|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Biografieën van de website over Griekse MuziekSolon LekkasTraditionele amanedes van Lesbos
Solon of Solonas Lekkas ( Σόλων Λέκκας ) werd op 29 november 1946 geboren in Pigi, een dorp op het Griekse eiland Lesbos, vlak tegenover de Turkse kust. Tot aan zijn overlijden, op 24 juli 2020, woonde hij in Kagiáni, een ander dorp, dichtbij Mytilini, de hoofdstad van Lesbos. Ook zijn vader, een bouwvakker, werd op Lesbos geboren, maar die was van Arvanitische afkomst. Diens vader kwam uit de buurt van Korinthos (op het Griekse vasteland). De moeder van Solon daarentegen was geboren en getogen in Pigi zelf, waar ze naaister was. Haar ouders waren ook afkomstig van Lesbos, maar haar grootouders (en dus de overgrootouders van Solon ) kwamen allemaal uit Klein-Azië. De buitenwereld kende Solon Lekkas als zanger en danser, maar eigenlijk was hij, net als zijn vader, bouwvakker en steenhouwer van beroep. Zingen was voor hem in de eerste plaats een liefhebberij, maar dan wel een liefhebberij die hem totaal in beslag nam. Hij had wel een tijdje op dorpsfeesten gezongen, meer dan dertig jaar lang zelfs, maar daar was hij mee gestopt, lang geleden al. Hij vond het gewoon niet leuk meer. Het begon meer op werken te lijken. Het was dan niet relevant dat hij daar meestal niet voor betaald werd. Maar je moet het wel met hart en ziel kunnen doen, en als dat niet meer kan, dan lukt het ook niet meer, zei hij. Hij heeft ook heel even als clubzanger gewerkt, meteen nadat hij uit legerdienst kwam. Hij was in 1966 "onder de wapens geroepen", zoals dat heet, maar al gauw hadden zijn oversten begrepen dat ze een goede zanger ingelijfd hadden. Bij elk feest mocht hij zijn geweer dus inruilen voor een microfoon. Misschien was dat de inspiratie om, kort na zijn afzwaaien in 1968, aan een professionele zangcarrière te beginnen. Die moet inderdaad ergens in 1969 begonnen zijn. Maar hij hield het niet lang vol, rond 1971 is hij er al mee gestopt. En dat had alweer niets met geld te maken. Rijk werd je daar in die tijd trouwens niet van, vertelde hij, want de uitbaters van die clubs betaalden alleen de reiskosten terug, verder moesten de muzikanten het hebben van de bestellingen uit het publiek, dat daar dan ook voor betaalde. Maar de mensen hadden toen gewoon niet veel geld, zei Solon . Dat was voor hem ook niet belangrijk, het was voldoende dat hij met zijn muziek en zijn zang de mensen blij kon maken. Maar toen veranderde de smaak van het publiek, de mensen werden niet meer blij van hem, en dan had het voor hem ook geen zin meer. Hij keerde dus weer terug naar zijn eigenlijke beroep, dat van bouwvakker en steenhouwer. Die twee vaardigheden gingen bij hem hand in hand, want hij was vooral gespecialiseerd in kleinere bouwwerken. Je kon bij hem bijvoorbeeld terecht voor een dorpsfontein, een kapelletje, een scheidingsmuurtje rondom een tuin of veld, een stalletje of een oven (die werden vroeger buiten de eigenlijke woning gebouwd vanwege het brandgevaar). Bij dergelijke traditionele bouwwerken werd geen mortel gebruikt, de stenen werden gewoon los op elkaar geplaatst. Er werden ook geen mooi gelijkvormige bakstenen gebruikt, maar rotsblokken, recht uit de natuur. De kunst was dan om die zodanig te bewerken dat ze perfect op elkaar pasten, want anders bleef de constructie niet lang overeind. De oude Egyptenaren bouwden op die manier hun piramides en de oude Grieken hun tempels. Solon Lekkas deed hetzelfde, maar dan een maatje kleiner. Als de geleerden