|
||||||||
|
||||||||
|
||||||||
Al de informatie op deze site is beschermd door het auteursrecht.
|
|
Geschiedenis van AlbaniëEpirusGeschiedenis van (Noord- en Zuid-)Epirus De geschiedenis van Noord-Epirus begint eigenlijk reeds in de klassieke Oudheid, bij koning Pyrrhus in de derde eeuw voor Christus, toen het nog deel uitmaakte van Epirus. De grenzen van het oude Epirus, gelegen in het noordwesten van het huidige Griekenland, waren voortdurend aan schommelingen onderhevig en werden vooral op geografische gronden vastgelegd. Bergketens, rivieren en kustlijnen dienden als natuurlijke afschermingen en zijn het enige houvast waarmee de oude grenzen bij benadering gereconstrueerd kunnen worden. Zeker is dat toen Pyrrhus het rijk als troonopvolger in handen nam, er reeds een deel van het huidige zuidwesten van Albanië in vervat zat. Dit kernland of Klein-Epirus werd door Pyrrhus uitgebouwd tot Groot-Epirus dat in het noorden reikte van gans Zuid-Illyrië (ongeveer ter hoogte van de huidige Albanese kuststad Vlorë) tot aan de Golf van Corinthe in het huidige Griekenland, de eilanden Kerkyra (Corfu) en Lefkada (Lefkas) inbegrepen. Laten we even ingaan op de vroege geschiedenis van Epirus. De naam Ipiros betekent vasteland, en dat was de term waarmee de oorspronkelijke bewoners van het oude Kerkyra, kolonisten uit Corinthe, het tegenoverliggende kustland aanduidden. In de vierde eeuw voor Christus werd het uiteindelijk de eigennaam van het gebied. De streek werd bevolkt door zelfstandige Epirotische stammen. De herkomst van die stammen vormt een twistpunt. In een latere periode werden zij immers als " barbaroi "(barbaren) omschreven door de zuidelijke Hellenen die zichzelf en hun cultuur als meerwaardig beschouwden. Sommigen leidden daar nadien uit af dat de Epirotische stammen geen Griekse afkomst hadden. Een meer plausibele verklaring is echter dat zij met de term " barbaroi " werden omschreven omwille van hun primitieve beschavingsniveau. De aanhangers van die theorie beweren dan dat het echte Grieken zijn, en wel met een Dorische herkomst. De stammen in het huidige Zuid-Albanië waren van Illyrische oorsprong. Het centrum van Epirus werd bewoond door de Molossiërs en vanaf het einde van de vijfde eeuw voor Christus kreeg Molossis steeds meer de bovenhand over de andere Epirotische stammen. In de vierde eeuw voor Christus, tenslotte, gingen de Epirotische stammen zich in federatief verband verenigen en aanvaardden de suprematie van het Molossiche koningshuis. De grootste, hoewel niet de eerste, koning van Epirus werd aldus Pyrrhus, die wel eens vergeleken wordt met Alexander de Grote van Macedonië. Pyrrhus, geboren in 319 voor Christus, heeft zijn kinderjaren in ballingschap in Illyrië doorgebracht, aan het hof van de Taulantische koning Glaucias. Als twaalfjarige keerde hij terug naar Epirus om het rijk van het Macedonische juk af te schudden, maar werd op zeventienjarige leeftijd opnieuw verbannen. Tijdens die tweede ballingschap, verbleef Pyrrhus aan het verfijnde hof van Alexandrië ter vervolmaking van zijn vorming. In het voorjaar van 297 voor Christus keerde hij voorgoed naar Epirus terug en werd hersteld op de voorvaderlijke troon. Epirus was een onherbergzaam berggebied en verkeerde in een primitieve toestand. De politieke organisatie aldaar bestond uit stamstaten, daar waar elders in (Zuid-)Griekenland de stadstaten hun opgang maakten. Het koninkrijk had een patriarchale instelling en de veeteelt was het belangrijkste middel van bestaan. Pyrrhus heeft tijdens zijn koningschap niet alleen de expansie van het grondgebied bewerkstelligd, maar heeft ook tot de ontwikkeling van Epirus bijgedragen. Zo bracht hij zijn hofhouding op hoger plan, werkte aan de kwaliteit van de veestapel en bevorderde er naar vermogen de stadscultuur. Hij liet Epirus na als een sterke, zelfstandige natie. De glorietijd van Groot-Epirus eindigde jammer genoeg met de dood van Pyrrhus in 272 voor Christus. Een in deze context misschien niet onbelangrijk detail