|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Biografieën van de website over Griekse MuziekChristos LeontisOnbekend maakt niet altijd onbemind In Griekenland wordt Christos Leontis (Χρήστος Λεοντής) zonder aarzelen ingedeeld bij de belangrijkste Griekse componisten van de twintigste eeuw. Dat klopt niet helemaal, want de eenentwintigste eeuw is intussen begonnen en hij blijft gewoon doordoen. Maar verder klopt het wel. In het buitenland is hij minder bekend. Dat is gemakkelijk te verklaren: het grootste deel van zijn werk bestaat uit muziek voor theater, in de platenwinkels is weinig van hem te vinden. Hij werd geboren op 11 mei 1940 in Heraklion, op Kreta, waar hij ook middelbaar onderwijs volgde. Hij kwam er niet alleen in aanraking met de traditionele muziek, de dimotika, maar ook met de Byzantijnse muziek want hij zong in het kerkkoor. Toen al kon hij het niet laten om de psalmen te "herschrijven". Van een éénstemmige hymne maakte hij bijvoorbeeld een driestemmige. Hij deed dat op het gevoel, maar als hij er nu op terugblikt, met een muzikale opleiding op zak, is hij zelf verrast dat het eigenlijk nog zo slecht niet was. En toen hij een jaar of veertien was schreef hij al in een schoolopstel dat hij muzikant wou worden en muziek schrijven. Toch zag het er in het begin niet naar uit dat het hem zou lukken. In 1957 mocht hij dan wel gaan studeren in Athene, maar hij was ingeschreven voor wis- en natuurkunde. Zijn vader wilde immers niet horen van muziekstudies. Zoals moeders wel vaker doen sprong ook die van hem voor haar zoon in de bres en hij mocht het dan toch proberen. Toen hij zich ging aanbieden bij het conservatorium wilde de directeur hem eerst in de vioolklas inschrijven, zodat hij later een baantje bij het Staatsorkest zou kunnen krijgen. Maar de jongen zei "ik wil helemaal geen viool doen, ik wil theorie gaan leren". Dat mocht, maar hij moest wel vanaf nul beginnen. Dat betekende ook dat hij samen in de klas zat met kinderen van een jaar of vijf. Het hele basisprogramma notenleer en theorie, dat normaal over vijf jaar gespreid was, werkte hij af in minder dan een half jaar tijd en daardoor kreeg hij een baantje in de bibliotheek van het conservatorium. Hij moest opzoekingen doen voor het Staatsorkest én voor het Radio-orkest en hen de partituren ter beschikking stellen van de werken die ze speelden. Hij voelde zich best in zijn sas, temidden van al die interessante boeken, en met wat hij verdiende kon hij verder studeren. Zijn ouders hadden immers niet veel geld. Op 11 maart 1963 is er een concert in het "Akropol" theater. Het wordt ingeleid door Mikis Theodorakis , die twee jonge veelbelovende componisten aan het publiek voorstelt. Hun namen: Manos Loïzos en ... Christos Leontis . Het waren woelige tijden in Griekenland. Rechts was al meer dan een kwarteeuw zowat onafgebroken aan de macht geweest, in feite sinds Metaxas in 1936 zijn dictatuur vestigde. Maar nu was het zijn greep op de samenleving aan het verliezen en dat ging niet van een leien dakje. Eind mei 1963 was de linkse activist en volksvertegenwoordiger Grigoris Lambrakis vermoord, officieel in "geheimzinnige omstandigheden", maar het was voor iedereen duidelijk dat de rechtse regering er de hand in had. Het hele land stond in rep en roer en op 1 juni moet de eerste minister, Konstantinos Karamanlis, aftreden . Enkele dagen later, op 20 juni 1963, stellen de componisten Mikis Theodorakis en Manos Hadjidakis in het theater "Park" samen een nieuw werk voor. Het heet Magiki Poli (Μαγική Πόλη, Betoverde Stad). De opvoering is netjes in twee verdeeld: het eerste deel is voor Theodorakis en het tweede voor Hadjidakis. Christos Leontis mag het eerste deel dirigieren en na de pauze neemt Manos Loïzos de leiding over. Deze keer is het Hadjidakis die de twee nieuwkomers aan het publiek voorstelt. Ze mogen elk ook twee eigen nummers brengen. Tussen haakjes, één van de liederen van Theodorakis was Varka sto gialo (Bootje op het strand), dat ook nu nog dagelijkse kost is in Griekse restaurants over de hele wereld. In 1964 bracht Leontis zijn eerste plaat uit, Katachnia (Καταχνιά, Nevel). Het is een "volkse cantate", gezongen door Stelios Kazantzidis en Marinella, op teksten van Kostas Virvos. De invloeden van zijn leermeester Theodorakis zijn duidelijk merkbaar, niet alleen muzikaal maar ook politiek. Het thema is de triptiek bezetting, weerstand en bevrijding . Het was de eerste keer dat dit thema aan bod kwam. Het had ook niet eerder gekund want tot enkele weken tevoren zou hij meteen opgepakt en achter de tralies gestopt zijn. De gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog en vooral die van de daaropvolgende burgeroorlog waren immers onbespreekbaar, zeker voor wie dat vanuit linkse hoek benaderde. Maar intussen had de liberale politicus Yorgos Papandreou de verkiezingen gewonnen en links was niet langer illegaal. Met zijn eerste werk nam Leontis dus al meteen politieke stellingen in. Ook nu nog, veertig jaar later, noemt hij zichzelf een linkse. Maar dan wel zonder hoofdletter want, zegt hij, "ik kijk even kritisch naar Links als naar Rechts. Ik ben ook nooit lid geweest van enige partij". Voor hem zit de essentie van het socialisme in waarden als democratie, vrijheid van mening en solidariteit. En, zegt hij, als je kijkt naar de toestanden in de voormalige Sovjet-Unie, dan had dat daar helemaal niets meer mee te maken. Een dergelijk "socialisme" vindt hij even verwerpelijk als het fascisme. In 1966 volgt er een tweede plaat, Anastasi Oneiron (Ανάσταση ονείρων, Opstand der Dromen). De teksten zijn onder meer van Lefteris Papadopoulos. De politieke onrust in Griekenland duurt verder en uiteindelijk, in 1967, grijpen de Kolonels de macht. Behalve decadente dingen als lang haar en korte rokjes verboden ze ook de muziek van (onder meer) Theodorakis en Leontis. Dat is natuurlijk moeilijk werken, en in 1968 vertrok Leontis als zovelen naar Parijs. Daar werd hij benaderd door Kostas Gavras. Die was bezig aan zijn film Z (met Yves Μontand, over de moord op Lambrakis) en hij had geprobeerd om met Theodorakis in contact te komen voor de muziek. Maar het was niet zeker of ze hem zouden kunnen bereiken. Theodorakis was eerst ondergedoken, werd dan gearresteerd, vervolgens onder huisarrest geplaatst en later weer achter de tralies gezet. De afspraak was dat Leontis de muziek zou schrijven als Theodorakis het niet zou kunnen. Uiteindelijk lukte het toch en de film verscheen in 1969 met muziek van Theodorakis. Leontis bleef nog een tijdje in Parijs en studeerde daar verder aan het conservatorium, maar al na anderhalf jaar was zijn geld op en moest hij terugkeren. Hij schreef toen het kenwijsje voor de tv-uitzending "Athlitiki Kyriaki" (zeg maar "Sport op zondag") dat nog steeds gebruikt wordt. In 1971 verscheen Dodeka Para Pende (Δώδεκα παρά πέντε, Vijf voor twaalf), een cyclus van twaalf liederen, gezongen door onder meer Marinella. Het is verbazingwekkend dat hij de plaat voorbij de censuur kreeg, want bijvoorbeeld in het liedje "Enan kairo" gaat het over "moeilijke uren" waarin de naastenliefde van de mensen en de zelfopoffering voor hun dierbaren zwaar op de proef wordt gesteld. Na de val van de Kolonels in 1974 verschijnt dan eerst Ach! Erota ('Αχ! Έρωτα, Ach .. liefde). De teksten zijn van Federico Garcia Lorca (1898 – 1936), in het Grieks vertaald door Lefteris Papadopoulos, en de zangers zijn Manolis Mitsias en Tania Tsanaklidou. Het wordt beschouwd als zijn belangrijkste werk, onder meer omdat hij hierin begint zijn eigen stijl te ontwikkelen, al is de invloed van Theodorakis nog steeds hoorbaar. Kort daarna, in 1975, brengt hij Kapnismeno Tsoukali (Καπνισμένο τσουκάλι, Berookte kookpot) uit, op teksten van Yannis Ritsos. Zangers zijn onder meer Nikos Xilouris en Tania Tsanaklidou. Het werk was al enkele jaren tevoren geschreven maar het kon niet eerder gepubliceerd worden omdat Ritsos zelf