|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Biografieën van de website over Griekse MuziekManolis FamellosManolis Famellos ( Μανώλης Φάμελλος ) drijft niet alleen de etikettenklevers tot wanhoop, maar ook de journalisten die hem proberen te interviewen. Hij is namelijk zeer gesloten en ontwijkt meestal alle vragen. Hoe gaat hij bijvoorbeeld tewerk bij het schrijven van zijn liedjes? Het is een klassieke vraag, en de meeste singer-songwriters leggen dan uit dat ze eerst de tekst schrijven en dan pas de muziek, of omgekeerd, en waarom soms het ene en soms het andere. Maar bij Famellos wordt dat: "Och, ik begin er gewoon aan, en als ik klaar ben, dan heb ik een nieuw liedje". Tja. Of hij dan tenminste een idee heeft van waar hij naartoe wil? "Nee, helemaal niet, en soms weet ik zelfs niet eens of ik eigenlijk wel aangekomen ben". En nog zo'n klassieke vraag: wat zijn z'n toekomstplannen? "Blijven ademen en verder geen plannen maken". Ten einde raad vroeg een journalist hem dan maar wat hij aan de wereld zou veranderen als dat binnen zijn macht lag. "Alles", was het kordate antwoord, en dan: "behalve datgene wat niet voor verandering vatbaar is, dat zou ik ongemoeid laten". De journalist gaf zich nog altijd niet gewonnen en drong aan: "Geef dan eens een voorbeeld?". "Wel ja", zei Famellos , "toen Hitler indertijd Rusland binnenviel, toen wilde hij ook dingen veranderen. Maar het gevolg was wel dat Stalin Berlijn veroverde, en dat was niet meteen de verandering die Hitler op het oog had. Hij had dat dus beter niet gedaan". Toen had ook die journalist geen vragen meer. Het toppunt is dat hij het op zo'n innemende manier doet dat ze het hem helemaal niet kwalijk nemen. En hij kruidt het allemaal met zijn droge humor, zodat het toch nog een vrij goed artikel oplevert. Meer moet dat niet zijn, vinden de journalisten. En als ze echt niet weten hoe ze het moeten duiden, dan schrijven ze het gewoon toe aan zijn filosofische ingesteldheid - en misschien hebben ze nog gelijk ook. Een andere reden is natuurlijk zijn bescheidenheid. Sommige artiesten zeggen dat de liedjes gewoon bij hen komen opborrelen en dat ze die dan neerschrijven, maar dan zeggen ze tegelijk ook impliciet van zichzelf dat ze talent hebben (anders borrelt er niets). Dus geeft Famellos liever een nietszeggend en ontwijkend antwoord. Dan moet hij ook zijn ziel niet blootleggen, want zoals gezegd is hij erg karig met informatie over zichzelf. Toch zijn er wel wat biografische gegevens bij elkaar te sprokkelen. Manolis Famellos werd in 1968 in Athene geboren, maar het jaar daarop verhuisde het gezin naar Thessaloniki, waar hij ook opgroeide ("in de mate dat ik ooit opgegroeid ben", zegt hij dan). Zijn vader was afkomstig van het zuiden van de Peloponnesos, zijn moeder van het Cycladen-eiland Folégandros. De ene dus uit een zeer conservatief gebied, de andere uit een regio waar de mensen meer extravert zijn. Zijn vader was muzikant en speelde bouzouki . Hij hield vooral van de laïka , terwijl moeder het meer hield bij de traditionele volksmuziek van het eiland. Behalve zijn vader waren er nog een heleboel andere muzikanten in de familie, en ook zijn broers en neven gingen zich al vroeg met muziek bezighouden. Manolis zelf vond dat een beetje "platgetreden paden", en hij brak dus met de familietraditie. Hij volgde wel wat muzieklessen, maar zonder al te veel overtuiging (zegt hij zelf). Hij "bekeerde" zich pas toen hij dertien of veertien was. Toen begon hij ernstig werk te maken van zijn muziekstudies en hij ging in allerlei groepjes spelen. "Eind goed, al goed, dus?", reageerde een journalist toen Famellos dat vele jaren later zo vertelde, toen hij al lang een gevestigde waarde was. "Dat weet ik niet", was het antwoord, "daarvoor zou ik twee parallelle levens moeten hebben, het ene zoals nu, en het andere waarin ik niet in de muziek was gegaan. Pas dan zou ik kunnen vergelijken". In dat ene beschikbare