|
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Geschiedenis van AlbaniëDe kwestie Noord-EpirusNoord-Epirus (of Zuid-Albanië) na de afscheuring In 1913 werd Noord-Epirus door de Grote Mogendheden bij Albanië gevoegd. (Zie onze Griekse geschiedenis bij de Balkanoorlogen ). Anders dan in de oudheid , was deze afsplitsing van een brok Epirus gebaseerd op een kunstmatig vastgestelde begrenzing en het onbehagen in de Griekse wereld was groot. De Grieken in het gebied verzetten zich en er werd strijd gevoerd, onder leiding van Christákis Zográfos, voor de autonomie van Noord-Epirus. In 1914 krijgen ze die, maar niet voor lang... Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog betekende het einde van die autonomie en opnieuw moest er onderhandeld worden tussen de Grote Mogendheden en Eleftherios Venizelos. In juli 1923 kende het Verdrag van Lausanne Noord-Epirus wederom toe aan Albanië, maar deze regeling werd door de Grieken niet als definitief beschouwd. Het zal niemand verbazen dat tot aan de Osmaanse overheersing door iedereen in Noord-Epirus Grieks werd gesproken. Nadien startte echter een periode van islamisering waarbij ook in Zuid-Albanië een deel van de bevolking zich bekeerde tot de islam. Veel Griekse scholen werden gesloten en de kerken werden vervangen door moskeeën. Dat betekende meteen de aanvang van de dehellenisering van de streek. Begin 1900 waren er nog een tachtigtal Griekse dorpen op het grondgebied, sommige echter met een gemengde Grieks-Albanese bevolking en tweetalig. De samenbindende elementen waren het orthodoxe geloof en de Griekse taal. De mensen leefden er in een soort van historische symbiose. De dorpen hadden nog steeds, zoals overal in Albanië, een gesloten patriarchaal organisatiesysteem, gebaseerd op clans, en er heersten strenge zeden, zoals de bloedwraak. Het was een onvruchtbaar gebied en velen ontwikkelden hun activiteiten langs de kusten van de Ionische en de Adriatische Zee. Maar de onafhankelijkheid van Albanië en het veertig jaar durende isolement tijdens het communistisch regime maakten daar een eind aan. Aanvankelijk emigreerde de bevolking uit de Griekse dorpen, op zoek naar werk, maar ook daar werd paal en perk aan gesteld onder de communisten. De meesten werden, als ze al niet opgenomen werden in het overheidsapparaat, verplicht zich aan de landbouw te wijden. Ook studenten, vrouwen en intellectuelen moesten geregeld landarbeid verrichten. Nadien is deze aanvankelijk onvruchtbare streek vermaard geworden om haar olijfolie en werden er ook peulvruchten geteeld en wijngaarden aangelegd. Onder koning Ahmed Zog werden er nogmaals veel Griekse scholen in Noord-Epirus gesloten. En ook tijdens de communistische dictatuur heerste er een politiek van dehellenisering, maar, indien mogelijk, nog intensiever. Vanaf 1946 vond er een systematische en gestadige vermindering van het aantal Griekse scholen plaats en ook de inhoud van het onderwijs werd aangepakt. De lessen geschiedenis en aardrijkskunde van Griekenland werden geschrapt. Het gebruik van Griekse boeken op de scholen werd verboden en kinderen moesten een Albanese naam krijgen. De assimilatiepolitiek en de onderdrukking van het etnische bewustzijn van de Noord-Epiroten duurde voort, daarbij internationaal geldende regels en verdragen ter bescherming van het onderwijs in de moedertaal negerend. De Grieken van Albanië hadden zich verenigd in de Omónia-partij (wat eendracht betekent). De Omonia-partij nam deel aan de parlementsverkiezingen van 31 maart 1991 en behaalde vijf van de tweehonderdvijftig zetels. Maar in de zomer van 1991 keurde het Albanese parlement een wet goed die de oprichting van partijen op godsdienstige of etnische grondslag verbood. Van toen af waren er geen vertegenwoordigers meer van de Griekse minderheid in het parlement. Toen in 1992 de democratisering op gang kwam werden de rechten van de Noord-Epiroten eigenlijk nog steeds niet erkend. Toenmalig president Ramiz Alia richtte, onder druk van Griekenland en de Raad van Europa, een nieuwe partij op voor alle minderheden samen, de Unie van de Rechten van de Mens, maar daar konden ook Albanezen lid van zijn. Om die reden waren de Grieken met deze halve oplossing eigenlijk niet zo blij. Na de val van het communisme en het opengaan van de grenzen is vrijwel de gehele werkzame bevolking - al dan niet illegaal - geëmigreerd, vooral naar Griekenland. Zij gingen op zoek naar werk en betere economische omstandigheden. Maar er zijn nog achterblijvers en die willen erkenning van de Griekse identiteit én onderwijs in eigen taal, cultuur en geschiedenis. En zij kregen dat. Ondanks de irritatie die zij in Tirana opwekten, kregen Noord-Epirotische leerkrachten bijscholing in Griekenland, gesteund door de Griekse regering. Zij kregen er bijscholing in de Nieuwgriekse taal, geschiedenis, cultuur en tradities van het moderne Griekenland. Niet alleen bij de Griekse minderheid in Zuid-Albanië heerste er onvrede over de annexatie van Noord-Epirus bij Albanië. Ook bij de Epiroten in Griekenland sluimerde een streven naar hereniging en dat irredentisme leeft tot op vandaag nog steeds voort bij sommige (oudere) Grieken van Epirus. Ter illustratie geven we even deze anekdote. Op vakantie in Grieks-Epirus, nog niet zo heel lang geleden, kwamen wij in een kafeneion alwaar een kaart van de streek aan de muur hing. Geïntrigeerd door de Griekse namen van dorpen in Zuid-Albanië, en mede om een gesprek aan te knopen, vragen we of er daar nog veel Grieken wonen. Het antwoord van de oude Epirotische cafébazin spreekt boekdelen. Geschokt antwoordde zij: "Maar meneer, dat ís daar toch Griekenland."
|
|||||||
|
||||||||
|