ook al op de zwarte lijst van de Junta stond. Leontis zelf had trouwens enkele van de liedjes in het geniep gezongen in de taverna's van de Plaka in Athene toen de Kolonels nog de plak zwaaiden. Nog in 1975 verschijnt Parastaseis (Παραστάσεις, Voorstellingen). Daarna duurt het tot 1980 voor zijn volgende plaat Mantzourana sto katofli (Μαντζουράνα στο κατώφλι, Marjolein op de drempel) in de winkels ligt. Vervolgens moeten we helemaal tot in 1994 wachten op Pygolambides (Πυγολαμπίδες, Gloeiwormen). In 2001 verschijnt dan Mitir Theou (Μήτηρ Θεού, Moeder Gods). Het is een bewerking van Byzantijnse hymnen, vertolkt door Manolis Lidakis en Nena Venetsanou . Met zijn interpretatie wisselt Leontis voortdurend allerlei elementen af, hij zwalpt als het ware tussen oost en west. Ook in de instrumentatie is dat merkbaar. Er zijn drie polen: een Pontische lyra , die de voornaamste rol speelt, een synthesizer en een strijkerskwintet met viool, cello en contrabas. Het werk werd geschreven in opdracht van het Koultoumousíou klooster op de Athosberg en de opbrengst is bestemd voor het onderhoud en de werking ervan. Bij de cd hoort, behalve het boekje, ook nog een multimedia-cd met Byzantijnse iconen, voorzien van een woordje uitleg en muzikale omkadering. Alles samen dus slechts een tiental platen op veertig jaar tijd. Maar zijn voornaamste werken - de hoofdmoot van zijn productie - vind je dan ook niet bij de platenboer. Daarvoor moet je in Griekenland naar toneelvoorstellingen gaan. Hij heeft inderdaad muziek geschreven bij meer dan honderd toneelstukken. Daaronder zitten klassiekers van Euripides (zijn favoriete auteur), Aeschylus, Sophocles, Aristophanes, maar ook Shakespeare, Tenessee Williams, Dario Fo, Gogol en noem maar op. Maar ook stukken van Griekse toneelschrijvers voorziet hij van muziek: Koromilas, Kapetanakis, Kambanellis, Skourtis, Efthimiadis, Christofilakis, Vergou, Psathas, Anagnostakis, Liberopoulos, Armenis en vele anderen. (Het is trouwens naar aanleiding van de opvoering van een stuk van Ilias Kapetanakis in Brussel, in juni 2005, dat we deze biografie opstelden.) Daarnaast heeft hij ook nog de muziek geschreven voor meer dan twintig films en drie tv-reeksen. Het toneel is dus zijn grote liefde, vooral dan de klassieken. Je mag zo'n stuk nog honderd keer herlezen, zegt hij, maar toch ga je telkens weer nieuwe elementen ontdekken die je al die andere keren niet opmerkte. Hoe dan ook, dat is misschien niet de enige reden waarom hij zo weinig platen gemaakt heeft. Hij is inderdaad niet zo wild van de platenmaatschappijen. "Het is altijd hetzelfde", zegt hij. "Telkens ik met een nieuwe plaat aankwam, vroegen ze me of ik niet iets had in de stijl van de vorige. Maar dan zei ik altijd: 'vorige keer zei u toch dat u ze niet goed vond, ik heb dan maar iets anders geschreven'". Ook de raad, die hij beginnende musici wil meegeven, ligt in dezelfde lijn: "Blijf zover mogelijk uit de buurt van radio, tv en platenmaatschappijen. Die denken alleen aan bizniz . Laat ze in hun sop gaarkoken. Er zijn genoeg mensen die openstaan voor nieuwe dingen, maar je moet er actief naar op zoek gaan. Zorg dat je iets te bieden hebt en kom daarmee naar buiten. Organiseer zelf je optredens, het contact met het publiek is enorm verrijkend en dat is wat je nodig hebt. Neem een concert op en zet het op het Internet zodat iedereen het kan horen, gratis. Bouw zo zelf je publiek op, stap voor stap. Alleen zo kun je het maken." Op 16 juni 2003, bijna dag op dag veertig jaar nadat Hadjidakis hem en Manos Loïzos bij het grote publiek introduceerde, werd hem een soort cultureel verjaardagscadeau aangeboden, in de vorm van een concert in het Lykavittos theater in Athene. Hadjidakis en Loïzos zelf konden er niet meer bij zijn, maar Manolis Mitsias en Tania Tsanaklidou waren er wel, samen met Dimitris Mitropanos, Lakis Chalkias en enkele jongeren als Doros Dimosthenous, Maria Soultatou en Ioanna Forti. |
|||||||
|
||||||||
|