ooit de traditionele bouwstijlen van de verschillende streken van Griekenland in kaart zouden willen brengen, dan zullen de constructies van Solon Lekkas hen gegarandeerd kopbrekens bezorgen. Hij had het vak namelijk van zijn vader geleerd, en die weer van diens eigen vader - maar zoals gezegd was die een Arvaniet. Solon bouwde dus volgens de methodes die indertijd op het Griekse vasteland in gebruik waren, en dat is een andere werkwijze dan op Lesbos ... Rond de jaren tachtig van de vorige eeuw verminderde echter de vraag naar dergelijke traditionele bouwwerken, en daarmee had Solon Lekkas ook minder om handen. Dat was niet echt een probleem, want ook al was hij niet steenrijk geworden van zijn arbeid, zijn broodje was toch gebakken - weliswaar in zijn eigen oven. Hij maakte ook zelf zijn eigen wijn, zijn eigen ouzo, zijn eigen olijfolie, zijn eigen kaas enzovoorts. Ook de grondstoffen kweekte hij zelf: hij had olijfbomen, kippen en geiten. Benzine moest hij niet kopen, hij reed gewoon op een ezeltje. Maar helemaal zonder geld kan je vandaag toch niet functioneren, dus kluste hij jarenlang wat bij als dagloner bij de olijvenpluk. Omdat hij enkel in zijn eigen (bescheiden) behoeften voorzag (en die van zijn kleine gezinnetje), had hij niet zo heel veel werk op het veld. En olijven worden niet het hele jaar door geoogst. Hij had dus nogal wat vrije tijd. Die bracht hij door in het dorp, waar nog altijd regelmatig gezongen werd. Van het een kwam het ander, en op die manier werd Solon Lekkas weer gevraagd om op dorpsfeesten en trouwpartijen te gaan zingen. Maar deze keer waren het dan wel mensen die hem gehoord hadden en die hem dus vroegen omwille van zijn vaste repertoire. De traditionele muziek wordt de laatste jaren inderdaad weer naar waarde geschat. Tegen het einde van de jaren negentig was Solon Lekkas zelfs een vaste verschijning geworden in de "Boundroumi", een club in Mytilini waar regelmatig traditionele muziek te horen was. Hij werd daar ook voor betaald, maar het belangrijkste voor hem was toch alweer dat hij zijn publiek blij kon maken. In die club kwamen ook veel andere muzikanten, zowel amateurs als professionelen. Velen van hen werden vrienden, maar de reputatie van Solon Lekkas deinde ook steeds verder uit. Al snel werd hij opnieuw gevraagd om in andere clubs te komen zingen.
Hij ging zelfs enkele keren per jaar naar clubs in Athene, in Thessaloniki en nog een paar andere plaatsen. Heel af en toe reisde hij naar het buitenland. Maar hij nam niet zomaar elk voorstel aan, hij wilde van tevoren zeker zijn dat het zou klikken met het publiek. Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen... Met zijn platen is het eigenlijk hetzelfde liedje. Hij heeft vijf eigen albums gemaakt, allemaal onder de titel "Οι νόμοι του Σόλωνα" (I nomi tou Solona, De wetten van Solon ), gevolgd door een nummer in Romeinse cijfers: "I", "II", "III" enzovoorts. Die titel is een knipoogje naar zijn (voor-)naamgenoot, de Atheense staatsman die van ca. 630 tot 540 v.C. leefde en die met zijn wetboek de grondvesten legde voor de westerse democratie. Maar "onze" Solon gaf zijn cd's uit in eigen beheer, en dus niet bij een (commerciële) platenmaatschappij. Je vindt ze ook bijna nooit in de winkel, je kon ze eigenlijk alleen kopen tijdens zijn optredens. Nu ja, optredens ... Je kan eigenlijk niet zeggen dat hij "optrad". Hij was gewoon zichzelf. Hij deed precies hetzelfde wat hij thuis ook deed, decennia lang, al van toen hij nog een kleine jongen was. En dat is tegelijk ook