|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Overzicht Griekse Muziek in Juni 2005
Palio-ParéaFonés (Stemmen) Ook in juni kunt u enkele optredens van Palio-Paréa meepikken. Het programma in Den Bosch is nog steeds Fonés (Stemmen). Meer uitleg over dat programma leest u op onze januari 2005-pagina . In Nijmegen staat het optreden in het teken van het nakende afscheid van Mattie Tans, zanger, gitarist en mede-oprichter van Palio-Paréa die na de zomer de groep gaat verlaten.
Op de site sinds: 31/01/2005 Terug naar het begin van deze pagina. Savina YannatouMet haar nieuwe cd "Sumiglia" Savina Yannatou voorstellen is eigenlijk niet meer nodig. Ze kende bij ons haar doorbraak met haar cd Primavera en Salonico, nu alweer tien jaar geleden. Met haar gelijknamige groep maakte ze later nog meer goed onthaalde cd's en ze stond al vele malen op de planken in België en Nederland. Commentatoren over heel de wereld worden ronduit lyrisch als ze haar concerten bespreken: "fenomenaal, verbluffend, ongelooflijk, onbeschrijfelijk, ..". Onze biografie van haar is een ietsje meer ingetogen, net als Yannatou zelf. Op 22 maart jl. stelde ze in Athene haar nieuwste cd Sumiglia voor. Hiermee gaat ze door op de ingeslagen weg: liedjes uit verschillende landen, gebracht met veel respect voor de traditie, met aandacht voor zowel de verschillen als de gemeenschappelijke kenmerken. De titelsong komt uit Corsica en het is het enige liedje dat van recente datum is. De andere zijn traditionals uit Griekenland, Italië, Sicilië, Galicië, Palestina, Albanië, Bulgarije, Armenië, Moldavië en de Oekraïne. Sumiglia is Corsicaans voor "gelijkenissen" en dat is meteen ook een toepasselijke titel. Het liedje zelf is in feite een patriottisch pleidooi voor de afscheuring van Corsica van Frankrijk. Maar daar storen Yannatou en haar team zich niet aan. Ze maken hun keuze op basis van de muzikale aspecten. Anders gezegd: ze kiezen de liedjes die ze mooi vinden. De betekenis van de tekst komt pas later aan bod, al wil ze wel weten wat ze zingt omwille van de vertolking. Het Albanese liedje Smarte Moj, dat Yannatou zelf het mooiste vindt, is ook al zo'n geval. Het gaat over een Albanese vrijheidsstrijder die sneuvelt bij een poging om Yannina te bevrijden van de Turkse overheersing. Geen vanzelfsprekende keuze voor een Griekse, want met zo'n thema zit je pardoes midden in de polemiek rond Zuid-Albanië en Noord-Epiros: het gebied kwam in 1912 niet bij Albanië maar bij Griekenland en geen van beide partijen was tevreden met de ligging van de grens (meer hierover in onze Geschiedenis van Albanië ). Yannatou heeft daar allemaal geen boodschap aan, het is een mooi liedje, punt uit. Sumiglia is al de tweede cd die ze uitbrengt bij het prestigieuze label ECM. Dat is een hele eer, want de directeur van dat label, Manfred Eicher, stelt hoge eisen aan de producties die hij opneemt. Sumiglia is wel de eerste studio-opname van Yannatou bij ECM. De eerste cd, Terra Nostra, was een live opname uit 2001 die eerst in Griekenland bij Lyra verscheen en later, in 2003, door ECM opgepikt en wereldwijd verspreid werd. De opnames van Sumiglia zorgden overigens voor heel wat stress bij Yannatou en haar ensemble. Ze gingen door in Noorwegen, in de ECM-studio's in Oslo, en waren gepland van 10 tot 15 mei 2004. Dat zijn slechts vijf dagen, terwijl zoiets in Griekenland weken of maanden in beslag neemt. Het hele wordingsproces van zo'n nieuwe cd, inclusief instuderen en uitproberen, vindt daar in de studio plaats. In dit geval zou daar geen tijd voor zijn, de groep moest dus anders tewerk gaan. Ze hadden van tevoren in Thessaloniki gerepeteerd, gerepeteerd en nog eens gerepeteerd maar het was toch met een klein hartje dat ze in Oslo uit het vliegtuig stapten. Uiteindelijk raakte alles ingeblikt op iets meer dan vier dagen tijd. Ook de manier van werken bij de remix in september (waarbij de opnames van de afzonderlijke microfoons gemengd worden) was even wennen. In Griekse studio's - vertelt Yannatou - wordt