|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Overzicht Griekse Muziek in Januari 2005
Katerina Papadopoulou en KompaniaLiederen uit Klein-Azië De jonge en veelbelovende zangeres Katerina Papadopoúlou (Κατερίνα Παπαδοπούλου) en haar Kompania brengen traditionele muziek van Melí, een verdwenen Grieks dorpje uit Klein-Azië, muziek die ze met veel liefde en toewijding nieuw leven inbliezen. In de nasleep van de Eerste Wereldoorlog hertekenden de Grote Mogendheden de grenzen op de Balkan. Miljoenen mensen woonden plots aan de verkeerde kant van het nieuwe prikkeldraad en moesten verhuizen. Griekenland kreeg vanuit Turkije anderhalf miljoen nieuwe inwoners te verwerken. Hun bagage was die van alle vluchtelingen: wat schamele bezittingen, hun herinneringen en hun tradities. Ze stichtten honderden nieuwe dorpen waarvan de namen beginnen met “Nieuw” gevolgd door de naam van het dorp uit het verloren vaderland. Daar bouwden ze een nieuw leven op volgens de eeuwenoude patronen van “thuis”. Eén zo'n dorpje is Neo Melí, nu een wijk van Mégara, ten westen van Athene. Het oorspronkelijke Melí lag aan de kust van Klein-Azië tegenover Chios. Wat zij eveneens meebrachten was hun muziek: gevoelige muziek die tot diep in de ziel raakt en een massa herinneringen levendig houdt, niet van het verloren, maar van het onvergetelijke vaderland. Vandaag, tachtig jaar later, is ook in Griekenland de traditie stilaan ten dode opgeschreven. Het is nog niet helemaal te laat en de laatste jaren groeit het besef dat er iets onherroepelijks staat te gebeuren. Elke ouderling die sterft neemt een stukje traditie mee het graf in. Gelukkig hadden enkele verlichte geesten het probleem al vroeg zien aankomen en in allerlei archieven liggen talloze oude veldopnamen te wachten om ontsloten te worden. Met hulp van de overlevende ouderen bundelen wetenschappers en muzikanten nu hun krachten: ze maken transcripties en arrangementen en reconstrueren de geschiedenis van de kleine man en zijn muziek. In de rekken van de Griekse platenwinkels verschijnen meer en meer fraai verzorgde uitgaven, compleet met meertalige boekjes met foto's, liedteksten en uitleg. Tot nu toe focuste men daarbij vooral op de muziek van de grote steden in Klein-Azië: Konstantinopel (Istanbul) en Smyrna (Izmir). De dorpsmuziek daarentegen is een beetje onderbelicht gebleven. Katerina Papadopoúlou en haar team deden daar wat aan en ook om die reden is dit concert bijzonder interessant. Ze putten uit oude opnamen van de laograaf en Melioot Manolis Vayanos, maar gingen ook ter plaatse. Het resultaat is een bewust sober gehouden orkestratie, onder leiding van Sokrátis Sinópoulos , om zoveel mogelijk authenticiteit te bewaren, wars van technische virtuositeit. De traditionele instrumenten variëren van simpele alledaagse gebruiksvoorwerpen zoals houten lepels, een bakblik of een keukenstoel, tot de meer verfijnde oúti (oosterse luit), de polítiki lyra en polítiko laoúto (vedel en luit van Konstantinopel) en het kanonáki (kanun). Muziek die in al haar eenvoud een enorme kracht uitstraalt. Katerina Papadopoulou 's stem leent zich uitstekend voor het liedrepertoire afkomstig uit Klein-Azië. In mei 2003 ontlokte zij bewondering in Brussel met haar vertolkingen van traditionele liederen uit Cappadocië en het Pontos-gebied. Zij heeft samen met een aantal jonge muzikanten in 2001 een cd uitgebracht met liederen uit het dorp Melí in