hetzelfde wat de ouderen in die tijd deden, want het is van hen dat hij letterlijk de kunst heeft afgekeken. Vandaar dat Lekkas eigenlijk een brok levende traditie was. Het waren die eenvoud en die authenticiteit die het publiek aanspraken. In Griekenland palmde hij in geen tijd zelfs de meest veeleisende toehoorders voor zich in. Ze moesten natuurlijk wel openstaan voor "zijn" muziek, maar de rest kwam dan vanzelf. Zijn repertoire bestond vooral uit de traditionele liederen van Lesbos zelf. Daar zijn verschillende soorten in, zoals de karsilamás; de syrtós, de ballos en de (trage) zeïbekiko . Maar bij Solon Lekkas waren de amanedes toch de "specialiteit van het huis". Die zong hij op zijn heel eigen manier, die nog altijd aansloot bij de Klein-Aziatische manier van zingen, zoals vroeger. Dat is geen toeval, want Klein-Azië is maar een boogscheut ver, en de wederzijdse invloeden zijn dus erg groot. Vroeger waren die uiteraard nog sterker dan nu. Tot pakweg een eeuw geleden was er immers geen Turks-Griekse grens om de mensen van elkaar gescheiden te houden, en ze pendelden de hele tijd vrolijk heen en weer tussen de eilanden en de bloeiende handelsplaatsen op het vasteland, zoals Aïvali en Pergamo. De cultuur, de muziek, de dansen en de klederdracht van de eilanden vertoonden dan ook weinig verschil met die van de kustdorpen aan de overkant. Lekkas kende trouwens nog liedjes van "over het water", en af en toe zong hij die zelfs met Turkse woorden. Toch zijn er wel degelijk verschillen, maar de breuklijn volgt eerder religieuze contouren dan geografische. Zo vertelde Lekkas dat de amanedes van Lesbos anders zijn dan "die van de moslims, want de onze hebben een vloeiende, lieflijke melodie, helemaal in Byzantijnse stijl". Dat neemt niet weg dat de amanedes als muzikaal verschijnsel wel degelijk vast verbonden zijn met de traditie van de regio. Aan de andere kant van Griekenland, op de Ionische eilanden, overheersen bijvoorbeeld de Italiaanse invloeden. Een jongeman, die daar zijn oog heeft laten vallen op een plaatselijke schone, zal haar gunsten proberen te winnen door voor haar een kantada te zingen, een serenade in Italiaanse stijl. Zijn collega op Lesbos zal daar niet veel indruk mee maken, hij maakt dan meer kans met een hartstochtelijke amanes . Ook zij is daar immers mee opgegroeid. Voor iets anders dan traditionele liederen was je bij Solon Lekkas aan het verkeerde adres. Dat "nieuwerwetse spul" vond hij maar niks, dus hij weigerde gewoon om het te zingen. Zo haalde hij onlangs in een interview nog zwaar uit naar "moderne" zangers als Sakis Rouvás, Yannis Kotsiras en Lavrendis Machairitsas . Die waren kort tevoren naar Mytilini gekomen om er concerten te geven. "De mensen gaan naar die concerten, ze luisteren naar de zangers, ze gaan weer naar huis - en ze herinneren zich geen enkele van de melodietjes die ze nog maar pas gehoord hebben", sneerde Lekkas. Dat is misschien wat kort door de bocht, maar het tekent hem wel. "Ze zingen trouwens allemaal hetzelfde", foeterde hij nog, "het is altijd maar van ik hou van jou jij houdt van mij" en dat is troep, vond hij. Voor hem was dat het muzikale equivalent van hamburgers en ander fast-food spul, en daar lustte hij geen pap van. Ook niet letterlijk trouwens. "Er gaat niets boven de traditionele keuken", zei hij, en dat recept kon je dan ook op de muziek toepassen. Dat is trouwens ook de reden waarom hij vasthield aan de Klein-Aziatische zangstijl. Hij vertelde dat de mensen op Lesbos in de jaren '70 van de vorige eeuw de