het kleinste foutje zorgvuldig gecorrigeerd. De viool die even niet goed doorkomt of een lettergreep die niet duidelijk hoorbaar is, het wordt allemaal weggeregeld. Bij ECM doen ze dat niet, daar letten ze meer op het geheel. Ze zorgen wel voor een perfect evenwichtig klankbeeld maar kleine, niet-essentiële onvolkomenheden laten ze bewust zitten. Dat geeft hun producties die natuurlijke, bijna akoestische sound die typerend is voor ECM. Voor een perfectioniste als Yannatou zal het even slikken geweest zijn, maar ze is best tevreden met het resultaat. Zelfs de Griekse critici hebben niets dan lof en dat wil wat zeggen want die dompelen anders zonder aarzelen hun pen in zuiver vitriool. Het concert in Borgerhout (B) is onderdeel van een tour ter promotie van de nieuwe cd. Er staan op dit moment nog concerten in Zwitserland en Duitsland op het programma, maar klaarblijkelijk geen in Nederland. In augustus zou ze ook nog optreden op het Gaume Jazz Festival in Rossignol, eveneens in België, maar dat werd ons nog niet bevestigd. Haar ensemble Primavera en Salonico bestaat uit een aantal ervaren topmuzikanten die net als zij perfectionisten zijn. De kern van het ensemble is essentieel ongewijzigd gebleven sinds zijn oprichting in 1993. Voor Sumiglia bestaat het uit de volgende bezetting:
Het is niet uitgesloten dat de bezetting voor deze tour enigszins gewijzigd wordt. De meesten van deze muzikanten hebben immers een goedgevulde agenda. Zo zijn er aanwijzingen dat Lefteris Angouridakis de percussie voor zijn rekening neemt in plaats van Kostas Theodorou . In oktober 2003 was het precies omgekeerd. Meer informatie over Savina Yannatou in onze biografie van haar.
Op de site sinds: 12/05/2005 Terug naar het begin van deze pagina. Kretenzisch feestMet traditioneel orkest uit Kreta De Vereniging van Kretenzers van België is terug van weggeweest, en ze pakken het al meteen grondig aan. Voor dit feest laten ze een traditioneel ensemble uit Kreta overkomen. Het bestaat uit:
Op de site sinds: 23/05/2005 Terug naar het begin van deze pagina. De Secretaris-GeneraalMuzikale komedie Grieken houden van toneel. Dat was duizenden jaren geleden ook al zo - getuige het groot aantal klassieke stukken dat bewaard gebleven is - en dat is vandaag de dag niet anders. Binnen de Griekse gemeenschap in Brussel zijn minstens drie of vier toneelgezelschappen actief. Ze brengen stukken van hedendaagse Griekse toneelschrijvers in de originele taal, het Grieks dus. Vooral bij jongeren van de tweede of derde generatie gaat de kennis van het Grieks achteruit en daar wordt rekening mee gehouden. Zo bevatten hun programmaboekjes bijna altijd een beschrijving van de plot van het stuk in het Frans en soms - zoals in dit geval - ook in het Nederlands. Zo raak je de draad niet kwijt als je even niet kan volgen. Dat maakt hun opvoeringen meteen ook zeer geschikt voor niet-Grieken die de taal aan het leren zijn. Dit jaar moest er iets speciaals gedaan worden omdat het nu al twintig jaar is dat er in Brussel Grieks toneel gespeeld wordt. Voor de opvoering van O Genikos Gramatefs (De Secretaris-Generaal) hebben twee van de toneelgezelschappen, het Elliniko Theatriko Ergastiri en het Elliniko Theatro Velgiou , dan hun krachten gebundeld. Het is een muzikale komedie van de hand van Ilias Kapetanakis (1858-1922). Hij schreef het meer dan een eeuw geleden, in 1893, maar het doet nog steeds modern aan. Ook de teksten van de liedjes, die de acteurs op het einde van vele scènes zingen, zijn de originele teksten uit 1893. De muziek, gespeeld op piano, is recenter. Ze werd geschreven door Christos Leontis , één van de grote Griekse componisten van de twintigste eeuw. Buiten Griekenland is hij minder bekend, dus we schreven een biografie van hem. Het stuk zelf gaat over een plattelandsgezin waarvan de man erin slaagt een baantje als Secretaris-Generaal op een ministerie te bemachtigen. Ze verhuizen naar Athene en daar doen ze hun uiterste best om zich net zo te gedragen als de elite van de Atheense