Klein-Azië, en die liederen zal zij op dit concert ook vertolken. De cd heet: " Ta tragoudakia mou poulo..." (Τα τραγουδάκια μου πουλώ...) of "Ik verkoop mijn liedjes..." Maar u krijgt ook liederen van elders in Klein-Azië te horen. De begeleidende kompania van Katerina Papadopoulou (zang) werd als volgt aangekondigd: Sokratis Sinopoulos , politiki lyra en politiko laouto (een soort luit, lâvta in het Turks), Panos Dimitrakopoulos , kanonaki , Kyriakos Tapakis , outi en Vangelis Karipis met percussie-instrumenten zoals bendir (een soort tamboerijn of defi die vooral gebruikt wordt in de Arabische wereld), toumbe(r)leki , zilia , lepels en masiá (cimbaaltjestang). Vele instrumenten zijn typisch voor de traditionele muziek uit Klein-Azië. Maar op het moment zelf bleek - zoals zo vaak gebeurt bij Griekse kompaníes (gelegenheidensembles) - dat slechts drie van de muzikanten diegenen waren die aangekondigd werden. De percussionist en de kanonaki -speler hadden andere engagementen en werden vervangen door andere - minstens evenwaardige - instrumentalisten. De begeleiders zijn/waren uiteindelijk:
Ook in de instrumentatie bleek wat verandering te zijn gebracht. De politiko laoúto , toumbeléki en de masiá werden uiteindelijk niet gebruikt. Socrates Sinopoulos , die evenals Panayotis Dimitrakopoulos twee jaar eerder ook al meegekomen was met Katerina Papadopoulou in het MIM in Brussel , zal op 17 maart opnieuw te zien zijn in De Bijloke, maar dan in samenspel met een Turkse muzikant. Naar goede gewoonte hebben we over Katerina Papadopoulou een biografie neergeschreven, met informatie over haar loopbaan en muzikale opleiding. Deze biografie is te vinden in onze rubriek Achtergrond en heeft veel parallellen met de biografie van Sokratis Sinopoulos .
Op de site sinds: 29/03/2004 Terug naar het begin van deze pagina. Griekse dansavondMet Panselinos uit Marseille Voor de tweede keer doet de vzw Kapa uit Antwerpen voor de livemuziek van een van haar Griekse dansavonden beroep op het ensemble Panselinos uit Marseille. De eerste keer was in oktober 2003 . U mag dansmuziek verwachten uit het noorden van Griekenland (Macedonïe, Epirus en Thracië) en de omringende Balkanlanden. Het Griekse woord pansélinos - de naam van deze groep muzikanten - betekent "volle maan", een onderwerp dat veelvuldig bezongen wordt in de Griekse volksmuziek. Het ensemble bestaat uit:
Georges Mas is autodidact. In november 2002 verzorgde hij samen met o.m. Lionel Romieu een muziekstage in Brussel. Hij speelt regelmatig op feesten van Griekse, Bulgaarse en Joegoslavische gemeenschappen. Voor een Fransman is dat toch wel een referentie die kan tellen. Het zal wel geen toeval zijn dat het ensemble Panselinos uitgerekend Marseille als thuisbasis heeft, al eeuwenlang een multiculturele smeltkroes bij uitstek. Deze havenstad werd trouwens door Griekse kolonisten uit Klein-Azië omstreeks 600 voor Christus gesticht en kreeg oorspronkelijk de naam Massalia . Het werd de moederstad van vele kolonies en een belangrijke transithaven naar het Oosten. Isabelle Courroy heeft het ensemble in 2002 vervoegd. Ook zij was in november 2002 een van de lesgevers van de muziekstage voor Balkaninstrumenten. Zij heeft dwarsfluit gestudeerd, maar verdiepte zich later in de verschillende soorten herdersfluit op de Balkan en ging ter plaatse in verschillende landen op studiereis. De groep is een dag eerder te gast in Brussel .