belangstelling verloren voor de oosterse roots van hun traditie. Ze gingen liever naar meer westers getinte muziek luisteren. Maar vermits die aan Solon Lekkas niet besteed was, zag hij ook geen reden om daarin mee te gaan. Als hij meer "commercieel" geweest was, dan had hij misschien noodgedwongen mee de bocht genomen. Maar dat was hij niet, dus bleef hij vasthouden aan wat hij zelf mooi vond. In die zin was Solon Lekkas dan ook een soort muzikale teletijdmachine. Daarom wordt hij ook automatisch opgemerkt door liefhebbers van traditionele muziek die hem toevallig ergens tegenkomen, op televisie, op YouTube of ergens anders. En hoe meer ze van die muziek weten, hoe sneller ze beseffen dat hij wel een heel bijzonder fenomeen was. Zelfs de laïka en de rembetika vonden in zijn ogen geen genade. De grote namen uit de bloeiperiode daarvan, zoals Stelios Kazantzidis of Panos Gavalás, kraakte hij al even vakkundig af als hun meer moderne tegenpolen. En hij werd helemaal woest als de naam van Manolis Chiotis viel. "Die heeft de muziek kapot gemaakt, met zijn stommiteit om een vierde snaar aan de bouzouki toe te voegen. Zeker, hij was een virtuoos, daar niet van, maar door die vier snaren ging de zoete klank van de driesnarige bouzouki verloren", aldus Solon Lekkas . Het was ook daarom dat hij gestopt was met optredens op dorpsfeesten. Niet vanwege die vierde snaar, maar wel vanwege de smaakverschuiving waar die de oorzaak (of het gevolg?) van was. Op de feesten werden steeds vaker van die "idiote" nummers gevraagd. "In het begin liep ik dan gewoon hard weg", grinnikte hij, "en een collega van mij zong die troep dan wel". Maar op termijn was dat niet meer houdbaar. En in de clubs was het precies hetzelfde, vandaar dat hij ook daar al snel mee ophield. Zowat de enige die in zijn ogen enig krediet kreeg, dat was Markos Vamvakaris . Volgens hem vormde die "een brug tussen oost en west". Heel af en toe zong Lekkas dan ook liedjes van deze componist, die overigens op het Cycladen-eiland Syros geboren werd. In april 2016 gaf hij zelfs een heel concert met allemaal muziek van Vamvakaris , bijgestaan door Aspasia Stratigou als zangeres. Verder was er nog een bouzouki , een accordeon en een gitaar, en dat was voor Lekkas toch wel een heel ongebruikelijke bezetting. Het is dus niet zo dat hij per definitie tegen verandering was, hij was enkel tegen dingen die hij niet mooi vond. Een aantal andere rembetika-componisten uit dezelfde periode konden er bij hem trouwens ook nog net mee door, en het zijn dan niet toevallig allemaal vluchtelingen uit Klein-Azië, die in Griekenland in dezelfde stijl verder werkten, zoals Prodromos Tsaousakis of Stellakis Perpiniadis. Niet iedereen zal het eens zijn met de indeling van Solon Lekkas (zo wordt Vamvakaris doorgaans bij de Piraeus-stijl ondergebracht en niet bij de Smyrna-stijl), maar in essentie ging het over zijn persoonlijke smaak, en over smaken wordt, zoals bekend, niet gediscussieerd. Als hij het mooi vond, dan zong hij het, en anders niet. Zo simpel is dat. Hij was minder kritisch als het gaat over traditionele muziek uit andere streken van Griekenland. Daar zijn heel veel verschillende soorten van, en eigenlijk vond hij die allemaal mooi, maar er waren wel gradaties. De Kretenzische traditionele muziek bijvoorbeeld kreeg van hem een eervolle vermelding, net als die van Epirus. En ook de kleftika zijn wel mooi, vond hij. Soms zong hij die liedjes ook zelf, maar meestal hield hij het toch bij die van Lesbos, want "die zijn het mooist van al".
