|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Achtergrondinformatie bij concerten: muziekinstrumentenZournas
De zournás (schalmei) is een blaasinstrument met een trechtervormig uiteinde. Het behoort tot de familie van de hobo (en is dus niet te verwarren met de tzourás, een langhalsluit en dus een snaarinstrument). De zournas was vroeger het meest gebruikte muziekinstrument op het Griekse vasteland en op vele eilanden, tot het zo'n twee eeuwen geleden het veld moest ruimen voor de klarinet .
Zoals gewoonlijk zijn er kleine regionale verschillen in afmeting en benaming. De kleinste, zo'n 20 tot 30 centimeter, vindt men in Roumeli, de grootste, tot 60 centimeter, in Macedonië. In de andere streken van Griekenland is het instrument 30 tot 40 centimeter lang, en daar wordt het meestal karamouza of pípiza genoemd (vgl. Frans: cornemuse). De zournás heeft zeven gaten vooraan en één gat achteraan, ongeveer ter hoogte van het eerste gat vooraan. Behalve deze gaten, die met de vingers bediend worden, zijn er in het onderste deel van het instrument nog 1 tot 10 gaten - het aantal is afhankelijk van de streek - die de klank bepalen. Een zournás wordt uit een harde houtsoort gemaakt. Het meest belangrijke en delicate onderdeel van het instrument is het mondstuk. Dat bestaat uit een stukje riet, met een diameter van 5 tot 9 millimeter en een lengte van 15 tot 25 millimeter, dat aan één kant samengedrukt is en aldus twee tongetjes vormt. Bij het blazen trillen deze tongetjes tegen elkaar en produceren zo de klank. De bouwer van het instrument - meestal de speler zelf - moet niet alleen de juiste rietsoort kiezen, het riet moet ook nog van goede kwaliteit zijn, op het juiste moment van het jaar gesneden worden, afhankelijk van de streek, en daarna goed gedroogd en bewerkt worden. Ondanks dat alles blijft het een kwetsbaar onderdeel. Daarbij komt dat er stevig geblazen moet worden om klank uit een zournas te krijgen. Het rietje krijgt het dan ook flink te verduren en moet om de paar uur vervangen worden. De speler heeft daarom altijd een flinke voorraad bij zich, in een metalen doosje waarin hij in de snikhete zomer een paar boombladeren stopt om de rietjes toch een beetje koel te houden. Om het blazen te vergemakkelijken wordt er onder het rietje een metalen schijfje aangebracht, waartegen de lippen kunnen gedrukt worden. Vroeger werd hiervoor niet zelden een zilveren munt gebruikt waarin een gaatje geboord was. Met zijn doordringende klank is de zournas uitstekend geschikt voor feesten in de open lucht. Het instrument wordt altijd samen gebruikt met de daouli (grote trom). Meestal vormt één zournas en één daouli samen een zigiá (duo), maar soms zijn er ook twee zournades, waarbij de ene, de mástoras of primadóros , dan de hoofdmelodie speelt en de tweede, de bassadóros, de toon aanhoudt. Op grote feesten, waar het hele dorp tegelijk danst - dus honderden dansers - werden vroeger soms ook wel drie tot vier zournades en twee of drie daouli's ingezet. Tegenwoordig plaatst men gewoon wat extra luidspekers. De zournas-speler is, net als zijn collega daouli-speler, meestal een professionele muzikant. Vaak zijn het zigeuners, die van dorp tot dorp trekken. De zournas heeft een lange geschiedenis. Zijn voorouders vinden we al bij Homerus, en ook in de Bijbel en in de Byzantijnse kunst is hij alomtegenwoordig. In zijn huidige vorm vinden we het al vroeg in reisverslagen, bijvoorbeeld in dat van baron de Salignac uit 1604. Ook Lord Byron beschrijft hoe hij in 1809 in Arachova een zournas en een daouli hoorde. Hij is wel niet erg lovend, want hij heeft het over een kakofonie. Maar ja, het was zijn eerste bezoek aan Griekenland, zijn oor was toen waarschijnlijk nog niet gewend aan de niet-westerse toonsoorten. |
||||||||
|
|||||||||
|