Op de site sinds: 18/10/2004 Terug naar het begin van deze pagina. Palio-ParéaFonés (Stemmen) De Nederlandse groep Palio-Paréa presenteert voor het tweede seizoen op rij het programma Fonés (Stemmen) , een programma dat vooral gestut is op rembetika-muziek, in al haar facetten. De groep koos een aantal liederen uit van componisten van diverse pluimage, waarbij zowel klassiekers in de Piraeus-stijl als in de Smyrna-stijl aan bod komen. Maar Palio-Paréa bewerkte voor dit programma ook een zeïbékiko van Yannis Lebesis en een compositie van Mikis Theodorakis. En natuurlijk hoort u af en toe ook een eigen compositie van groepsleden Mattie Tans of Loek Schrievers, op teksten van de Griekse dichter K.P. Kavafis, maar ook op teksten die speciaal voor Palio-Paréa werden geschreven door Susan Ligthart, Angelos Tassopoulos en Gerard Verbaarschot. De bezetting bestaat op dit concert, en ook op de optredens in februari , uit vier groepsleden:
Op de site sinds: 19/11/2004 Terug naar het begin van deze pagina. Bal en dansstage met BalkandansenMet Panselinos uit Marseille Muziekpublique organiseert een bal met muziek uit Griekenland en de Balkan. Het orkest is de groep Panselinos uit Marseille die een dag later in Antwerpen ten dans spelen voor het dansfeest van vzw Kapa. Vóór het bal krijgt u een korte dansinitiatie in Balkandansen door vzw Kaimak. De dansstage duurt 45 minuten en wordt in het Frans gegeven. De muziek spitst zich toe op het noorden van Griekenland - Epirus, Macedonië en Thracië - en de naburige streken en landen. De muzikanten zijn:
Meer informatie over de groep leest u elders op deze maandpagina .
Op de site sinds: 29/12/2004 Terug naar het begin van deze pagina. Op de RozenstruikMuziektheater voor grote en kleine kinderen Het gezelschap Het theater van de schoen op de boom (Το θέατρο του παπουτσιού πάνω στο δέντρο - To theatro tou papoutsiou pano sto dendro) uit Athene was reeds in september 2004 te gast in België en Luxemburg. Toen voerden ze het sprookje "O Zacharakis" op voor een enthousiast publiek. De groep, opgericht in de herfst van 2001, bestaat uit een aantal acteurs, beeldende kunstenaars en muzikanten die de verschillende kunstuitingen binnen de Griekse volkstraditie op één podium verenigen en O Zacharakis was hun eerste productie. Intussen hebben ze niet stilgezeten en ze komen nu opnieuw naar hier met een nieuwe productie met als titel Op de Rozenstruik (Απάνω στην τριανταφυλλιά - Apano stin triandafyllia) . Het stuk is gebaseerd op het volkssprookje "De slang" en het wordt opgesmukt met kalanda en andere zeden en gebruiken van de Dodekaimero uit diverse streken van Griekenland. Kalikantzari en babougeri zullen het publiek in de juiste stemming brengen. Voor Griekse kinderen behoeven al deze termen geen uitleg, ze maken evenzeer deel uit van hun culturele bagage als kabouters en Zwarte Pieten van die van kinderen uit de Lage Landen. Nogal wat bezoekers van onze site zullen die bagage niet hebben, vandaar dat we helemaal onderaan een flinke brok uitleg plaatsten om die achterstand toch een beetje weg te werken. De voorstelling is (uiteraard) in het Grieks, maar dat betekent niet dat u Grieks moet kennen om er iets aan te hebben. De nadruk ligt op het visuele, niet op de tekst. Dus met onze uitleg in het achterhoofd mag de taal absoluut geen struikelblok vormen. Het toneelstuk is niet bepaald een droge lezing over mythologie, wel integendeel. De kinderen uit het publiek worden nauw bij het gebeuren betrokken en het stuk neemt bij elke opvoering een andere wending, al naargelang de inbreng van de kinderen. Het einde is ook elke keer anders, de enige zekerheid is dat het goed afloopt. Vóór de voorstelling is er zelfs een soort workshop waar de kinderen hun gezichtjes (laten) beschilderen, hun eigen muziekinstrumenten bouwen en de liedjes aanleren die in het stuk zullen gezongen worden. Dolle pret dus. De leden van de groep hebben met elkaar - naast uiteraard een flinke dosis enthousiasme voor hun aanpak - een gedegen opleiding gemeen.