leven zat Famellos nu in elk geval in de muziek, en in 1993 verscheen de eerste plaat van een nieuw opgerichte groep, "Οι Ποδηλάτες" (I Podilates, de Fietsers). Famellos had zelf de teksten en de muziek geschreven, en hij zong ook zelf. Het was met andere woorden zijn eerste plaat als singer-songwriter, en de titel was dan ook gewoon " Manolis Famellos en de Fietsers". Daarna verschenen er nog twee platen van hem en zijn Podilátes, "Στο Πάρκο Των Σκύλων" (Sto parko ton skylon, In het park van de honden) in 1996, en "Μαύρη Αγάπη" (Mavri agapi, Zwarte liefde) in 1998. Tussendoor was er nog een live opname verschenen van een optreden met Yorgos Dalaras in de club "Iera Odo" in Athene. Die behaalde platina, maar dat was natuurlijk vooral dank zij Dalaras . Het belang van de "Podilátes" zat vooral in de manier waarop ze rock en traditionele elementen met elkaar vermengden. Ze gebruikten ook akoestische en elektrische instrumenten naast elkaar. Voor die tijd was dat allemaal nogal ongewoon, of misschien zelfs revolutionair. Het kende toch wel enig succes en het kreeg vooral veel navolging. Toch stopten ze er mee, vlak na hun laatste plaat in 1998. Niet lang daarna, in 1999, verscheen dan het eerste solo album van Manolis Famellos , en dat heette "Kαθώς Μικραίνει η Μέρα" (Kathos mikreni i mera, Als de dag(en) korter worden). Het jaar daarop kwam hij met een vervolg, "Η Ευτυχία Είναι Αυτό” (I eftychia ine afto, Dit is geluk), en deze plaat werd vrij algemeen beschouwd als één van de beste van het hele jaar 2000. Daarmee had hij de eerste aanzet gegeven voor iets wat je "famellika" zou kunnen noemen, een soort kruising tussen endechna , laïka , pop, rock, elektronika, ... kortom, een heel eigen stijl. Er volgden nog een zestal albums in min of meer diezelfde, herkenbare stijl, met als voorlopig hoogtepunt het album “Γύρω απ’ τον ήλιο” (Gyro ap' ton ilio, Rond de zon), dat in 2014 verscheen. In datzelfde jaar maakte hij ook nog een album met de charismatische Amerikaanse zangeres Jessica Kilroy. Zij is niet alleen singer maar zelf ook songwriter, en toch was het deze keer Manolis Famellos die haar de liedjes leverde - compleet met Engelse teksten. Slechts één daarvan had hij niet zelf geschreven, en die was van de bekende Engelse dichter William Leake (1757-1827). Manolis Famellos levert ook korter bij huis. Zijn liedjes zijn te vinden op een hele reeks Griekse albums, onder andere van Yorgos Dalaras , ... Het merkwaardige van de zaak is dat deze liedjes meestal vrij goed aansluiten bij het repertoire van zijn "klant", terwijl zij toch nog het stempel van hun "leverancier" dragen. Op zich is het niet zo raar dat Famellos liedjes schrijft voor andere Grieken. Hij is goed, en het is daar een kleine wereld. Maar een samenwerking met een jonge Amerikaanse? En dan nog iemand die omschreven wordt als de "Emmylou Harris van de 21ste eeuw"? Als je Famellos vraagt hoe de samenwerking met Jessica Kilroy tot stand kwam, dan antwoordt hij gewoon: "Dat vraag ik me ook af". Iedereen met wat minder bescheidenheid zou gewoon vertellen dat het allemaal begon in 2002, toen Mark Eitzel (°1959), de bekende Amerikaanse muzikant, zanger en songwriter, aan een album begon dat "The Ugly American" zou gaan heten. Daarop moesten nieuwe interpretaties komen van liedjes die Eitzel met zijn bekende band "American Music Club" had gebracht. Hij zocht daarvoor nieuwe horizonten op, en zo verzeilde hij in Griekenland. Dat was in 2002 of 2003. Nu was Manolis Famellos in 2000, kort nadat hij solo was gegaan, ook begonnen als producer. Het is niet bekend hoe Mark Eitzel bij Famellos terecht kwam, maar Famellos nam in elk geval de productie van "The Ugly American" voor zijn rekening. Eitzel had eerder al kritiek gekregen van zijn fans omdat hij steeds maar met covers van eerder werk bleef komen, ze wilden liever nieuwe dingen horen. "The Ugly American" was óók een cover, maar hier waren de reacties toch