is dat Pyrrhus polygaam was en dat twee van zijn vier vrouwen van Illyrische oorsprong waren. Sarakatsanen: Hier willen wij terloops even uitweiden over de Sarakatsanen. De Sarakatsanen zijn een van oorsprong (semi-)nomadisch herdersvolk dat in Griekenland vooral om en rond de bergketens van het vasteland leeft, voornamelijk in Epirus, waar zij overigens hun oorsprong claimen. Dit volk zou teruggaan op de oude Grieken. En, toegegeven, er zijn nogal wat parallellen tussen hun traditionele levenswijze en die van de oude Epiroten. Dit herdersvolk leeft - uiteraard - van de veeteelt, vooral schapen, maar zij bezitten ook paarden en in mindere mate andere lastdieren en heel soms een aantal geiten. Net als de oude Epiroten migreren zij in het voorjaar met hun kudden naar de in de hoogvlakten gelegen zomerweiden. Dit gaat, evenals in de derde eeuw voor Christus, gepaard met een feest; het werd immers steeds als een thuiskomst ervaren. De Sarakatsanen hebben ook zeer strenge zeden en gebruiken en er bestaan geen "gemengde" huwelijken, zij trouwen uitsluitend onderling. Daardoor verzekerden zij door de eeuwen heen de zuiverheid van hun ras. Op geregelde tijdstippen kwamen de stamhoofden bijeen om het politieke, sociale en economische leven te regelen, en ook in de tijd vóór Pyrrhus bestond er in Epirus iets gelijkaardigs. Tegenwoordig zijn de Sarakatsáni gesetteld, in hoofdzaak onder dwang van de overheid. Hun migraties naar de zomerweiden worden tegenwoordig per vrachtwagen verricht, maar nog steeds wordt er dan uitgebreid feestgevierd en komen famielieleden na een lange winter eindelijk opnieuw bijeen. Vroeger, in de Turkse tijd, ging dat te voet, en ze keken daarbij niet op een kilometertje meer of minder: je kon hun hutten tegenkomen tot aan de muren van Constantinopel/Istanbul. Na de Eerste Wereldoorlog en het Verdrag van Lausanne doken er plotsklaps met prikkeldraad uitgeruste grenzen op, die "hun" gebied in stukken deelden, en hun bewegingsvrijheid aan banden legden. Vandaag leven er Sarakatsanen verspreid over Griekenland (vooral het noorden), maar ook in Albanië, Turkije, Bulgarije en ex-Joegoslavië. Nog steeds spreken zij in al die landen hun eigen taal, het Grieks, zijn zij christelijk-orthodox gebleven, en proberen zij angstvallig zo veel mogelijk hun eigenheid te bewaren. Ook dit volk maakt, zoals de eerder genoemde Arvanieten, aanspraak op het feit een cruciale rol te hebben gespeeld in de opstand tegen de Ottomaanse bezetter. Zo zouden bijvoorbeeld de Kleften (vrijheidsstrijders) Katsandónis en Yorgos Karaïskakis Sarakatsanen geweest zijn. In ieder geval zouden zij zich, mede dankzij hun locatie - een woest berglandschap - nooit onderworpen hebben aan wie ook. En volgens sommige bronnen is deze vlucht voor de Turken juist de aanzet geweest tot het opbouwen van hun nomadisch bestaan. Het woord Sarakatsáni zou van het Turks " Kara kaçan" komen, wat "zwarte, ongelukkige vluchteling" zou betekenen. De Sarakatsani dragen inderdaad zwarte capes van geiten- of schapenvacht vervaardigd. Niet onbelangrijk is misschien het feit dat de Sarakatsanen vaak verward worden met een ander van oorsprong nomadisch volk op de Balkan, de Vlachen of Aromoenen (of Aroemenen) , die eigenlijk een totaal andere etnische afkomst hebben. Ook taalkundig zijn er verschillen. De Vlachen zijn tweetalig en spreken, naast het Grieks, onder elkaar Vlachisch (Aromoens met hier en daar Oud-Griekse woorden). Rigas Fereos, die mee het pad geëffend heeft voor de Griekse onafhankelijkheidsstrijd , zou een Vlach geweest zijn. Ook in Albanië wonen er Vlachen. De Grieken hebben zelfs een speciaal woord bedacht om de Vlachen uit Noord-Epirus en het noordwesten van Griekenland aan te duiden, Arvanitóvlachos , wat eigenlijk een samentrekking is van Arvaniet en Vlach. Deze laatsten zouden ook het Albanees machtig zijn (of het Arvanitisch, de mondeling overgeleverde taal van de Arvanieten en een dialect van het Albanees), en bijgevolg drietalig zijn.
|
|||||||
|
||||||||
|