|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Biografieën van de website over Griekse MuziekAliki KayaloglouGeschreven naar aanleiding van de jubileumdag van Lychnari in maart 2007 . De Griekse zangeres Aliki Kayaloglou (Αλίκη Καγιαλόγλου) werd in Athene geboren en begon haar carrière in de jaren zeventig na de val van de Kolonels als soliste in het koor van Terpsichori Papastefanou, een koor dat zich vooral op het repertoire van Mikis Theodorakis toelegt. Ze studeerde aan het conservatorium van Athene en werd als kind ook geboeid door de Karagiozis -opvoeringen (schimmentheater) in de buurt. Haar carrière nam begin jaren tachtig een hoge vlucht door haar optredens aan de zijde van Mikis Theodorakis, waardoor zij ook in het buitenland werd opgemerkt. Aliki Kayaloglou trad samen met Maria Farandouri , Petros Pandis en Thanasis Moraïtis naast Theodorakis bijvoorbeeld op in oktober 1986, onder meer in de Koningin Elisabethzaal in Antwerpen. Maar zij houdt het niet alleen bij Theodorakis, ook Manos Hadjidakis is een geliefkoosd componist die door haar veelvuldig wordt vertolkt. De liederen die zij zingt zijn gedichten van grote dichters zoals Sappho, Seferis, Elytis, Ritsos, Kavafis en Gatsos. Maar ook F.G. Lorca en Alexandros Papadiamantis, de kluizenaar uit Skiathos, komen aan bod. Haar recitals worden vaak opgebouwd als een theaterstuk en soms worden liederen afgewisseld met voordracht. Aliki Kayaloglou houdt zelf graag de touwtjes in handen en runt haar eigen platenmaatschappij. Zo kan ze opnemen wat ze zelf graag hoort en is ze van niemand afhankelijk. Naast Griekse muziek houdt zij nog van andere muziek: Spaanse muziek, Joodse muziek, Argentijnse tangomuziek van Astor Piazzolla en veel meer. Misschien heeft dat iets met haar afkomst te maken, want - haar familienaam liet het al raden - de ouders en grootouders van Aliki Kayaloglou stammen af van Klein-Azië. Aliki Kayaloglou raakte gefascineerd door de verschillende culturen en volkeren die destijds in Smyrna, de geboortestad van haar moeder, leefden. Haar vader was afkomstig van Constantinopel. De Turkse naam Cağaloğlu is trouwens de naam van een oude wijk in Istanbul, wereldberoemd door haar hamam (Turks badhuis) die in alle reisgidsen staat en als decor diende voor tal van films. De wijk zou genoemd zijn naar Cağaloğlu Yusuf Sinan Pasha (1545-1605), een hoge Ottomaanse functionaris van Italiaanse afkomst, die er een paleis had laten bouwen. Zijn vader, Visconte de Cigala, was een zeerovende burggraaf uit Genua die met een deel van zijn buit, een beeldschoon Turks meisje, getrouwd was. In 1560 werden vader en zoon gevangen genomen door de Turken. De zoon werd ingelijfd bij de Janitsaren en maakte carrière als Cigala Pasha. In sommige 19de-eeuwse Westerse boeken vinden we hem ook als Jaghal-aghil (zoon van Jaghala), wat een Engelse transcriptie is van met Oosterse keelklanken weergegeven Italiaans. Na de schrifthervorming door Mustafa Kemal in 1928 werd dat dan "gewoon" Cağaloğlu . We weten niet of Aliki Kayaloglou misschien een verre nazaat is van deze Italiaanse Turk, maar ze is in elk geval wel de verpersoonlijking van al die invloeden, van Oost en West, en dat reflecteert zich nu nog in haar werk. Zij treedt met veel succes op in Istanbul, waar zij met open armen ontvangen wordt. Met het min of meer religieus repertoire van haar album "Aliki Kayaloglou leest en zingt Papadiamantis" uit 2004, gedeeltelijk op muziek gezet door de dirigent en componist Alkis Baltas, werd zij door niemand minder dan de oecumenische patriarch en aartsbisschop Bartholomeus van Constantinopel naar Istanbul uitgenodigd. Een ander succesvol optreden vond plaats in juli 2005, toen zij onder meer op het Festival van de Prinseneilanden zong. De Prinseneilanden (in het Turks Kızıl Adalar of Rode Eilanden, zo genoemd omdat er vroeger kopermijnen waren) bestaan uit negen eilanden gelegen in de Zee van Marmara. Ze ontlenen hun prinselijke naam aan bepaalde onfrisse praktijken van nieuw aangestelde Byzantijnse keizers, die de in ongenade gevallen prinsen en prinsessen naar deze eilanden verbanden. Voor alle zekerheid werden die eerst verminkt, zodat ze zeker niet naar Constantinopel zouden terugkeren. Vroeger stond deze archipel ook bekend als de Panadanisia (Priestereilanden), vanwege het grote aantal kloosters die er in de Byzantijnse tijd werden gesticht. Deze archipel was en is nog steeds een smeltkroes van etnische en religieuze groepen: Grieken, Armeniërs, Spaanse joden en rijke Turken hebben er een zomerverblijf. Mustafa Kemal Atatürk maakte van de Anadolu-club op het grootste eiland, Büyükada, een verblijf voor de leden van zijn kabinet en zelfs nu nog wordt het eiland door de Turkse politieke en economische elite druk bezocht. Dochter Eleni lijkt uit hetzelfde hout gesneden te zijn als haar moeder: ze zou in Duitsland aan een carrière als operazangeres begonnen zijn. |
|||||||
|
||||||||
|