enthousiast én verbaasd tegelijk. Enthousiast, omdat het een heel ander geluid was vanwege de Griekse klanken ( bouzouki , mandoline en zournas ), en verbaasd, omdat de Griekse muzikanten er zo ongelooflijk goed in geslaagd waren om zich naadloos in te passen in de geest en de sfeer van het werk van Eitzel. Kenners van Griekse muziek zullen heel wat minder verbaasd zijn, zeker als ze horen dat Famellos beroep had gedaan op Manolis Karantinis voor de snaren en Manos Achalinotopoulos voor de blaasinstrumenten ... En als producer had hij natuurlijk zelf ook een flinke vinger in de pap gehad. Maar goed, waar blijft Jessica Kilroy dan, vraagt u zich af? Die zat in die tijd nog in de ongerepte wildernis van Montana, een soort cowgirl met een gitaar, weliswaar eerder charmant dan woest, maar in elk geval nog totaal onontdekt. Mark Eitzel van zijn kant had in Griekenland wél een paar dingen ontdekt. Hij was onder meer zwaar onder de indruk geraakt van enkele liedjes van Famellos. Het was zonde dat Amerika die liedjes niet kende, vond hij, en daar moest misschien eens wat aan gedaan worden. De vraag was: hoe pak je dat aan? Hij vond zo meteen geen pasklare oplossing, maar het idee liet hem niet los. Enkele jaren later, in 2005, speelde Jessica Kilroy voor het eerst in het befaamde Bluebird Cafe in Nashville, Tennessee, op uitnodiging van iemand die haar toevallig ergens (aan een kampvuur?) had gehoord. De man wist wat hij deed, want in geen tijd veroverde Jessica eerst het Bluebird Cafe, en vervolgens heel Amerika, en vervolgens de wereld van de wereldmuziek. Haar stem is uniek, schreven de critici, met niemand anders te vergelijken, enzovoorts. Ook Mark Eitzel hoorde haar stem, uiteraard, en hij had meteen ook de oplossing voor zijn probleem: Jessica zou Famellos zingen. Zij had daar de perfecte stem voor. Ze kende dan wel geen Grieks, maar Famellos zei "no problem" en maakte prompt een vertaling van de liedjes waar Eitzel zijn oor op had laten vallen. Het album werd "Flitcraft" gedoopt en het verscheen in januari 2015. Daaruit mag misschien wel afgeleid worden dat Jessica Kilroy al evenzeer onder de indruk was als Eitzel zelf, en de nieuwe plaat werd trouwens uitstekend onthaald door een publiek dat misschien Griekenland niet eens op de kaart kan aanduiden als hen dat gevraagd zou worden. Famellos "weet" dan zogenaamd niet waar de samenwerking vandaan komt, maar hij weet wel waar het naartoe gaat. Min of meer dan toch. Want als je hem vraagt of dit project nog een vervolg krijgt, antwoordt hij: "Zeker, maar dan wel op voorwaarde dat we als een teletijdmachine het heden nog eens overdoen, en dat er dan een andere toekomst uit ontstaat". De lezer mag zelf uitmaken of dat "ja" of "nee" betekent. Vast staat wel dat Manolis Famellos ook nog voor vele andere albums als producer optrad, ook Griekse albums, en dat hij dat ook nog wel een tijdje zal blijven doen. Daarnaast maakte hij ook arrangementen, en ook dat deed hij niet alleen voor de "kleine jongens". Zo maakte hij in 2001 voor Mikis Theodorakis een nieuwe bewerking van diens "Ta Lyrika", meer hedendaags dan het origineel uit 1978. Het jaar daarop werkte hij opnieuw samen met Theodorakis . Toen verzorgde hij de orkestratie voor diens "O Ilios ke o Chronos", dat voor een uitverkocht Irodio gezongen werd door Yannis Kotsiras en Vasilis Papakonstantinou . Manolis Famellos leverde tenslotte ook nog een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Griekse hedendaagse muziek, gewoon door jongere collega's met talent op weg te helpen. Het zijn er heel wat, maar we noemen hier alleen Stathis Drogosis en Panos Gourgiotis . Dat waren namelijk ook de twee collega's die hem in april 2016 vergezelden op een European Tour. Daarbij kwamen ze ook langs in de Lage Landen, en dat was meteen ook de aanleiding om deze biografie te schrijven. Laatst nagekeken op :
2016-04-11 Laatst bijgewerkt op :
2016-04-11 |
|||||||
|
||||||||
|