high society. Daarbij vallen ze natuurlijk in handen van een paar gewetenloze sujetten en ze raken verwikkeld in allerlei intriges: politieke benoemingen, vriendendiensten, steekpenningen en noem maar op. De satire van Ilias Kapetanakis neemt al die toestanden op de korrel. Hij schiet met scherp op parvenu's en parasieten, maar hij doet dat op een humoristische manier en zonder kitscherig te worden of te vervallen in goedkope clichés. Ook een eeuw later is het allemaal nog zeer herkenbaar en - vooral - genietbaar. Het stuk had evengoed vandaag geschreven kunnen zijn. Maar het heeft nog een andere dimensie als je het in zijn historische context bekijkt. Na de opstand van 1821 waren de Grieken in 1830 onafhankelijk geworden . De grote mogendheden zadelden hen op met een jonge koning, Otto , die met een hele hofhouding uit Beieren kwam en die in feite de absolute macht had. Pas in 1844 werd hij gedwongen een Grondwet aan te nemen en in 1862 moest hij aftreden. Zijn opvolger, Georgios I , was een Deense prins en zijn koningin, Olga, was een Russische. Logisch dus dat het Hof - en al wie erbij wilde horen - zich westers gedroeg of ging gedragen. Toch was dat niet echt vanzelfsprekend, want het volk had net vier eeuwen Ottomaanse overheersing achter de rug en was zo oosters als wat. Er groeit dus een aanzienlijke kloof tussen enerzijds de plattelandsbevolking, die zich nog in foustanella en pofbroek kleedt en naar de oosters aandoende traditionele muziek luistert, en anderzijds de volgens de laatste Parijse mode geklede bovenlaag die walsjes, tango's en operettes verkiest. Ook in het taalgebruik komt dat tot uiting: de elite bedient zich van een kunstmatige taal, het katharevousa, terwijl het volk gewoon dimotika spreekt zoals het dat al honderden jaren gedaan heeft. Die tegenstelling oost-west zal, in allerlei verschijningsvormen, als een rode draad doorheen de hele verdere Griekse geschiedenis blijven lopen. In de Genikos Grammateas komt het allemaal aan bod. Bij de verhuis naar Athene wordt de inhoud van de kleerkast achtergelaten. De traditionele costuums worden vervangen door Europese en de vroegere vrienden, die in hun dagelijkse kledij naar de grote stad komen, worden belachelijk gemaakt omwille van hun archaïsche outfit. Toch hebben de traditionele drachten het, afhankelijk van de streek, uitgehouden tot een stuk in de twintigste eeuw, dus het thema was zeer reëel toen Kapetanakis het stuk schreef. Actueel was ook het thema van het katharevousa, de kunstmatige taal van de elite, gemodelleerd naar het Oud-Grieks. Over het voor en tegen ervan is veel inkt gevloeid. En niet alleen inkt, er is zelfs bloed vergoten, want in november 1903 gingen voor- en tegenstanders elkaar te lijf naar aanleiding van de opvoering van de Oresteia in een Nieuw-Griekse vertaling. De taalstrijd was daarmee niet beslecht, verre vandaar. Het wordt een thema tijdens de Burgeroorlog en de standpunten zijn voorspelbaar: de linksen zijn voor de volkstaal, de behoudsgezinde rechtsen voor het katharevousa. Na de Tweede Wereldoorlog verliest het katharevousa terrein maar het blijft nog wel de taal voor officiële geschriften. Onder het Kolonelsregime (1967-1974) wordt het weer op het voorplan geschoven en pas in 1976 wordt het definitief afgeschaft. Het fundamentele probleem met het katharevousa - dat de overgrote meerderheid van de Grieken het niet begreep - komt duidelijk naar voor in het stuk. Studenten Nieuw-Grieks moeten daarom niet wanhopen, want slechts één van de personages spreekt zuiver katharevousa en zelfs de hoofdpersoon snapt daar geen iota van (maar als secretaris-generaal mag je dat natuurlijk niet toegeven, met de voorspelbare gevolgen). Enkele andere personages bedienen zich, elk volgens hun mogelijkheden, van een mengelmoes waarvan ze denken dat het deftig klinkt. De Kolonels van de Junta hebben het stuk waarschijnlijk niet gezien, want ook zij beheersten de boekentaal niet echt en maakten zich belachelijk met hun koeterwaals. In het stuk hekelt