Het is dan niet verwonderlijk dat hij naast zanger ook nog danser was. Net als in de rest van Griekenland is ook op Lesbos zowat alle traditionele muziek immers tegelijk ook dansmuziek, het ene kan niet zonder het andere. Maar op Lesbos worden alle dansritmes dan wel als koppeldans gedanst. Zelfs de syrtós, die bijna overal in Griekenland een reidans is, wordt daar twee aan twee gedanst. Dat maakt dat Solon ze ook solo kon dansen, want een reidans doe je niet zo gemakkelijk in je eentje. Dat is wel zo handig, want soms kreeg hij zin om te dansen als hij gewoon thuis was, of alleen op zijn veld, en dan danste hij gewoon, zomaar voor zichzelf. Zijn ezeltje keek daar al lang niet meer van op (en zijn echtgenote al evenmin). Solon Lekkas voelde zich al vroeg aangetrokken tot muziek. Als kleine jongen moest hij op school een aantal liedjes leren, net als de andere kinderen. Voor de meeste van zijn vriendjes was dat een hele opgave, waar ze een tijdje zoet mee waren. Maar Solon verbaasde iedereen omdat hij de liedjes maar één keer moest horen, daarna kende hij ze uit het hoofd. Dat was meteen ook de eerste en de laatste keer dat Solon Lekkas te maken kreeg met iets dat je muziekonderwijs zou kunnen noemen. Al de rest van zijn indrukwekkende kennis vergaarde hij op dezelfde manier: gewoon door te luisteren en te absorberen. Noten kon hij niet lezen, en de westerse muzieknotatie was voor hem al helemaal Chinees. Zelfs van de oosterse makams kende hij - naar eigen zeggen - alleen maar enkele basisbegrippen, zo weinig dat het eigenlijk te verwaarlozen is, vond hij zelf. Dat neemt niet weg dat hij zijn begeleidende muzikanten heel goed kon uitleggen hoe ze iets moesten spelen. Hij zong het ze gewoon voor. En als ze al eens een keertje een foute noot speelden, dan hoorde hij het meteen en dan kregen ze op hun kop. Tegenwoordig klinkt dat heel merkwaardig, toch minstens in westerse oren. Zo'n hoog niveau en dan geen partituur kunnen lezen? Maar vroeger ging dat altijd zo: de muzikanten leerden hun vak in de praktijk, net als schrijnwerkers en steenhouwers bijvoorbeeld. Vaak gingen ze in de leer bij een ervaren vakman, die hen onder zijn hoede nam en hen de kneepjes van het vak bijbracht. Ook dat is natuurlijk een vorm van scholing, maar zelfs die vorm was aan Solon Lekkas niet besteed. Hij was immers autodidact in de ware zin van het woord. Hij luisterde gewoon naar de ouderen en absorbeerde wat hij hoorde. Gelegenheid om te luisteren was er in overvloed. Er werd overal en altijd veel gezongen in het dorp, vooral in het plaatselijke koffiehuis. Daar was zelden een radio of een grammofoon te bespeuren, "dus moesten de mensen hun muziek zelf maken", zei Lekkas. Het klinkt logisch, maar het betekent natuurlijk wel dat een leven zonder muziek gewoonweg ondenkbaar was. Er kwamen ook nauwelijks instrumenten aan te pas. Soms werd er wel eens een toumbeleki of een daouli bovengehaald, maar dat gebeurde nooit binnen in het kafenío . Daar werd alleen gezongen, en als een zanger al eens begeleid werd, dan was het door een andere zanger die een tweede stem zong. De instrumenten kwamen alleen te voorschijn als er buitenshuis muziek gemaakt werd. Toch was dat voldoende voor Lekkas om zichzelf toumbeleki te leren spelen, maar daar bleef het dan wel bij. En zelf vond hij dat ook niet echt relevant. Als je hem vroeg welke instrumenten hij speelt, dan zei hij resoluut "geen enkel". En als je dan aandrong, dan gaf hij toe dat hij "een beetje" met de toumbeleki overweg kan, maar "dat ding speelde ik vroeger alleen tijdens de karnavalsfeesten". En overigens spreekt het eigenlijk vanzelf dat hij toumbeleki kon spelen. Ten eerste kon iedereen in het dorp dat, en ten tweede is het helemaal niet moeilijk. Je moet natuurlijk wel het ritme kennen, maar dat heb je sowieso nodig, anders kan