkeling van de smyrneïka . Hij werkte daarnaast ook samen met de bekende musicoloog Simonas Karas , die zelf van onschatbare waarde is geweest voor het vastleggen van de dimotika . Ook haar vaste violist, Dimitris Semsis alias Salonikios, was een professionele muzikant van hoog kaliber. Hij kreeg niet voor niets de post van artistiek directeur bij Columbia en later His Master's Voice, en het was dus ook hij die de touwtjes in handen had bij de opnamen. Misschien is het mede daardoor dat hij de eerste violist is wiens naam op platen vermeld werd. Hij gold (en geldt) als de beste violist van zijn tijd. Hij nam honderden platen op met alle groten uit die periode en hij schreef ook meer dan honderd composities. Een andere interessante figuur is de lyra-speler waar Roza Eskenazy jarenlang mee samenwerkte, Lambros Leontaridis . Op onze pagina over "zijn" instrument, de politiki lyra , kunt u lezen hoe hij zijn speeltechniek meebracht uit het Ottomaanse Rijk, waar die intussen verdwenen is. Jonge Turkse muzikanten bestuderen nu, geholpen door hun Griekse collega's, de oude opnamen van " Lambros met de lyra" en proberen zo de oude techniek weer tot leven te brengen. Ook dat toont aan hoeveel raakvlakken er zijn tussen de "Griekse" en de "Turkse" muziek. Met dergelijke muzikanten, met haar uitzonderlijke stem (en niet te vergeten haar uiterlijk, dat nogal wat mannen het hoofd op hol bracht) is het niet te verwonderen dat Roza Eskenazy nogal wat impact had. Het is dus niet voor niets dat ze als dé grote naam binnen de Smyrna-stijl beschouwd wordt. Die is verfijnder dan de rauwe klanken van de Piraeus-stijl, die in het begin een exclusief mannelijk onderonsje was. Vrouwen waren alleen aanwezig in de teksten, en die waren niet altijd even flatterend. Beide stijlen bestonden naast elkaar, het waren aparte werelden. De bouzouki -speler en componist Yannis Papaïoannou probeerde tevergeefs een baantje te krijgen in de club waar Roza optrad. Men wilde hem daar niet omdat hij hasj rookte. In de waterdichte schotten tussen de twee stijlen kwamen barsten toen, begin de jaren '30, de bouzouki zijn intrede deed op plaatopnames. Het duurde niet lang voor Roza met haar indrukwekkende stem ook daarvoor gevraagd werd. Zo werkte ze bijvoorbeeld samen met Markos Vamvakaris en verschillende anderen. Op die manier was zij één van de eerste zangeressen die voet aan wal kreeg in dit mannenbastion. Uiteraard zong ze dan die nummers in de club waar ze live optrad en zo deed de bouzouki ook daar zijn intrede. Samengevat kan men toch wel stellen dat het heel terecht is dat Roza Eskenazy , tweeëndertig jaar na haar dood in 1980, nog eens in de bloemetjes gezet wordt. De drie zangeressen komen natuurlijk niet alleen naar Brugge, ze worden begeleid door een al even select gezelschap muzikanten. De bezetting ziet er dan als volgt uit:
In september 2012 doen ze met dit concert nog Parijs en Düsseldorf aan. Ook Nederland zou dan op het programma staan maar daar hebben we nog geen informatie over.