Bij de groep hoort ook een eigen orkestje. De eerder genoemde Korina Apostolopoulou zingt en daarnaast zijn er drie muzikanten:
Net als in september vorig jaar komen ze naar hier op uitnodiging van het Centre Hellénique d'Etude du Folklore (Tradidanse asbl) onder leiding van Maria Douvali. En dan nu de beloofde achtergrondinformatie. De periode tussen Kerstmis en Driekoningen staat in Griekenland bekend als de Dodekaimero (Δωδεκαήμερο) (Twaalf Dagen). Reken het maar na: Kerstmis valt op 25 december en Driekoningen is op 6 januari. Overigens viert de orthodoxe kerk op 6 januari niet de komst der wijzen, maar wel de doop van Christus in de Jordaan. Bij die gelegenheid openbaart God de Vader de goddelijke natuur van Christus door publiekelijk te verklaren: “Dit is mijn welbeminde zoon”. De naam van het orthodoxe feest is dan ook Theofania (Θεοφάνια) of Epifania (Επιφάνια) (“de goddelijke verschijning”), een term die ook al in de oudheid in gebruik was voor godheden die zichzelf vertoonden aan de mensen. Een andere naam is Ta Fota (τα Φώτα) (letterlijk “de lichten”). De doop van Christus wordt in Griekenland herdacht met de wijding der wateren (ο αγιασμός των υδάτων - o agiasmos ton ydaton) . Vroeger gooide de priester dan een kruis in zee of in het meer en dappere jongelingen doken het weer op. In januari is het water ook in Griekenland ijskoud en de laatste jaren wordt het kruis hier en daar weleens aan een touwtje bevestigd en zo weer op het droge gehaald. In Piraeus wordt de ceremonie opgeluisterd met veel vlagvertoon, onder andere van schepen van de Griekse marine, en alle belangrijke personaliteiten uit de politieke, militaire en kerkelijke wereld zijn erbij tegenwoordig. Veel volk dus. De Twaalf Dagen zijn ook de periode waarin de Kal(l)ikantzari (Καλικάντζαροι) (enkelvoud: Kallikantzaros) de Griekse wereld onveilig maken. Het zijn kwelgeesten die normaal onder de grond leven. Enkel met de Twaalf Dagen mogen ze naar boven. Het hele jaar lang proberen ze de wortels door te knagen van de boom waarop de aarde rust. Tegen Kerstmis zijn ze daar bijna klaar mee, maar tijdens hun verblijf boven de grond groeien de wortels weer aan en als ze na de Twaalf Dagen weer terugkeren moeten ze mooi van nul herbeginnen. Het woord Kallikantzaros is een samengesteld woord en het eerste deel (kali-) betekent "goed". Tot zover zijn alle geleerden het met elkaar eens. Over de betekenis van het tweede deel verschillen ze hartsgrondig van mening. Met andere woorden, niemand weet het precies. Het is trouwens één van de weinige Griekse woorden die je haast niet verkeerd kán schrijven, zoveel verschillende spellingen zijn er in omloop in de verschillende dialecten. In verschillende streken zijn er ook andere benamingen. Ook de verschijningsvorm van de Kallikantzari verschilt van streek tot streek. Soms hebben ze een menselijke gedaante, soms zijn het mengvormen tussen mens en dier, uitgerust met bokkepoten, hoorns, staarten en dergelijke. Meestal zijn ze zwart en behaard. Hun ogen gloeien rood in het donker, ze hebben vuurrode tongen en enorme tanden. Hun armen en handen lijken op die van een aap en hun nagels zijn zo lang als de vingers zelf en gekromd als de klauwen van een gier. Maar ze kunnen er ook anders uitzien. En in sommige streken kunnen ze bovendien van gedaante wisselen als ze dat willen. Op onder meer de Egeïsche eilanden en in Epiros zijn het in feite gewone mensen die permanent of tijdelijk in Kalikantzari veranderen. Vooral kinderen die tijdens de Twaalf Dagen geboren worden lopen gevaar om later zo'n dubbelleven te gaan leiden. Hun moeders zijn immers zo onvoorzichtig geweest om zwanger te worden op Maria Boodschap, de dag van de onbevlekte ontvangenis van Christus. Om latere problemen te vermijden werden op Chios in de zeventiende eeuw de voetjes van dergelijke baby's in het vuur gehouden om de teennagels eraf te schroeien. Waarom dat zou helpen is niet meteen duidelijk, ook niet voor de theoloog Leo Allatius (Chios 1586- Rome 1669) die het verhaal optekende. De Kallikantzari bestaan al veel langer dan de zeventiende eeuw. De Amerikaanse etnoloog John Cuthbert Lawson reisde twee jaar lang, van 1898 tot 1900, in Griekenland van dorp tot dorp en registreerde er verhalen over nymfen, saters, vampieren en natuurlijk ook over Kallikantzari. Hij stelt dat het geloof in deze mythische figuren teruggaat op de centauren uit de oudheid. Ook Nikolaos Politis (1852-1921), de grondlegger van het wetenschappelijk folklore-onderzoek in Griekenland, is die mening toegedaan. Kalikantzari bestaan in het Griekenland van vandaag in twee maten: groot en klein. De kleine modellen zijn zo groot als een kind van vijf of zes jaar en het zijn vervelende pestkoppen. De grote uitvoering is veel gevaarlijker want ze zijn kwaadaardig. Die zijn minstens zo groot als een volwassen mens, soms ook reusachtig groot, groter dan een huis. Vaak zijn ze misvormd. Hun twaalfdaagse vakantie boven de grond gebruiken de Kallikantzari - zoals vele hedendaagse toeristen – om eens flink de beest uit te hangen. Ze zijn dol op gebraden varken en dat is, toevallig of niet, ook het traditionele Kerstgerecht in Griekenland. Van wijn worden ze snel uitzinnig en dan is het hek helemaal van de dam. Gelukkig zijn ze alleen 's nachts actief dus overdag ben je veilig. Maar 's nachts proberen ze de huizen binnen te dringen, bij voorkeur langs de schoorsteen. Ze zijn doodsbang voor vuur, dus als je zorgt dat gedurende de Twaalf Dagen het haardvuur 's nachts nooit uitgaat, kunnen ze niet naar beneden. Neem een flinke boomstronk, want de Kallikantzari zullen proberen het haardvuur te doven door in de schoorsteen te wateren. Vandaar dat je moet opletten wat je met de asse doet na Driekoningen. In sommige streken schrijft men er magische krachten aan toe. Men strooit die asse dan uit op de velden en akkers, op dezelfde plaatsen waar tevoren de priester met zijn wijwaterkwast voor een voorspoedige oogst gezorgd heeft. Een mens kan niet zeker genoeg zijn. Als ze niet door de schoorsteen kunnen, komen ze aankloppen en roepen je bij naam. Reageer daar nooit op, en doe zeker nooit open, want ze zullen minstens de boel kort en klein slaan. Als ze de voorraden vinden, eten en drinken ze naar hartelust en bezoedelen wat ze niet opkunnen zodat het gezin een barre winter tegemoet gaat. Soms doden ze de bewoners of eten ze op, wat natuurlijk al evenmin aangenaam is. Wie 's nachts op pad gaat riskeert de Kallikantzari op zijn of haar weg te vinden. Als je veel geluk hebt moet je alleen maar de hele nacht met hen dansen, want daar zijn ze dol op. Als je dan 's ochtends weer thuis komt ben je je verstand kwijt. Maar het kan evengoed je dood betekenen. De Kallikantzari zijn niet al te snugger, dus als je een beetje bij de pinken bent kan je ze om de tuin leiden. Als je het kan rekken tot de derde haan kraait ben je gered want dat is het teken dat de dag aanbreekt en dan is hun tijd om. Een molenaar had laat gewerkt en was na zonsondergang op weg naar huis met twee zakken bloem op de rug van zijn muilezel. Hij hoorde de Kalikantzari van ver aankomen en begreep gelukkig het gevaar. Vliegensvlug ging hij op de rug van de ezel liggen en bedekte zich met een lege zak. Het ezeltje stapte verder, het kende tenslotte de weg. Toen het ter hoogte van de Kalikantzari gekomen was zeiden deze: “Kijk nu, een ezel met een zak links, een zak rechts, en een zak in het midden, maar waar is de mens? Hij is zeker achtergebleven.” Daarop holden ze naar de molen maar vonden natuurlijk niets. Ze holden terug en weer bij de ezel gekomen zeiden ze: “Kijk nu, een ezel met een zak links, een zak rechts, en een zak in het midden, maar waar is de mens? Hij is zeker voorop gelopen.” Ze holden dus naar het huis van de molenaar maar moesten onverrichterzake weer terug naar de ezel. Daarop herhaalde het spelletje zich van voor af aan en zo holden ze de hele tijd heen en weer tussen de molen en het huis. Ondertussen