je niet zingen. En als je eenmaal het ritme kent, dan moet je alleen nog weten waar je precies op het trommelvel moet slaan. Zo simpel is dat alweer. Zeg maar dat Solon Lekkas het gezegd heeft. Volgens Lekkas is die "absorptiemethode" ook de enige manier om muziek te leren. De tekst van een liedje, dat is nog tot daar aan toe. De woorden kan je inderdaad uit het hoofd leren. Maar zingen zelf, dat is iets wat niemand je kan aanleren, vond hij, het is een gevoel dat je overweldigt. Hetzelfde geldt volgens hem voor het dansen: ook dat kan niemand je aanleren, zei hij. Zeker, je kan bij iemand dansles gaan volgen, en dan legt die leraar uit hoe hij vindt dat jij moet dansen. Maar zo werkt dat niet. Hij zou moeten kunnen aanvoelen hoe jij dat zelf aanvoelt, maar dat is onmogelijk, en hij kan je dus ook niet uitleggen hoe je dat gevoel van jou moet veruitwendigen. Dat moet je zelf proberen te ontdekken. En wat Lekkas er niet bij vertelde: dat veruitwendigen is precies wat een goede danser moet kunnen. Wat de amanedes betreft ging hij zelfs nog een stap verder: als je die moet gaan bestuderen, vergeet het dan maar, want dan lukt het je nooit. Je hebt dat in je, of je hebt het niet. En als het er niet inzit, dan kan het er niet uitkomen ook. Bovendien moet je in de juiste stemming zijn, legde hij uit - maar als hij probeerde om dat nader te verklaren, dan moest zelfs hij naar woorden zoeken. "Kijk, als je bijvoorbeeld geen buikpijn hebt, dan kan je ook niet overtuigend wenen", probeerde hij met een grijns. Een amanes is immers in wezen een klaaglied, en dat kan je dus niet zomaar op commando zingen. Toch is het niet nodig dat je écht bedroefd bent, want zelfs dan lukt het soms niet, en omgekeerd kan je ook een goede amanes brengen als je je goed voelt, probeerde hij uit te leggen. Hij had het gemakkelijker om een afknapper te noemen: als de mensen in de zaal onder elkaar beginnen te praten, dan kan je je niet concentreren en dan gaat het gegarandeerd fout. (Het is inderdaad een bekend verschijnsel in Griekenland, en het is overigens niet alleen voor hem een probleem.) Daarom gaf hij de voorkeur aan een klein publiek, want dan is er minder kans dat ze afgeleid raken, vertelde hij, en dan is het ook makkelijker voor hem om in stemming te komen. Het helpt natuurlijk dat hij op het einde nog selectiever was met zijn publiek dan vroeger. Het is ook omwille van die stemming dat hij altijd zijn traditionele kostuum droeg als hij op het podium kwam. Het was dus geen onderdeel van de show of zo, het hielp hem gewoon om de juiste stemming te vinden. De verklaring is eenvoudig. Indertijd droeg iedereen die kleding, en op die manier was ze voor hem onlosmakelijk verbonden met de muziek. Anders gezegd: die oude klederdracht plaatste hem als het ware zelf ook terug naar "de tijd van toen", en dan gaat het veel gemakkelijker, vond hij. De juiste stemming mag dan al een nodige voorwaarde zijn om een indrukwekkend concert neer te kunnen zetten, maar ze is natuurlijk niet voldoende. De rest had hij te danken aan zijn talent, en aan de vakkennis die hij in de loop der jaren vergaard heeft. Daarnaast was er een belangrijke rol weggelegd voor de muzikanten die hem begeleiden. Die behoorden tot de besten die er in Griekenland te vinden zijn, wat het concert uiteraard ten goede kwam. Maar het omgekeerde gold natuurlijk ook: als Solon Lekkas zelf niet zo'n hoog niveau had gehad, dan zou hij het allicht wat moeilijker hebben gehad om muzikanten van dat kaliber te strikken. Het hielp natuurlijk wel dat hij een charismatische figuur was, en het was dus ook gewoon plezierig om samen met hem muziek te maken. Het is dan allicht niet voor niets - maar wel veelbetekenend - dat het doorgaans niet bij een vluchtige kennismaking bleef. De meesten werkten inderdaad vele jaren met hem samen.