Op de site sinds: 16/07/2012 Terug naar het begin van deze pagina. LocomondoGriekse reggae op de Antilliaanse Feesten in Hoogstraten De Antilliaanse Feesten in Hoogstraten zijn al jarenlang een begrip in het festivalcircuit. Naar eigen zeggen zijn ze zelfs "the largest Caribbean festival in the world" . Je zou daar dan niet meteen Griekse muziek verwachten, maar de zevenkoppige Griekse band Locomondo is dan ook niet bepaald een doorsnee dertien-in-een-dozijn Grieks orkestje. Ze worden doorgaans omschreven als een reggae band, en soms wordt daar nog "ska" en "Carribean" aan toegevoegd, voor de volledigheid. Maar het zouden geen Grieken zijn als ze daar niet hun eigen invulling aan gaven. Ze vermengen die (voor hen) exotische klanken immers met de (voor hen) dagdagelijkse klanken van de Griekse muziek. Het gaat dan om de eeuwenoude traditionele dorpsmuziek, de dimotika , met bijvoorbeeld de bekende "Ikariotiko" van - uiteraard - Ikaria, of het al even bekende "Plataniotiko neró" van Samos. Maar je kan bij hen evengoed terecht voor een goede oude zeïbekiko of een chasapiko, allebei dansen uit de hoek van de rembetika . Dat laatste is alvast geen toeval. Eén van de oprichters en nog altijd spilfiguur van dienst, Markos Koumaris, groeide op in Duitsland, in de Griekse gemeenschap daar, en daar hoorde hij niets anders dan rembetika. Maar volgens hem en de andere bandleden zijn er ook meer gelijkenissen tussen reggae en rembetika dan alleen maar de eerste letter. Misschien komt dat, zeggen ze, omdat beide stijlen ontstonden aan de rand van de maatschappij, de ene in de sloppenwijken van Kingston (Jamaica) en de andere in die van Athene, en het zijn dus allebei uitingen van gewone mensen die hun miserie van zich af zingen. Hoe dan ook, hun cover van het overbekende Frangosyriani van Markos Vamvakaris werd een regelrechte hit in Griekenland. Niet dat dit hun enige hit was, verre vandaar. De groep scoort inderdaad heel erg goed in hun thuisland. Ze ontstond in 2001, toen enkele van de leden elkaar willens nillens leerden kennen tijdens hun legerdienst. Sindsdien hebben ze zes albums uitgebracht, waaronder een heuse "best of", en ze hebben ontelbare optredens achter de rug. Ook op de Griekse tv zijn ze vaak te zien. Een beetje tot hun eigen verbazing slaat hun mix ook aan in het buitenland en je vindt hen dan ook op allerlei podia in de hele wereld. Toch zijn de meeste van hun teksten gewoon in het Grieks, ook die van hun eigen nummers. De naam van de groep is een vrije vertaling van de titel van hun eerste cd "Ένας τρελός κόσμος" ( Enas trelos kosmos , Een gekke wereld) uit 2004. Ook hier klutsen ze vrolijk alles door elkaar heen: "Loco" is Spaans voor "gek" en "mondo" is Italiaans voor "wereld". En op het podium ziet het er al even gek uit, of toch gekker dan wat er doorgaans zoal op Griekse podia te zien valt. Maar schijn bedriegt: deze jongens weten heel goed waar ze mee bezig zijn en het zijn stuk voor stuk uitstekende muzikanten. Anders scheer je trouwens zo geen hoge toppen in Griekenland, het Griekse publiek slikt niet zomaar eender wat. En voor zover nodig: hun producer is Akis Golfidis , de bekende klanktechnicus met gouden handen, gouden oren, een gouden neus en nog veel meer. Het was hij die Notis Sfakianakis ontdekte en die anderzijds ook zijn (gouden?) schouders zette onder een project rond de traditionele Epirotische pentatonische muziek (meer over hem in ons stukje over het optreden van zijn echtgenote Eleni Dimou in Brussel in mei 2011 ). Op de Antilliaanse Feesten zijn de jongens van Locomondo in goed gezelschap: er komen topgroepen uit Aruba, Cuba, Columbia , Congo, Haïti, Ivoorkust, Jamaïca, Mexico, Puerto Rico, Suriname, Trinidad enzovoorts. De enige andere Europese groep (om het in die termen uit te drukken) is Xamanek uit Luik, maar ook zij hebben enkele bandleden met exotische roots aan boord. Het optreden van Locomondo in Hoogstraten zou meteen ook hun Benelux première zijn. Het publiek van dit festival weet alles van reggae maar zal allicht minder vertrouwd zijn met de Griekse ingrediënten die Locomondo er bij serveert. Dat kan dus interessant worden ...
Op de site sinds: 19/07/2012 Terug naar het begin van deze pagina. |
|||||||||||
|