sjokte de ezel gezapig verder en toen hij bij het huis aankwam glipte de molenaar naar binnen en barricadeerde de deur. De Kallikantzari kwamen weer bij de ezel terug en begrepen wat er gebeurd was. Ze begonnen woedend op de deur te beuken. Nu was het de beurt aan de molenaarsvrouw. Ze riep dat ze de Kalikantzari zou binnenlaten als ze haar konden zeggen hoeveel gaten er in haar zeef zaten. Vanuit het zoldervenster liet ze de zeef aan een touw zakken en de Kallikantzari begonnen verwoed te tellen. Nu zijn de gaten in zo'n zeef in cirkels gerangschikt. Hoezeer de Kallikantzari ook draaiden en draaiden, ze kwamen nooit voorbij de buitenste cirkel en ze bleven tellen en tellen. Toen kraaide de haan en de molenaar en zijn vrouw waren gered. Vrouwen en meisjes moeten 's nachts tijdens de Twaalf Dagen zeker binnenblijven. Ze lopen anders het gevaar om meegenomen te worden teneinde het voortbestaan van de Kalikantzari te helpen verzekeren, of erger. Een boze stiefmoeder wou haar stiefdochter kwijt en stuurde ze na donker met wat graan naar de molen, zogenaamd om dat tot bloem te laten malen. Bij de molen aangekomen riep het meisje op de molenaar maar kreeg geen antwoord. Ze ging naar binnen en daar vond ze hem in doodsangst op een stoel gebonden met de Kallikantzari om zich heen. Deze grepen het meisje en begonnen onder elkaar ruzie te maken wie haar zou krijgen. Het meisje was niet alleen bloedmooi maar ook slim (het is tenslotte een sprookje) en ze beloofde dat ze de vrouw zou worden van die Kallikantzaros die haar de mooiste bruidschat zou brengen. Uiteraard stoven ze allemaal likkebaardend weg en het meisje begon koortsachtig het graan te malen. Telkens er eentje terugkwam met juwelen en fijn linnen zei ze dat het niet genoeg was en zond hem weer weg. Uiteindelijk was ze klaar met de opdracht die haar stiefmoeder haar gegeven had. Ze laadde de twee zakken bloem aan weerszijden van haar ezeltje en ging zelf onder een lege zak liggen. Zo ontsnapte ze op dezelfde manier als de molenaar in het vorige verhaaltje. Haar stiefmoeder zag niet alleen haar plannetje mislukt maar haar stiefdochter had ook de schatten meegebracht en was nu stinkrijk. De volgende nacht stuurde de stiefmoeder daarom haar eigen dochter ook naar de molen, maar haar verging het slechter dan haar halfzuster. De Kallikantzari misbruikten haar eerst en daarna aten ze haar op. Gerelateerd aan de Kallikantzari zijn de verkleedpartijen (μεταμφιέσεις - metamfiesis) die tijdens de Twaalf Dagen op verschillende plaatsen in Griekenland plaatsvinden. Je vindt ze in Thracië, Macedonië, in Klein-Azië en in de Pontos. Deze feesten doen aan Carnaval denken, maar ze zijn bedoeld om de boze geesten te verjagen. Enkele mannen vermommen zich met dierenhuiden en bevestigen enorme bellen aan hun middel. Daarmee dansen ze energiek door het dorp en veroorzaken een hels kabaal. De namen, waarmee deze dansers aangeduid worden, verschillen ook alweer van streek tot streek. Maar de Babougeri (Μπαμπούγεροι) van het dorp Kali Vrysi bij Drama in Oost-Macedonië zijn over heel Griekenland bekend. De feestelijkheden duren daar nog steeds drie volle dagen, te beginnen met de vooravond van Theofania op 6 januari. De Kalikantzari vertrekken dan weer naar de onderwereld en dat moet gevierd worden. De eerste dag strooien de huisvrouwen met hun rechterhand asse uit omheen het huis, onder het uitspreken van allerlei toverformules. Dat is om ervoor te zorgen dat er in de zomer geen slangen in het huis zouden komen. En inderdaad, de asse is afkomstig van het haardvuur dat tijdens de Twaalf Dagen gebrand heeft. In Thourio, een klein dorpje in Thracië, danst een kameel door de straten. Geen echte, hij wordt - elk jaar opnieuw - vervaardigd uit hout en zeildoek. Zijn poten zijn in feite die van de twee potige dragers die erin verborgen zitten. Het doet denken aan de Chinese draken, maar Thourio is een vluchtelingendorp, het gebruik komt dus uit Anatoliki Thraki (Oost-Thracië, tegenwoordig