De fundamenten daarvoor werden indertijd gelegd in de "Boundroumi", de club in Mytilini die hoger al ter sprake kwam. Van daaruit verscheen hij al snel op het radarscherm van diegenen die ernstig onderzoek doen naar de traditionele muziek. In Griekenland zijn dat vaak zelf ook muzikanten van topniveau, die hun kennis doorgeven aan de jongere generatie. Het TEI (de technische hogeschool) van Arta speelt daarin een belangrijke rol. En inderdaad: rond de eeuwwisseling deden enkele docenten van het TEI een beroep op Solon Lekkas en zijn encyclopedische kennis van de traditie. In 2000 verscheen er een lijvige studie (meer dan 600 bladzijden!) over de muziek van de Egeïsche Zee in de negentiende en twintigste eeuw, en daarin was zowaar een heel onderdeel gewijd aan ... Solon Lekkas . Nog later, in 2011, kwam er een nieuwe cd, maar deze keer was die dan wel professioneel gemaakt. Misschien is het daarom dat, alhoewel de titel "Οι νόμοι του Σόλωνα" behouden bleef, het volgnummer gewoon weggelaten werd. Deze cd is immers wél in de reguliere handel te krijgen, want ze werd uitgegeven door de "Music Corner" in Athene. Ze bevat een uitgebreide toelichting, zowel bij de liedjes als bij de figuur van Solon Lekkas zelf. De meeste van begeleidende muzikanten waren docenten aan het TEI . Daarmee is de cirkel dan rond. Om de traditionele muziek van Lesbos en Klein-Azië te bestuderen was er immers geen betere leermeester denkbaar dan Solon Lekkas . Die kende al de liedjes en hij wist perfect hoe ze indertijd gespeeld en gezongen werden. De beste manier om die kennis "af te tappen" was gewoon om die liedjes samen met hem te spelen. En als Solon dan zo'n muzikant - die technisch veel beter onderlegd was dan hijzelf - terecht wees, dan deed hij tegelijk ook aan kennisoverdracht. De ontvanger kon daar alleen maar blij om zijn. Het is dan geen toeval dat zowel Kyriakos Gouventas als Vangelis Paschalidis - de twee muzikanten die hem in september 2017 vergezelden bij zijn concerten in Brussel, Gent en Leiden - allebei les geven aan het TEI . In september 2014 waren ze er trouwens ook al bij toen hij een paar optredens gaf in Athene (samen met Vasilis Kasouris op laouto ). En van muzikanten gesproken: met zijn carrière, die vele decennia overspant, was Solon Lekkas ook een wandelende encyclopedie als het over de traditionele muzikanten van Lesbos gaat. Hij kende ze allemaal. Als ze de laatste halve eeuw actief geweest zijn, dan heeft hij er waarschijnlijk ooit zelf mee samengewerkt, en anders kende hij ze van horen zeggen. Het was indertijd immers een kleine wereld. De laatste jaren had hij, zoals gezegd, zijn werkterrein uitgebreid naar het buiten(ei)land (Athene, Thessaloniki, Brussel, Gent, Leiden, ...), waar hij begeleid werd door muzikanten die niet uit de traditie van het eiland zelf komen, maar die wel tot de top behoren. Op die manier deinde ook die "encyclopedie" steeds verder uit. Er zijn nu al hoofdstukken over personaliteiten als Dimitris Mystakidis , Apostolos (Tolis) Tsardakas, Kyriakos Gouventas , Andreas Katsigiannis , Vangelis Paschalidis , en vele, vele anderen die met hem samenwerkten. Het laatste hoofdstuk van het boek "Solon Lekkas" werd in september 2020 afgesloten. Toen verloor hij de strijd tegen kanker. Hij was 74 geworden. Hij werd begraven in Kayáni, waar hij de afgelopen jaren had gewoond. Heel muzikaal Griekenland besefte dat er met hem één van de laatste échte traditionele muzikanten was verdwenen. "De laatste volkse bard", blokletterden de kranten. Degenen die hem gekend hadden, wisten ook dat er een goed man was heengegaan. Laatst nagekeken op :
2017-08-03 Laatst bijgewerkt op :
2022-01-16 |
|||||||||||||||
|
||||||||||||||||
|