Kapetanakis ook de neiging van de elite om te pas en te onpas Franse uitdrukkingen te gebruiken en hun namen te verfransen. In die tijd was Frankrijk nog een wereldmacht en het Frans had ongeveer de positie die het Engels nu heeft als internationale omgangstaal. Het was dus de taal van diplomaten en rijke handelaars. Met andere woorden: wie het wilde maken moest Frans kennen. Van daar naar de omgekeerde redenering, dat wie Frans sprak, het ook gemaakt had, was voor sommigen maar een kleine stap. En nu we toch over taalgebuik bezig zijn: in het stuk wordt ook een volksvertegenwoordiger van de Eptanisa, de Ionische Eilanden, ten tonele gevoerd. Deze eilanden hadden sinds de Middeleeuwen onder Venetiaans bestuur gestaan en waren pas in 1863 bij Griekenland gekomen. De volksvertegenwoordiger in kwestie heet dan ook heel toepasselijk Venetis en hij spreekt een dialect dat doorspekt is met Italiaanse woorden. Ook in het Griekse schimmentheater, de Karagiozis, loopt zo'n personage rond, een goedaardige intellectueel compleet met pandjesjas en hoge hoed. Die heet dan Dionysos, waarschijnlijk naar de dichter Dionysos Solomos (1798-1857) die het Griekse volkslied schreef en die evenals de Karagiozis-figuur van Zakynthos afkomstig was. Op een gegeven moment in het stuk houden de personages allerlei bombastische patriottische redevoeringen. Ook dat verschijnsel is van alle tijden, maar in 1893 was er natuurlijk wel de Megali Idea die de Grieken beroerde. En nog in 1893 begon in Bulgarije een beweging op gang te komen om van Macedonië - toen nog onder Ottomaans gezag - een onafhankelijke staat te maken met Thessaloniki als hoofdstad. Het was het begin van de Macedonische kwestie, die ook nu nog nazindert in Griekenland. En tussendoor waren er voortdurend opstanden op Kreta, dat ook onder Turks gezag uit wou en aansluiting zocht bij Griekenland. Dat zou enkele jaren later, in 1897, tot een acute crisis leiden. Er zullen inderdaad nogal wat patriottische redevoeringen afgestoken geweest zijn in die tijden. Wie goed luistert zal horen dat Kapetanakis zijn personages in feite behoorlijk cynische uitspraken laat doen. Ook de politiek werkte toen anders dan vandaag, al is er niet echt een groot inlevingsvermogen nodig om de toenmalige toestanden te begrijpen. Het ging er iets minder turbulent aan toe dan vlak na de onafhankelijkheid, maar in de dertig jaar tussen 1881 en 1910 waren er toch nog negenendertig regeringen en twaalf algemene verkiezingen, en in 1893 - het jaar van de Genikos Grammateas - had Eerste Minister Trikoupis zelfs de staat bankroet verklaard. Formeel was er al in 1864 een twee-partijenstelsel ingevoerd maar in de praktijk ging het er nog steeds aan toe als voordien: een veelvoud van politieke fracties, niet gebaseerd op een ideologie maar in feite bestaande uit één man met diens volgelingen. Cliëntelisme was normaal en corruptie was aan de orde van de dag. Om stemmen te halen bij verkiezingen werd niet alleen beroep gedaan op (al dan niet loze) beloftes maar ook op omkoping en regelrechte intimidatie. Sommige kopstukken hielden er zelfs eigen knokploegen op na. En uiteraard werden de lucratieve baantjes openlijk verdeeld onder de verdienstelijke volgelingen van de winnaar. Dat is tegenwoordig gelukkig allemaal verleden tijd, tenminste als je de huidige politici mag geloven. Kapetanakis was de eerste die de band legde tussen politici en winstbejag. Ook Generaal Makriyannis, de ongeletterde vrijheidsstrijder van 1821 die leerde schrijven om zijn memoires te kunnen neerpennen, laat geen spaander heel van de politieke kaste van zijn tijd, maar die memoires zouden pas in 1907 gepubliceerd worden. Kapetanakis was trouwens op nog andere manieren vernieuwend. De Genikos Grammateas was zijn eerste werk en het was al meteen een mijlpaal in de geschiedenis van het Griekse theater. Het stuk was bedoeld als een parodie op de operette. Deze theatervorm met zijn luchtig en vaak satirisch karakter had het voordeel dat het een breder publiek aansprak dan