De toumbí is een kleinere variant van de daouli , die vooral op de eilanden gebruikt wordt. Net als de daouli bestaat de toumbi uit een ring met een membraan aan beide kanten, maar in tegenstelling tot de daouli wordt hij maar aan één kant bespeeld, hetzij met trommelstokjes hetzij met de hand.
Andere benamingen voor de toumbi zijn toumbáki en toumbanáki .
De toumbí kan op verschillende manieren vastgehouden worden: men kan hem aan de linkerschouder of aan de nek hangen, ofwel onder de oksel klemmen, ofwel al zittend laten rusten op het (linker) dijbeen, of men kan hem met een klein lusje aan de linkerhand vastmaken, even boven de pols.
De toumbi is een ritme-instrument, en men vindt hem dan ook altijd in een "zigiá" (een duo met twee verschillende instrumenten) in combinatie met minstens één ander instrument dat voor de melodie zorgt. Meestal is dat een tsambouna (doedelzak) ofwel een lyra (lier). Ook in een kompania (dus met meer dan twee instrumenten) vind je hem soms, meestal dan in combinatie met viool en luit . In hoge nood, dus als er een geïmproviseerd feestje moet gebouwd worden terwijl er geen andere instrumenten voorhanden zijn, behelpen de eilandbewoners zich dan maar met de toumbi alleen. Maar ook de kinderen die met Kerstmis en Nieuwjaar de kalanda gaan zingen hebben vaak alleen maar een toumbi bij zich.
De toumbi gaat al een tijdje mee. We treffen hem aan in een Byzantijns sprookje uit de 14de of 15de eeuw, en ook op afbeeldingen uit de Byzantijnse tijd is hij te zien.
