Gaida
Home Nieuws Agenda MaandOverzicht Praktisch Achtergrond
Links Biografie Geschiedenis Instrumenten

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Tsambouna

Volgende pagina
Klarino


Achtergrondinformatie bij concerten: muziekinstrumenten

Gaida

Gaida
Met toestemming overgenomen uit
Greek Popular Musical Instruments
F. Anoyanakis, 960-204-004-1,
( melissabooks.com ) © Publishing House MELISSA 1991
Gaida uit Thracië, gebouwd rond 1960, ong. 60 cm

In de Griekse volksmuziek worden twee soorten doedelzak gebruikt. Op de eilanden vinden we de tsámbouna, die we op een andere pagina bespreken. Op het Griekse vasteland wordt de andere variant, de gaïda , gebruikt, tegenwoordig nog vooral in Macedonië en Thracië.

Klankfragment: Gaida
© Friends of Music Society, Athens
(used with permission) 
Beluister dit instrument

De twee soorten zijn gemakkelijk van elkaar te onderscheiden aan de hand van het aantal pijpen: de tsambouna heeft er slechts één, de gaïda twee. De gaida is ook wat groter.

Niet dat het onderscheid van levensbelang is, want de Pontiërs en de bewoners van Sifnos en Kithnos noemen "hun" doedelzak ook gaïda, daar waar het in feite om een tsambouna gaat. En voor wie nog mee is: de eigenlijke naam voor de Pontische doedelzak is touloum . Het Turkse woord "tulum" betekent "zak van dierenvel, gebruikt voor opslag van olie, kaas en dergelijke" .

Net als de tsambouna wordt een gaida nagenoeg altijd door de speler zelf gemaakt uit een geitenvel. Vroeger gebruikte men soms ook een ezelsvel, omdat dit groter en sterker is dan een geitenvel. Het vel wordt op dezelfde manier geprepareerd en geschoren als bij de tsambouna . Het mondstuk met de terugslagklep komt in de nekopening, terwijl de twee pijpen in de "poten" bevestigd worden. In tegenstelling tot de tsambouna worden de pijpen niet rechtstreeks aan het vel bevestigd, maar wel met een tussenstuk uit hout of hoorn. In het stuk dat zich binnenin bevindt is een tongetje gesneden, net als bij de mandoura .

De langste van de twee pijpen is 50 tot 70 centimeter lang en bestaat gewoonlijk uit drie stukken. Deze pijp, de baspijp of bourdonpijp, heeft geen gaten en produceert een vaste toon. Ze wordt tijdens het spelen gewoonlijk naar boven gericht, bijvoorbeeld door ze op de schouder te laten rusten. (Een Schotse doedelzak heeft drie van dergelijke pijpen.)

De kortste pijp, de melodiepijp, is ongeveer 20 centimeter lang en heeft gewoonlijk zes of zeven gaten met verschillende diameter vooraan en één gat achteraan, die de speler met zijn vingers sluit of opent om de melodie te spelen. Soms worden er nog extra gaten aangebracht om de klank te veranderen. De speler laat ze open of maakt ze dicht met was.

De gaida is - net als de tsambouna - in de eerste of tweede eeuw na Christus uit Azië naar Griekenland gekomen. Andere bronnen zeggen dat het instrument al vóór onze tijdrekening bekend was in de Griekse en Romeinse wereld, en noemen keizer Nero als eerste bekende doedelzakspeler. Hoe dan ook, zowel gaida als tsambouna zijn te zien op verschillende Byzantijnse fresco's.

Boerendans - schilderij van Pieter Breugel
Source: The Yorck Project
"Boerendans" door Pieter Breugel

Ook in onze gewesten is de doedelzak geen onbekende. Hij duikt voor het eerst op in teksten uit de 13de eeuw. Op zijn hoogtepunt, in de 16de eeuw, was er geen kermis of bruiloft denkbaar zonder doedelzak. Getuige daarvan is o.m. het schilderij "Boerendans" van Pieter Breugel de Oude (ca. 1525-1569). Ook in zijn beter bekende "Boerenbruiloft" is een doedelzakspeler te zien.

In de 18de eeuw werd de doedelzak ook bij ons verdrongen door de viool. De laatste spelers hielden het nog uit tot omstreeks de Eerste Wereldoorlog, maar dan was het gedaan. Niet definitief, want rond 1970 werd het letterlijk en figuurlijk nieuw leven ingeblazen.

 

Inhoudsopgave

Vorige pagina
Tsambouna

Volgende pagina
Klarino

Valid XHTML 1.0 Strict!

[Home]  [Nieuws]  [Agenda]  [Overzicht]  [Praktisch]  [Achtergrond]

Please contact our Webmaster with questions or comments.