Turkijë). Volgens de dorpelingen beeldt het de kameel uit waarmee de Wijzen uit het oosten kwamen. Vandaar dat de stoet van deur tot deur gaat om geschenken in te zamelen, voor het kindje Jezus uiteraard. Op enkele plaatsen in Griekenland wordt een soort toneelstuk opgevoerd waarbij een huwelijk uitgebeeld wordt. De bruid, een als vrouw verklede man, wordt ei zo na geschaakt door een Arabier, de bruidegom sterft en komt weer tot leven, maar na nog wat perikelen kan het huwelijk tenslotte voltrokken worden. Het geheel heeft een behoorlijk satirisch karakter en zelfs de figuur van dorpspriester wordt flink op de korrel genomen. Misschien daarom dat de Orthodoxe Kerk in de zevende eeuw een verbod uitvaardigde waardoor mannen zich niet langer als vrouwen mochten vermommen of omgekeerd. Op overtreding stond excommunicatie, maar veel heeft het niet uitgehaald. Ook deze tradities zouden teruggaan op de oudheid, meer bepaald op de festivals ter ere van Dionisios die in de winter plaatsvonden. Frappant detail voor wie zou durven betwijfelen dat deze tradities inderdaad teruggaan tot in de grijze oudheid: enkele jaren geleden werd een tot dusver onbekend heiligdom van Dionisios ontdekt ... op één kilometer van Kali Vrysi, het dorp van de Babougeri. Onder de Romeinen werden de Dionisios-festivals vervangen door de Saturnalia, de Kalandae en de Brumalia, maar dat was meer een verandering van naam dan van karakter: het bleven - letterlijk en figuurlijk - ware bacchanalen. Het is ook daardoor dat de Grieken met “calendae” alleen de eerste dagen van januari bedoelden. Voor de Romeinen betekende het gewoon de eerste dagen van elke maand, maar Dionisios had nu eenmaal niet elke maand een festival dat moest herdoopt worden. Tegenwoordig zijn de kalanda (κάλαντα) de liedjes die (vooral) de Griekse kinderen zingen terwijl ze van deur tot deur trekken om hun dorpsgenoten heil en voorspoed te wensen in ruil voor een kleine gift. Uiteraard heeft elke streek zijn eigen kalanda. Deze liedjes worden trouwens niet alleen tijdens de Twaalf Dagen gezongen, maar ook bijvoorbeeld met Pasen of op 1 mei. En bij Politis vinden we ook kalanda die klaarblijkelijk gezongen werden voor een huis waar pas een kindje geboren is. Het sprookje van de slang is een Griekse traditionele versie van het westerse sprookje "De Schone en het Beest". Er was eens een koning die op reis ging naar een ver land. Zijn dochtertje vroeg of hij voor haar een roos wou meebrengen. De koning plukte dus een roos alvorens terug naar huis te keren, maar hij had niet gezien dat de rozenstruik in het tuintje van een slang stond. De slang had het wel gezien en was boos. Na wat gepalaver liet hij de koning vertrekken met roos en al, op één voorwaarde: de koning moest hem zijn dochter sturen. En zo geschiedde: het prinsesje ging bij de slang wonen. Na een poosje vroeg ze toestemming voor een korte vakantie bij haar ouders. De slang stond dat toe maar vroeg haar om niet te lang weg te blijven. Eenmaal bij haar ouders vergat het prinsesje de tijd en toen ze uiteindelijk terugkeerde vond ze de slang halfdood, weggekwijnd van verdriet en eenzaamheid. Ze begon te huilen, want ze was van de slang gaan houden. Haar tranen vielen op de slang en zie, hij veranderde in een beeldschone prins. Een heks had hem in een slang veranderd en hij zou pas zijn ware gedaante terugkrijgen als een meisje hem zo zou liefhebben en om hem zou wenen. Zo was geschied en ze leefden nog lang en gelukkig. De mensen van het Theatro tou Papoutsiou hebben dit sprookje naar de onderwereld omgezet: de koning wordt een hoofdman van de kallikantzari en de prins is een kallikantzaros die het jaar tevoren te lang boven was gebleven en daardoor in een slang veranderde. Voor de kostuums van de kallikantzari hebben ze zich gebaseerd op de traditionele kledij van de babougeri van Kali Vrysi . En daarmee weet u nu alles.
Op de site sinds: 18/01/2005 Terug naar het begin van deze pagina. |
||||||||||||||||||
|