de opera. Het genre was omstreeks 1847 in Parijs ontstaan en in 1889 naar Athene overgewaaid. Het succes van de eerste auteurs vond navolging maar zoals zo vaak had de imitatie niet dezelfde kwaliteiten als het origineel en het genre gleed in een mum van tijd af naar goedkope, smakeloze kitsch. Men zegt dat Kapetanakis daar kritiek op leverde in de kranten en dat de auteurs repliceerden dat, als hij het beter kon, hij het dan maar zelf moest doen. Dat deed hij dan ook, en de première, op 19 augustus 1893, sloeg in als een bom, onder meer omdat hij geen klassieke onderwerpen gebruikte maar wel dagdagelijkse en zeer herkenbare thema's. Het was een enorm succes en Kapetanakis was van de ene dag op de andere een bekende figuur geworden in Athene. Iedereen beweerde om ter hardst dat ze hem van vroeger kenden. Daardoor is het moeilijk om waarheid en verzinsel te scheiden. Er zijn weinig harde feiten bekend over de schrijver. We weten dat hij in juli 1858 geboren werd in het dorpje Trikotsova op de Mani, het middelste schiereiland onderaan de Peloponnesos. Zijn vader, Stavrianos, had in de opstand van 1821 gevochten en was later twee keer parlementslid geweest, in 1851 en 1854. Zoon Ilias studeerde rechten in Athene, maar hij zou verschillende baantjes gehad hebben, waaronder dat van ambtenaar. Hoe dan ook, Kapetanakis bleef niet bij de pakken zitten na zijn Genikos Grammateas. Nog geen jaar later, op 23 maart 1894, is hij er opnieuw, met het stuk Vengera (Avondvisite). Hiermee slaat hij resoluut alweer andere wegen in, want het is geen lichte muzikale komedie zoals de Sekretaris-Generaal maar wel een goed uitgewerkt verhaal met uitgediepte personages. Er wordt tussen haakjes beweerd dat Kapetanakis ook in Moskou zou gewerkt hebben, en sommigen leiden daaruit af dat hij de werken van Anton Tsjechov (1860-1904) zou gekend hebben, die daar rond 1889-1890 opgang maakten. Hoe dan ook, het was alweer een succes. Maar succes heeft ook nadelen. Net als het Internet vandaag was die vorm van theater een nieuw gegeven. Voorheen had men vooral klassieke stukken gespeeld. De auteurs daarvan waren al lang dood en auteursrechten waren dus niet verschuldigd. Maar Kapetanakis was springlevend en hij moest met lede ogen aanzien hoe zijn teksten overal gebruikt werden. Iedereen verdiende er goed geld mee, behalve hijzelf. Vaak werd zijn naam niet eens vernoemd. De toneelspelers daarentegen kregen grote bekendheid en werden ware vedetten. Daarbij kwam dat hij pech had met zijn volgende werk, de revue Ai ipethrii Athinai die op 9 oktober 1894 in première ging. Deze keer was het een revue, en Kapetanakis zou daarmee andermaal de bakens verzet hebben als iemand anders hem niet met enkele weken voor geweest was. Toen hield Kapetanakis het voor bekeken. Hij had nog een stuk klaar, To gevma tou Papi , maar hij heeft nooit toelating gegeven om dat te spelen. Het verdween in de archieven en bleef daar zowat honderd jaar liggen. Enkel jaren geleden ging het in Athene dan toch in première. Na op twee jaar tijd drie keer de theaterwereld op nieuwe paden gezet te hebben trok Kapetanakis zich terug uit het openbare leven en ging zich weer met de handel bezighouden. Hij woonde een paar jaar in Kalamata, waarschijnlijk rond 1900. Later, rond 1913, verhuisde hij naar Kreta dat in dat jaar bij Griekenland kon aansluiten. Van 1916 tot 1920 was hij prefect van Rethymnon. Hij overleed in 1922.
Op de site sinds: 31/05/2005 Terug naar het begin van deze pagina. Kretenzisch feestMet Nikos Gounakis Ter gelegenheid van de Slag om Kreta organiseeert de Vereniging van Kretenzers in Keulen en omgeving "O Minos" een feestavond. Op het programma staan de gebruikelijke toespraken (maar men benadrukt dat deze "beknopt" zullen zijn), dansvoorstellingen van de dansgroepen van de vereniging, en uiteraard ook een tombola. De muziek wordt verzorgd door: Over Nikos Gounakis leest u meer op onze november 2002 pagina.
Op de site sinds: 06/06/2005 Terug naar het begin van deze pagina. |
|||||||||||||||||
|