|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Achtergrondinformatie bij concerten: muziekinstrumentenKementzes
De kementzés is de lier van de Grieken uit de Pontos, de zuidkust van de Zwarte Zee, die na de Megali Katastrofi in 1922 hun woongebied moesten verlaten en (onder meer) naar het huidige Griekenland vluchtten. Ze wordt dan ook wel gewoon "Pontische lier" genoemd. Die naam is waarschijnlijk pas na de Katastrofi ontstaan, want de Pontiërs zelf spreken in hun liedteksten altijd van kementzes . Men gebruikt de naam kementzes ook wel om de Cappadocische lier aan te duiden, maar eigenlijk heet die kemanes . Ze heeft twaalf snaren. De kementzes heeft drie snaren en een lang, smal, flesvormig lichaam en een korte nek. De totale lengte bedraagt ongeveer 50 tot 60 centimeter, de breedte varieert tussen 7 en 11 centimeter.
Net als de Kretenzische lyra wordt de kementzes gewoonlijk door de eigenaar zelf gemaakt en uit één stuk hout gesneden. Dat hout moet van goede kwaliteit zijn, zonder knopen en met gelijkmatige nerven. Het moet ook goed gedroogd worden. Dat kan op allerlei manieren gebeuren, maar de beste methode is de "langzaamaan" methode: men snijdt een paar millimeter weg en laat het drogen, dan weer een paar millimeter eraf en dan weer laten drogen, enzovoorts. De wand van de klankkast mag nergens dikker zijn dan 3 tot 4 millimeter, en het bovenblad, dat van een zachtere houtsoort gemaakt wordt, is nog dunner: 2 tot 3 millimeter. En dat allemaal met de hand en met primitieve gereedschappen... Om een goede klank te verkrijgen worden er in de zijkanten aan elke kant twee gaatjes gemaakt. In het bovenblad komen er vier, plus nog twee lange, smalle klankgaten, meestal naar binnen gebogen. De snaren waren vroeger, tot omstreeks 1920, van zijde. Dat gaf een hele mooie klank, maar helaas nogal weinig geluid. Later is men darm gaan gebruiken, eerst alleen voor de laagst gestemde snaar en dan voor alle drie. Tegenwoordig zijn de snaren gewoon van metaal. De strijkstok is ongeveer 50 centimeter lang en bespannen met haren uit een paardenstaart. Tegenwoordig gebruiken de meeste spelers een standaard strijkstok van een viool. De speler zit meestal neer en plaatst het instrument rechtop, lichtjes naar voren en naar links neigend, op zijn linkerknie. Soms houdt hij zijn benen tegen elkaar en plaatst het tussen zijn knieën. Omdat de kementzes zo klein is kan er extreem snel op gespeeld worden. Een verbijsterde musicoloog heeft in 1938 tot zeven heen-en-weer bewegingen per seconde gemeten . Vroeger werd de kementzes op zichzelf gebruikt, tegenwoordig wordt ze meestal begeleid door een daouli . Samen zorgt dat voor de typische opzwepende en doordringende klanken van de Pontische muziek. De daouli-speler gaat vaak middenin de kring der dansers staan, wat het effect nog versterkt. Over de herkomst van de kementzes is men het niet eens. Er zijn weinig of geen afbeeldingen te vinden waarop het instrument met zekerheid te herkennen is, en ook in de oude teksten schittert de kementzes door afwezigheid. Er zijn theorieën die zeggen dat ze afstamt van een archaïsch strijkinstrument met de Turkse naam "iklig", en dat ze door de Lazen naar de kusten van de Zwarte Zee gebracht is. Anderen zoeken de oorsprong in Iran, de naam zou dan afgeleid zijn van de Perzische woorden "keman" (viool) en "ce" (klein) . |
||||||||
|
|||||||||
|